Aardrijkskunde
Hoofdstuk 3: platentektoniek
Platen bewegen uit elkaar
De vorming van oceanen
Divergerende convectiestromingen zorgen in de asthenosfeer voor obductie: de
lithosfeerplaat wordt omhooggeduwd en zal geleidelijk aan door de rekspanning scheuren.
Waar deze divergerende convectiestroom de lithosfeer raakt, ontstaan hot spots. Door
meerdere hot spots waarvan riftarmen met elkaar vergroeien kunnen grote
continentenmassa’s scheuren en in stukken breken.
Via deze zwakke plaatsen → magma naar
aardoppervlak → magma/lava stolt → nieuwe
aardplaat vormen (constructief). De lithosfeerplaten
zullen door divergerende convectiestroom uit elkaar
bewegen ➔ divergerende plaatranden. Hierbij
ontstaan eerst slenken = smalle, langgerekte
verzakkingen v/d aardplaat → bewegen omlaag langs
evenwijdige breuken i/d lithosfeer. Slenken met water
gevuld? → slenkmeren. Scheuren i/d lithosfeer → zee
kan zeewater aan de slenkmeren bereiken. ➔ allebei
de delen v/h in 2 gesplitste continent worden verder
van elkaar weggetrokken (divergerende
convectiestroom) en weggeduwd (rugduwkracht).
Wanneer de continentmassa’s nog verder van elkaar
komen te liggen, spreken we van een zee, later van een oceaan. (a = obductie, b =
slenkvorming, c = oceaanvorming)
Voorbeelden: Rjin-Rhôneslenk: opgevuld met sedimenten,
Atlantische Oceaan: 135 miln. Jaar geleden vormde de
Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse Plaat 1 geheel, Oost-
Afrikaans slenkengebied, Rode Zee
, Soms 3 armen van de riftster tegelijk actief → drie platen ontstaan, die van
elkaar worden gescheiden. Bv: Afardriehoek in Eritrea
Slenk- en oceaanvorming:
I/h midden v/d Atlantische Oceaan is de
werking van opwaartse convectiestromen
nog steeds merkbaar door het voorkomen
van een bergketen van onderzeese
vulkanen: de Midden-Atlantische Rug. Op
enkele plaatsen: stroming zo sterk dat de
Midden-Atlantische rug boven het zeewater
uitsteekt. IJsland = bekende voorbeeld.
Hoofdstuk 3: platentektoniek
Platen bewegen uit elkaar
De vorming van oceanen
Divergerende convectiestromingen zorgen in de asthenosfeer voor obductie: de
lithosfeerplaat wordt omhooggeduwd en zal geleidelijk aan door de rekspanning scheuren.
Waar deze divergerende convectiestroom de lithosfeer raakt, ontstaan hot spots. Door
meerdere hot spots waarvan riftarmen met elkaar vergroeien kunnen grote
continentenmassa’s scheuren en in stukken breken.
Via deze zwakke plaatsen → magma naar
aardoppervlak → magma/lava stolt → nieuwe
aardplaat vormen (constructief). De lithosfeerplaten
zullen door divergerende convectiestroom uit elkaar
bewegen ➔ divergerende plaatranden. Hierbij
ontstaan eerst slenken = smalle, langgerekte
verzakkingen v/d aardplaat → bewegen omlaag langs
evenwijdige breuken i/d lithosfeer. Slenken met water
gevuld? → slenkmeren. Scheuren i/d lithosfeer → zee
kan zeewater aan de slenkmeren bereiken. ➔ allebei
de delen v/h in 2 gesplitste continent worden verder
van elkaar weggetrokken (divergerende
convectiestroom) en weggeduwd (rugduwkracht).
Wanneer de continentmassa’s nog verder van elkaar
komen te liggen, spreken we van een zee, later van een oceaan. (a = obductie, b =
slenkvorming, c = oceaanvorming)
Voorbeelden: Rjin-Rhôneslenk: opgevuld met sedimenten,
Atlantische Oceaan: 135 miln. Jaar geleden vormde de
Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse Plaat 1 geheel, Oost-
Afrikaans slenkengebied, Rode Zee
, Soms 3 armen van de riftster tegelijk actief → drie platen ontstaan, die van
elkaar worden gescheiden. Bv: Afardriehoek in Eritrea
Slenk- en oceaanvorming:
I/h midden v/d Atlantische Oceaan is de
werking van opwaartse convectiestromen
nog steeds merkbaar door het voorkomen
van een bergketen van onderzeese
vulkanen: de Midden-Atlantische Rug. Op
enkele plaatsen: stroming zo sterk dat de
Midden-Atlantische rug boven het zeewater
uitsteekt. IJsland = bekende voorbeeld.