College 1
Introductie
Wat is diagnostiek?
● Handelings- en veranderingsgericht bezig
● Classificeren, verklaren, beschrijven
● Doelgericht werken → advies geven en/of behandelplan opstellen
● Vaststellen op grond van verschijnselen
● Psychodiagnostiek legt nadruk op individu; orthopedagogiek gaat uit van
handelingsgerichte diagnostiek
● Informatie verzamelen zodat coherent beeld gevormd van worden van cliënt en diens
situatie; kijken naar context
Diagnostiek als leer (COTAN en NVO-richtlijnen)
● Theorieën en concepten
● Meetinstrumenten
● Testleer
● Diagnostisch proces
Theorieën en concepten
● Je werkt vanuit theorieën over individuele verschillen tussen personen en
omgevingen en over de ontwikkeling van personen
● Centrale begrippen → eigenschappen, kenmerken, gedragingen, belevingen,
ontwikkeling, individu, omgeving
● Geven kader om te kijken naar een persoon en diens omgeving en een basis voor
het ontwikkelen van meetinstrumenten
Meetinstrumenten
● (Kennis over) middelen nodig om iets te weten te komen over een persoon en/of
diens omgeving
- Observatietechnieken, vragenlijsten, interviews, testen
● Centrale begrippen → items, vragen, opdrachten, observatiecategorieën,
schaalconstructie
● Middelen om kenmerken of gedragingen van een persoon weer te geven in een
getal en te kunnen interpreteren, zodat we een diagnose kunnen stellen
Testleer
● Om het juiste instrument te kiezen hebben we kennis nodig van psychometrie, de
leer van het meten
- Omvat statistische en methodologische kennis voor keuze van instrumenten
en interpretatie van scores
● Pas als we iets weten over de verdeling van kenmerken in een populatie en hoe we
die kunnen vaststellen van één persoon kunnen we aangeven of de score van die
persoon afwijkend of problematisch is
● Centrale begrippen → betrouwbaarheid, validiteit
,Diagnostisch proces
● Normatieve modellen of procedures die voorschrijven welke stappen in welke
volgorde moeten worden genomen
● Centrale begrippen → regulatieve cyclus, empirische cyclus, NVO richtlijnen
● Volgen van vaststaande procedure, die navigeerbaar is voor cliënten en collega’s
Diagnostisch proces is paraplu → kennis nodig van theorie, instrumenten, psychometrie
● Onpartijdige gesprekspartner met kennis van zaken
● Diagnostisch onderzoek doen en hulp bieden
● Professionele relatie aangaan en aansluiten bij de cliënt
Typen diagnostiek
1. Hoe ervaren alle betrokkenen het gedrag van het kind?
2. Wat is er aan de hand met het kind? Waaruit bestaat het probleem?
3. Waarom zijn deze problemen met dit kind er nu? Hoe komt het? Wat zijn de
oorzaken van de problematische situatie?
4. Wat is de meest geschikte behandeling of plaatsing gezien het kind en diens
situatie?
5. Wat kan er gedaan worden om de problemen te verminderen of te doen verdwijnen?
6. Heeft de geadviseerde behandeling het verwachte en gewenste effect opgeleverd?
Zijn de problemen verminderd of verdwenen?
Verhelderende diagnostiek (type 1)
● Voorafgaand aan de diagnostiek; breed
● Ordenen van klachten en hulpvragen
● Oppervlakkige informatie over een breed scala aan onderwerpen verzamelen
● Geen antwoord of beslissing
Onderkennende diagnostiek (type 2)
● Beschrijvende of karakteriserende diagnostiek
● Objectieve beschrijving van het probleem; classificatie; niveaubepaling
● Inzoomen op bepaalde type problematiek
● Classificeren lijkt verklarende diagnostiek, maar dat is het niet
- Bekijken of bij cliënt een bepaalde groep gedragingen/symptomen aanwezig
is en daar een naam aan geven; niet beredeneren vanuit classificatie zelf (de
stoornis vormt geen verklaring voor het gedrag, het gedrag wordt slechts
overkoepelend bij de naam van de stoornis genoemd)
Verklarende diagnostiek (type 3)
● Problematiek is helder (onderkenning) → nu kijken naar hoe het komt dat bepaald
probleemgedrag voorkomt, zodat de problematiek begrepen wordt en
aanknopingspunten geeft voor de behandeling
● Onderzoeken van condities of factoren die problemen veroorzaken of in stand
houden
● Wetenschappelijke/parate kennis is essentieel om te bepalen welke
condities/factoren relevant zijn
● Nadenken over functie van gedrag, antecedenten en/of consequenten
,Indicerende diagnostiek, enge zin (type 4)
● Nagaan of een bepaald type behandeling of plaatsing geschikt is voor een kind, of
die voldoet aan de toelatingscriteria en er geen contra-indicaties aanwezig zijn
● Twee typen
- Plaatsing → toewijzen aan de meest geschikte behandeling; kiezen uit
alternatieven
- Selectie → bepalen van geschiktheid voor bijvoorbeeld een opleiding; ja of
nee
(Be)handelingsgerichte diagnostiek; indicerende diagnostiek in ruime zin (type 5)
● Hulpverlening plannen en de kans van slagen van een bepaalde interventie
inschatten
- Behandelingsplanning
- Taxatie veranderbaarheid
● Beoordelen wat kind, ouders en leerkracht nodig hebben om de problematiek te doen
verminderen
- Welke doelen staan centraal?
- Welke aanpak is nodig om die doelen te bereiken?
Evaluatieve diagnostiek (type 6)
● Vindt plaats na een tijdje nadat de plaatsing of behandeling is geïndiceerd
● Herhalingsonderzoek
● Te weten komen of het advies het gewenste effect heeft gehad
● Omvat ook monitoring tijdens of na de behandeling; wordt/is de interventie
uitgevoerd zoals bedoeld?
College 2
Introductie
Typen diagnostiek
● Onderkennende diagnostiek → probleembeschrijving (aard en ernst, objectieve
beschrijving) / niveaubepaling cq screening/classificatie (‘’wat is het probleem?’’)
● Verklarende diagnostiek → probleemoplossing / advisering (‘’waarom is dit probleem
er?’’)
● Indicerende diagnostiek in enge zin → plaatsing/selectie
● Handelingsgerichte diagnostiek (indicerend in ruimere zin) → behandelingsplanning /
invulling begeleiding / taxatie veranderbaarheid / (brede) hulpvragen
● Evaluatieve diagnostiek → tussentijdse bijstelling / effectbepaling
Typen diagnostiek in Verschueren & Koomen, chronologische volgorde stapsgewijs
● (Preventieve) screening (niveaubepaling)
● Verheldering (ordening van klachten dmv doorvragen en concretiseren)
● Onderkenning (objectieve probleembeschrijving, niveaubepaling, classificatie)
● Verklaring (samenhangend beeld, kijken naar factoren die rol spelen, oorzaak zijn of
effecten hebben)
● Indicerend in enge zin (plaatsing, selectie)
, ● Begeleidingsgericht (invulling en veranderbaarheid)
● Evaluatie (bijstelling, effectbepaling)
Aandachtspunten
● In theorie is er sprake van een chronologische volgorde in diagnostiek, maar in de
praktijk kan de volgorde verschillen
● De vraagstelling (of combinatie van vraagstellingen) stuurt het type diagnostiek; de
procedure en stappen die daarna genomen worden, zijn daarvan afhankelijk
Empirische cyclus (onderdeel van diagnostisch proces naast de regulatieve cyclus)
● Wetenschappelijke werkwijze en wetenschappelijk denken
● In elke fase van diagnostisch proces bezig met opstellen en toetsen van hypothesen
● Diagnostisch proces wordt transparant, controleerbaar en herhaalbaar →
kwaliteitsbewaking
- Stappen in diagnostisch proces (onderzoek) worden geleid door theoretische
kennis en expliciete methode
- Diagnosticus volgt vaststaande procedure die navolgbaar is
● Uitkomst van diagnostisch onderzoek is geen keihard feit maar een geconstrueerd
gegeven
- De conclusie is wel te volgen en te controleren (logisch en navolgbaar)
Valkuilen
● Goede hulpverlening vereist kwalitatieve diagnostiek omdat het risico bestaat dat de
problematiek wordt benaderd vanuit eigen referentiekader van de diagnosticus
- Risico is oordeelsfouten en minder adequate interventies
- Beveiliging is systematisch te werk gaan tijdens diagnostisch proces
Stappen empirische cyclus
● Observatie → verzamelen van gegevens in de werkelijkheid
● Inductie (generaliseren, van bijzonder naar algemeen) → formuleren van hypotheses
op basis van waarnemingen, losse waarnemingen ordenen en categoriseren
(classificeren)
● Deductie (van algemeen naar bijzonder) → afleiden van toetsbare voorspellingen uit
hypotheses
● Operationalisering → adequate onderzoeksmiddelen kiezen en toetscriteria
formuleren; als er een bepaalde score uit een test komt, dan is dat een indicatie voor
x of y
● Toetsing → nieuwe gegevens verzamelen en toetsen
● Evaluatie → worden hypotheses aangenomen?
Balansmodel
● Zoekt naar risico- en beschermingsfactoren
● Draagkracht en draaglast
● Micro- meso- en macrosysteem
● Helpt om zicht te krijgen van klachten en problematiek cliënt en diens systeem
Introductie
Wat is diagnostiek?
● Handelings- en veranderingsgericht bezig
● Classificeren, verklaren, beschrijven
● Doelgericht werken → advies geven en/of behandelplan opstellen
● Vaststellen op grond van verschijnselen
● Psychodiagnostiek legt nadruk op individu; orthopedagogiek gaat uit van
handelingsgerichte diagnostiek
● Informatie verzamelen zodat coherent beeld gevormd van worden van cliënt en diens
situatie; kijken naar context
Diagnostiek als leer (COTAN en NVO-richtlijnen)
● Theorieën en concepten
● Meetinstrumenten
● Testleer
● Diagnostisch proces
Theorieën en concepten
● Je werkt vanuit theorieën over individuele verschillen tussen personen en
omgevingen en over de ontwikkeling van personen
● Centrale begrippen → eigenschappen, kenmerken, gedragingen, belevingen,
ontwikkeling, individu, omgeving
● Geven kader om te kijken naar een persoon en diens omgeving en een basis voor
het ontwikkelen van meetinstrumenten
Meetinstrumenten
● (Kennis over) middelen nodig om iets te weten te komen over een persoon en/of
diens omgeving
- Observatietechnieken, vragenlijsten, interviews, testen
● Centrale begrippen → items, vragen, opdrachten, observatiecategorieën,
schaalconstructie
● Middelen om kenmerken of gedragingen van een persoon weer te geven in een
getal en te kunnen interpreteren, zodat we een diagnose kunnen stellen
Testleer
● Om het juiste instrument te kiezen hebben we kennis nodig van psychometrie, de
leer van het meten
- Omvat statistische en methodologische kennis voor keuze van instrumenten
en interpretatie van scores
● Pas als we iets weten over de verdeling van kenmerken in een populatie en hoe we
die kunnen vaststellen van één persoon kunnen we aangeven of de score van die
persoon afwijkend of problematisch is
● Centrale begrippen → betrouwbaarheid, validiteit
,Diagnostisch proces
● Normatieve modellen of procedures die voorschrijven welke stappen in welke
volgorde moeten worden genomen
● Centrale begrippen → regulatieve cyclus, empirische cyclus, NVO richtlijnen
● Volgen van vaststaande procedure, die navigeerbaar is voor cliënten en collega’s
Diagnostisch proces is paraplu → kennis nodig van theorie, instrumenten, psychometrie
● Onpartijdige gesprekspartner met kennis van zaken
● Diagnostisch onderzoek doen en hulp bieden
● Professionele relatie aangaan en aansluiten bij de cliënt
Typen diagnostiek
1. Hoe ervaren alle betrokkenen het gedrag van het kind?
2. Wat is er aan de hand met het kind? Waaruit bestaat het probleem?
3. Waarom zijn deze problemen met dit kind er nu? Hoe komt het? Wat zijn de
oorzaken van de problematische situatie?
4. Wat is de meest geschikte behandeling of plaatsing gezien het kind en diens
situatie?
5. Wat kan er gedaan worden om de problemen te verminderen of te doen verdwijnen?
6. Heeft de geadviseerde behandeling het verwachte en gewenste effect opgeleverd?
Zijn de problemen verminderd of verdwenen?
Verhelderende diagnostiek (type 1)
● Voorafgaand aan de diagnostiek; breed
● Ordenen van klachten en hulpvragen
● Oppervlakkige informatie over een breed scala aan onderwerpen verzamelen
● Geen antwoord of beslissing
Onderkennende diagnostiek (type 2)
● Beschrijvende of karakteriserende diagnostiek
● Objectieve beschrijving van het probleem; classificatie; niveaubepaling
● Inzoomen op bepaalde type problematiek
● Classificeren lijkt verklarende diagnostiek, maar dat is het niet
- Bekijken of bij cliënt een bepaalde groep gedragingen/symptomen aanwezig
is en daar een naam aan geven; niet beredeneren vanuit classificatie zelf (de
stoornis vormt geen verklaring voor het gedrag, het gedrag wordt slechts
overkoepelend bij de naam van de stoornis genoemd)
Verklarende diagnostiek (type 3)
● Problematiek is helder (onderkenning) → nu kijken naar hoe het komt dat bepaald
probleemgedrag voorkomt, zodat de problematiek begrepen wordt en
aanknopingspunten geeft voor de behandeling
● Onderzoeken van condities of factoren die problemen veroorzaken of in stand
houden
● Wetenschappelijke/parate kennis is essentieel om te bepalen welke
condities/factoren relevant zijn
● Nadenken over functie van gedrag, antecedenten en/of consequenten
,Indicerende diagnostiek, enge zin (type 4)
● Nagaan of een bepaald type behandeling of plaatsing geschikt is voor een kind, of
die voldoet aan de toelatingscriteria en er geen contra-indicaties aanwezig zijn
● Twee typen
- Plaatsing → toewijzen aan de meest geschikte behandeling; kiezen uit
alternatieven
- Selectie → bepalen van geschiktheid voor bijvoorbeeld een opleiding; ja of
nee
(Be)handelingsgerichte diagnostiek; indicerende diagnostiek in ruime zin (type 5)
● Hulpverlening plannen en de kans van slagen van een bepaalde interventie
inschatten
- Behandelingsplanning
- Taxatie veranderbaarheid
● Beoordelen wat kind, ouders en leerkracht nodig hebben om de problematiek te doen
verminderen
- Welke doelen staan centraal?
- Welke aanpak is nodig om die doelen te bereiken?
Evaluatieve diagnostiek (type 6)
● Vindt plaats na een tijdje nadat de plaatsing of behandeling is geïndiceerd
● Herhalingsonderzoek
● Te weten komen of het advies het gewenste effect heeft gehad
● Omvat ook monitoring tijdens of na de behandeling; wordt/is de interventie
uitgevoerd zoals bedoeld?
College 2
Introductie
Typen diagnostiek
● Onderkennende diagnostiek → probleembeschrijving (aard en ernst, objectieve
beschrijving) / niveaubepaling cq screening/classificatie (‘’wat is het probleem?’’)
● Verklarende diagnostiek → probleemoplossing / advisering (‘’waarom is dit probleem
er?’’)
● Indicerende diagnostiek in enge zin → plaatsing/selectie
● Handelingsgerichte diagnostiek (indicerend in ruimere zin) → behandelingsplanning /
invulling begeleiding / taxatie veranderbaarheid / (brede) hulpvragen
● Evaluatieve diagnostiek → tussentijdse bijstelling / effectbepaling
Typen diagnostiek in Verschueren & Koomen, chronologische volgorde stapsgewijs
● (Preventieve) screening (niveaubepaling)
● Verheldering (ordening van klachten dmv doorvragen en concretiseren)
● Onderkenning (objectieve probleembeschrijving, niveaubepaling, classificatie)
● Verklaring (samenhangend beeld, kijken naar factoren die rol spelen, oorzaak zijn of
effecten hebben)
● Indicerend in enge zin (plaatsing, selectie)
, ● Begeleidingsgericht (invulling en veranderbaarheid)
● Evaluatie (bijstelling, effectbepaling)
Aandachtspunten
● In theorie is er sprake van een chronologische volgorde in diagnostiek, maar in de
praktijk kan de volgorde verschillen
● De vraagstelling (of combinatie van vraagstellingen) stuurt het type diagnostiek; de
procedure en stappen die daarna genomen worden, zijn daarvan afhankelijk
Empirische cyclus (onderdeel van diagnostisch proces naast de regulatieve cyclus)
● Wetenschappelijke werkwijze en wetenschappelijk denken
● In elke fase van diagnostisch proces bezig met opstellen en toetsen van hypothesen
● Diagnostisch proces wordt transparant, controleerbaar en herhaalbaar →
kwaliteitsbewaking
- Stappen in diagnostisch proces (onderzoek) worden geleid door theoretische
kennis en expliciete methode
- Diagnosticus volgt vaststaande procedure die navolgbaar is
● Uitkomst van diagnostisch onderzoek is geen keihard feit maar een geconstrueerd
gegeven
- De conclusie is wel te volgen en te controleren (logisch en navolgbaar)
Valkuilen
● Goede hulpverlening vereist kwalitatieve diagnostiek omdat het risico bestaat dat de
problematiek wordt benaderd vanuit eigen referentiekader van de diagnosticus
- Risico is oordeelsfouten en minder adequate interventies
- Beveiliging is systematisch te werk gaan tijdens diagnostisch proces
Stappen empirische cyclus
● Observatie → verzamelen van gegevens in de werkelijkheid
● Inductie (generaliseren, van bijzonder naar algemeen) → formuleren van hypotheses
op basis van waarnemingen, losse waarnemingen ordenen en categoriseren
(classificeren)
● Deductie (van algemeen naar bijzonder) → afleiden van toetsbare voorspellingen uit
hypotheses
● Operationalisering → adequate onderzoeksmiddelen kiezen en toetscriteria
formuleren; als er een bepaalde score uit een test komt, dan is dat een indicatie voor
x of y
● Toetsing → nieuwe gegevens verzamelen en toetsen
● Evaluatie → worden hypotheses aangenomen?
Balansmodel
● Zoekt naar risico- en beschermingsfactoren
● Draagkracht en draaglast
● Micro- meso- en macrosysteem
● Helpt om zicht te krijgen van klachten en problematiek cliënt en diens systeem