Sociologie samenvatting
HS 1: Begrip en geschiedenis
1.1 Wat is sociologie
Sociologie is interactie tussen personen en sociale eenheden. Er zijn
contextuele factoren die interactie bepalen. Gaat om gevolgen van interactie
op menselijk gedrag.
Studie van mensen en hun gedrag in sociale omgeving
Gedrag gezien in relatie tot heersende cultuur, de
bestaande maatschappelijke structuren en aanwezige
machtsstructuren
Sociale omgeving in brede zin (sociale verbanden,
gezinsstructuur, normen en waarden, …)
1.2 Samenleving in verandering
1.3 Belangrijke grondleggers
Ibn Khaldoun: 14de eeuw, betrekt invloed maatschappelijke organisatie en
economische omstandigheden om situaties te analyseren. Eerste theorie van
sociale verandering gebeurt in cycli: slingerbeweging tussen bloei en verval.
Emile Durkheim: 19de eeuw, solidariteit. Maakt onderscheid in mechanische
en organische solidariteit. Verklaarde hij dat sociale feiten verklaard moeten
worden door andere sociale feiten.
- Mechanische solidariteit: mensen zijn solidair omdat ze op elkaar lijken
- Organische solidariteit: mensen zijn solidair omdat ze afhankelijk zijn van
elkaar
1
, Max Weber: 19de eeuw, mentaliteit. Hoe mensen hun omgeving ervaren
gaat bepalen hoe ze gaan handelen:
- Je kijkt op bepaalde manier naar realiteit
- Je gaat je daarnaar gedragen
Karl Marx: 19de eeuw, ongelijkheid. Economisch determinisme: economie
van samenleving gaat samenlevingsvorm bepalen. Ongelijkheid wordt
veroorzaakt door evenwicht in productieproces.
1.4 Sociale problemen
Om van een sociaal probleem te kunnen spreken, moeten vier verschillende
voorwaarden vervuld zijn. Sociologie is dus een hulpmiddel om sociale
problemen te begrijpen en aan te pakken.
Feitelijke omstandigheden >< sociale gedeelde verwachtingen
1. Sociale oorsprong: vb. bij een aardbeving is er gebrek aan humanitaire
hulp
2. Bewustheid: minstens 1 deel van de bevolking ziet het als een probleem
3. Onwenselijk: we willen er iets aan veranderen
4. Overtuiging dat verbetering mogelijk is: problemen oplossen of effecten
verzetten
1.5 Taken van een socioloog
1. Empirisch-analytische taak
= betrouwbare kennis verwerven over samenleving
= samenlevingsvormen, netwerken en sociale problemen in kaart
brengen en verduidelijken
2. Kritische taak
= feiten blootleggen om iets te verbeteren aan maatschappij
3. Beleidsondersteunende taak
= aanleveren van alternatieve oplossingen voor sociale problemen
1.6 Is een socioloog waardenvrij?
Waardenvrij = bij het onderzoek eigen overtuigingen vergeten en maatschappij
als onpartijdige buitenstaander te benaderen
Hij is zelf deel van de maatschappij, zelf gevorm door zijn sociale omgeving en
kan de maatschappij beïnvloeden door macht
HS 2: Sociaal bewustzijn
Sociaal bewustzijn = weten (bewustzijn) hoe de samenleving volgens jou in
elkaar zit en wat jouw plaats daarin is.
Hoe wordt ons zelfbeeld en gedrag beïnvloed door anderen?
2
HS 1: Begrip en geschiedenis
1.1 Wat is sociologie
Sociologie is interactie tussen personen en sociale eenheden. Er zijn
contextuele factoren die interactie bepalen. Gaat om gevolgen van interactie
op menselijk gedrag.
Studie van mensen en hun gedrag in sociale omgeving
Gedrag gezien in relatie tot heersende cultuur, de
bestaande maatschappelijke structuren en aanwezige
machtsstructuren
Sociale omgeving in brede zin (sociale verbanden,
gezinsstructuur, normen en waarden, …)
1.2 Samenleving in verandering
1.3 Belangrijke grondleggers
Ibn Khaldoun: 14de eeuw, betrekt invloed maatschappelijke organisatie en
economische omstandigheden om situaties te analyseren. Eerste theorie van
sociale verandering gebeurt in cycli: slingerbeweging tussen bloei en verval.
Emile Durkheim: 19de eeuw, solidariteit. Maakt onderscheid in mechanische
en organische solidariteit. Verklaarde hij dat sociale feiten verklaard moeten
worden door andere sociale feiten.
- Mechanische solidariteit: mensen zijn solidair omdat ze op elkaar lijken
- Organische solidariteit: mensen zijn solidair omdat ze afhankelijk zijn van
elkaar
1
, Max Weber: 19de eeuw, mentaliteit. Hoe mensen hun omgeving ervaren
gaat bepalen hoe ze gaan handelen:
- Je kijkt op bepaalde manier naar realiteit
- Je gaat je daarnaar gedragen
Karl Marx: 19de eeuw, ongelijkheid. Economisch determinisme: economie
van samenleving gaat samenlevingsvorm bepalen. Ongelijkheid wordt
veroorzaakt door evenwicht in productieproces.
1.4 Sociale problemen
Om van een sociaal probleem te kunnen spreken, moeten vier verschillende
voorwaarden vervuld zijn. Sociologie is dus een hulpmiddel om sociale
problemen te begrijpen en aan te pakken.
Feitelijke omstandigheden >< sociale gedeelde verwachtingen
1. Sociale oorsprong: vb. bij een aardbeving is er gebrek aan humanitaire
hulp
2. Bewustheid: minstens 1 deel van de bevolking ziet het als een probleem
3. Onwenselijk: we willen er iets aan veranderen
4. Overtuiging dat verbetering mogelijk is: problemen oplossen of effecten
verzetten
1.5 Taken van een socioloog
1. Empirisch-analytische taak
= betrouwbare kennis verwerven over samenleving
= samenlevingsvormen, netwerken en sociale problemen in kaart
brengen en verduidelijken
2. Kritische taak
= feiten blootleggen om iets te verbeteren aan maatschappij
3. Beleidsondersteunende taak
= aanleveren van alternatieve oplossingen voor sociale problemen
1.6 Is een socioloog waardenvrij?
Waardenvrij = bij het onderzoek eigen overtuigingen vergeten en maatschappij
als onpartijdige buitenstaander te benaderen
Hij is zelf deel van de maatschappij, zelf gevorm door zijn sociale omgeving en
kan de maatschappij beïnvloeden door macht
HS 2: Sociaal bewustzijn
Sociaal bewustzijn = weten (bewustzijn) hoe de samenleving volgens jou in
elkaar zit en wat jouw plaats daarin is.
Hoe wordt ons zelfbeeld en gedrag beïnvloed door anderen?
2