, scriptie social work betrekken sociale netwerk verstandelijk beperkten
1. Inleiding
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van ORGANISATIE , LOKATIE in PLAATS (voortaan te noemen
LOKATIE ). Het betreft een kwalitatief Praktijkgericht Onderzoek aan de opleiding Social Work
(voortaan te noemen SW) vanuit de HZ University of Applied Sciences (voortaan te noemen HZ). Het
onderzoek is uitgevoerd in het kader van het afstudeerjaar in de opleiding tot Social Worker.
ORGANISATIE is een organisatie die zorg en hulp biedt aan ongeveer 700 mensen, met voornamelijk
een verstandelijke beperking, in West-Brabant. De woonvoorziening LOKATIE biedt zorg aan tien
cliënten met een licht tot matig verstandelijke beperking (Van der Kruis & Van de Laar, 2017).
‘Samen’ is één van de drie kernwaarden van ORGANISATIE . ORGANISATIE beschrijft ‘samen’ als het
samenspel tussen professionals, familie, vrijwilligers en andere betrokkenen. Er wordt van de
medewerkers verwacht dat ze het sociaal netwerk van de cliënt betrekken bij de zorg. De
samenwerking tussen de professionals en het sociaal netwerk van de cliënt heeft volgens
ORGANISATIE als doel: het bevorderen van de kwaliteit van leven van de cliënt (ORGANISATIE, 2025)
(Nuyts, 2017).
Vanuit gesprekken met de opdrachtgever blijkt dat het ‘samen’ dat ORGANISATIE beschrijft, wordt
ervaren als een probleem in de praktijk. De begeleiders signaleren dat de cliënten die wonen op
woonvoorziening LOKATIE een klein sociaal netwerk hebben. Baars, Uffing en Dekkers (1990)
definiëren sociaal netwerk als: ‘Al die mensen met wie iemand rechtstreekse min of meer duurzame
banden onderhoudt voor de vervulling van de dagelijkse levensbehoefte’ (Baars, Uffing en Dekkers,
1990).
Er zijn zorgen bij de begeleiders, dat vereenzaming en verveling bij de cliënten ontstaat, wanneer het
sociaal netwerk ontbreekt (Nuyts, 2017) (Verplanke & Duyvendak, 2010). De Jong Gierveld en Van
Tilburg (in Van Beuningen & De Witt, 2016) definiëren eenzaamheid als: ‘Het subjectief ervaren van
een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde relaties’ (Van Beuningen & De
Witt, 2016). Verveling blijkt een lastig begrip om eenduidig te definiëren, Weert Prins (2007) noemt
een aantal verschillende definities van verveling. Eén definitie is als volgt: ‘Een onaangenaam gevoel
van leegte, zodat de tijd lang valt’ (Weert Prins, 2007). Het probleem is, dat de cliënten verveling
ervaren, mogelijk omdat ze een klein sociaal netwerk hebben dat niet actief betrokken is in het leven
van de cliënt. Dit probleem kan de kwaliteit van leven van de cliënten belemmeren (ORGANISATIE ,
2025). Het voornaamste vraagstuk van de opdrachtgever is, hoe de begeleiders het sociaal netwerk
van de cliënten actief kunnen betrekken bij de zorg (Van Asselt-Goverts & Embregts & Hendriks &
Frielink, 2010).
Bovenstaand probleem lijkt voort te komen uit de tendens in de zorg van de laatste jaren. De
maatschappij heeft een ontwikkeling doorgemaakt van verzorgingsstaat naar
participatiesamenleving. Deze ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de zorg door de decentralisatie
(macroniveau). De zorginstellingen ontwikkelden zich van aparte en gespecialiseerde voorzieningen
(met de kernwaarde bescherming) naar gezinsvervangende tehuizen (normalisatie), naar wonen in
de wijk (integratie) (Van Gemert & Minderaa, 2000). Deze ontwikkelingen speelden zich af op
mesoniveau, met als doel participatie en een inclusief leven voor de cliënten (microniveau). Toch
blijkt uit onderzoek dat de nieuwe ontwikkelingen in de zorg niet hebben geleid tot meer
maatschappelijke participatie van mensen met een verstandelijke beperking. Dit geldt vooral voor de
domeinen van Schalock en Verdugo (in Nass, 2015): sociale inclusie en interpersoonlijke relaties.
Onder deze domeinen vallen de indicatoren: sociale contacten, werk, dagactiviteiten en sport
(Beltman, 2012) (Van Lieshout, 2010).
, scriptie social work betrekken sociale netwerk verstandelijk beperkten
Het doel van dit onderzoek is achterhalen hoe de begeleiders het sociaal netwerk van de cliënt actief
kunnen betrekken bij de zorg. Door middel van beschrijvend en explorerend, kwalitatief
praktijkgericht onderzoek wordt gepoogd resultaten te verkrijgen die relevant zijn voor de
opdrachtgever. Er is onderzocht hoe het betrekken van het sociaal netwerk door de begeleiders
momenteel wordt uitgevoerd, wat hierin ontbreekt en waarnaar gestreefd wordt. Vanuit het
onderzoek zijn aanbevelingen gedaan met betrekking tot het actief betrekken van het sociaal
netwerk bij de zorg, deze zouden relevant kunnen zijn voor LOKATIE , maar ook voor andere
voorzieningen van ORGANISATIE en andere zorgorganisaties voor licht tot matig verstandelijk
beperkte cliënten. De opdrachtgever wenst met de resultaten inzicht te krijgen in hoe de
professionals het sociaal netwerk van de cliënt actief kunnen betrekken bij de zorg. Wanneer inzicht
hierin is verkregen, kan er gewerkt worden aan het verbeteren van de zorg aan de cliënten, met als
doel een actieve samenwerking tussen de professionals en het sociaal netwerk.
De onderzoeksvraag luidt als volgt: Wat hebben de begeleiders van ORGANISATIE nodig om het
sociaal netwerk te betrekken bij de zorg aan licht tot matig verstandelijk beperkte cliënten die
wonen op LOKATIE ?
Om de onderzoeksvraag goed te kunnen beantwoorden, zijn de volgende deelvragen opgesteld:
1) Op welke wijze wordt door de begeleiders, van de licht tot matig verstandelijk beperkte
cliënt, het sociaal netwerk betrokken bij de zorg?
2) Wat ontbreekt nog in het betrekken van het sociaal netwerk bij de zorg, door de begeleiders
van de licht tot matig verstandelijk beperkte cliënt?
3) Waar is behoefte aan in het betrekken van het sociaal netwerk bij de zorg, door de
begeleiders van de licht tot matig verstandelijk beperkte cliënt?
4) Waar is behoefte aan bij de licht tot matig verstandelijk beperkte cliënten in het contact met
het sociaal netwerk?
De resultaten van het onderzoek leveren de opdrachtgever een beter beeld op over het betrekken
van het sociaal netwerk van de cliënt. Vanuit deze resultaten zou de opdrachtgever mogelijk aan de
slag kunnen gaan met het probleem, omdat uit de resultaten naar voren is komen wat er ontbreekt
in het betrekken van het sociaal netwerk. De uitkomsten van het onderzoek zouden ook gebruikt
kunnen worden door andere locaties van ORGANISATIE en andere zorginstellingen die kampen met
dezelfde problematiek. Het onderwerp van dit onderzoek ligt mogelijk ten grondslag aan de
hervorming in de zorg van de laatste jaren, daarom kan dit onderzoek een relevant onderwerp op
maatschappelijk niveau zijn (Van Lieshout, 2010).
Het onderzoeksverslag vangt aan met een persoonlijk voorwoord van de auteur. Na dit voorwoord
volgt een samenvatting, deze is autonoom leesbaar. De samenvatting is in het Nederlands en Engels
beschikbaar. De inleiding, het hoofdstuk dat u momenteel leest, vormt de grondslag van het
onderzoek. Hoofdstuk twee van het onderzoek is het theoretisch kader. Binnen het theoretisch kader
worden de kernbegrippen verantwoord en uitgewerkt aan de hand van de wetenschappelijke
literatuur. Het derde hoofdstuk ‘Methode’ beschrijft de opzet van het onderzoek, waarin aspecten
zoals de onderzoeksstrategie, dataverzamelingsmethode, onderzoeksinstrumenten en data-analyse
uitgebreid aan bod komen. In hoofdstuk vier is het verloop van het veldwerk beschreven en zijn de
belangrijkste resultaten vanuit de interviews met de twee respondentgroepen weergegeven aan de
hand van de topics. Vanuit de resultaten en aan de hand van de deelvragen en onderzoeksvraag, zijn
er in hoofdstuk vijf conclusies getrokken. In hoofdstuk zes volgt een discussie op basis van de
resultaten en conclusies, waarin de methodische discussie, inhoudelijke interpretatie en bespreking
van het onderzoeksproces en onderzoek gedrag aan bod komen. Het hoofdstuk ‘Aanbevelingen’
bevat aanbevelingen voor de opdrachtgever. Deze aanbevelingen zijn verdeeld in aanbevelingen