Leerstof:
• Handboek: H1, H4, H5 (valt weg: pagina 180 onderaan tot 184 kernvraag 5.3), H11 en H12 → geen leerstof = doe het zelf,
psychologische kwesties (tenzij opgenomen in de colleges)
• Reader: artikelen op BB – de artikelen zijn te kennen leerstof met uitzondering van concrete percentages (wel richting van
verbanden kennen), data, namen, formules, …
Examen:
• Gesloten boek
• Schriftelijk zonder mondelinge toelichting
• 3 uur
• 4 open vragen met subvragen
o Korte antwoorden mogelijk, bij enkele open vragen meerdere antwoorden mogelijk
o Meerderheid van de vagen uit meer dan 1 bron van de leerstof
o Evenwichtige verdeling alle onderdelen van de cursus
o Evenwichtige verdeling kennis-, inzichts- en toepassingsvragen
• Totaal /40 wordt herleid naar /20
DEEL 1: INLEIDING IN DE PSYCHOLOGIE ALS WETENSCHAP
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE IN HET VAK
Psychologie = studie van geest en gedrag (dus: zowel mentale processen van menselijk gedrag als het veruit-
wendigde deel van menselijk gedrag)
→ één van de belangrijke thema’s: ‘hoe nemen mensen waar?’ → 2 fragmenten
• Fragment 1: selective attention
• Fragment 2: change blindness: we zijn blind voor veranderingen die zich in onze omgeving afspelen
→ leert ons dat mensen niet zo’n goede waarnemers zijn, ook al denken ze zelf soms van wel: heeft te maken met
het feit dat de realiteit waar we in leven zo complex is dat we niet alles kunnen waarnemen
→ dit zijn twee perceptuele vertekeningen die ook betekenen dat ons geheugen niet feilloos is: in ons dagelijks
leven hoeft dat niet altijd een probleem te zijn, maar wanneer een getuige van een misdrijf informatie aan de
politie verstrekt, kan dat (verregaande) negatieve gevolgen hebben → kruispunt psychologische inzichten in de
juridische wereld
• Psychologisch luik: voorwerp is hoe mensen waarnemen en herinneringen construeren
• Rechtspsychologisch luik: op deze inzichten wordt voortgebouwd wanneer onderzocht wordt hoe
betrouwbaar getuigen zijn
HOOFDSTUK 2: INLEIDING IN DE PSYCHOLOGIE
AFDELING 1: WAT IS PSYCHOLOGIE?
Psychologie als wetenschap = wetenschap die aard en mogelijke oorzaken bestudeert van gevoelens,
opvattingen, wensen en gedragingen van mensen
→ ‘psychologie’ is een samentrekking van 2 termen: ‘psyche’ (geest, ziel) en ‘logos’ (rede)
→ omvat een breed domein en daarom zijn er verschillende specialisaties (deelgebieden) binnen de psychologie
→ ≠ psychiatrie: wanneer mensen horen over een psycholoog, denken mensen vaak aan klinische psychologen
(psychische stoornissen of mentale problemen behandelen vanuit een gedragskundige benadering en d.m.v.
bepaalde therapievormen dat gedrag proberen te wijzigen) – vaak denken mensen bij psychiaters hetzelfde (als
je bepaalde problemen hebt, dan ga je naar een psychiater en die helpt je daarbij) → daar wel bepaalde overlap,
maar grote verschil: psychiater kan vanuit zijn medische achtergrond ook medicatie voorschrijven (het is dus
een medische benadering en geen deskundige benadering)
1
,Psychologie kent een lang verleden: het is al zo lang als de mens dat we bepaalde ideeën hebben over de mensen
• We zoeken verklaringen waarom iemand iets gedaan zou hebben, het zoeken van verklaringen is
ingebakken in de mens zelf omdat we het moeilijk hebben met onzekerheid
• Die verklaringen zijn intuïtieve kennis
→ tegenover dat lang verleden staat er een korte geschiedenis van de psychologie als wetenschap:
• Wetenschappelijke disciplines houdt in dat er op een objectieve manier tot inzichten moeten worden
gekomen, pas dan spreken we van wetenschap → de neiging om gedrag meer wetenschappelijk te gaan
onderzoeken, omdat die intuïtieve opvattingen en kennis die we hadden leidde tot misvattingen etc.
omdat die niet altijd juist bleken te zijn
• 1879: oprichting van een labo voor experimentele psychologie (onderzoekspsychologie)
Als we met mensen in gesprek zijn, horen we vaak bepaalde opvattingen naar boven komen → hoe kunnen we
een onderscheid maken tussen intuïtieve kennis en wetenschappelijke opvattingen?
• Om dat onderscheid te kunnen maken, moeten we doen aan kritisch denken
• Vragen stellen over inzicht betreffende menselijk gedrag en a.d.h.v. de antwoorden op die vragen kunnen
we bepalen of het intuïtieve kennis is of een wetenschappelijk onderbouwd inzicht
o 1ste vraag: wat is de bron van de informatie: waar komt die informatie vandaan? Als dat van een
studie komt, is dat dan een studie die onafhankelijk is (wanneer je zelf iets ontwikkelt, dat je wil
verkopen, ga je in je onderzoek niet tot nadelige resultaten komen)
o 2de vraag: de informatie die ze daarover hebben, is dat een extreme uitspraak of is dat redelijk
plausibel (past dat in de kennis dat we op dit moment hebben)?
o 3de vraag: wat is het bewijs dat geleverd wordt? Welk bewijs heeft de persoon om die stelling te
onderbouwen?
o 4de vraag: is er een aanwezigheid van een bias (vertekening)? (bv. emotionele bias: voortgaan op
gevoelens en veel minder op ons redeneren en ons daardoor laten leiden wanneer we
antwoorden willen zoeken) (bv. confirmation bias: we hebben al een bepaald idee en dat we dan
op zoek zullen gaan naar informatie dat dat idee bevestigd en als we informatie tegenkomen die
dat idee tegenspreekt, dan zullen we de neiging hebben om die contradictorische informatie te
herinterpreteren of te negeren om toch bij het initiële idee te blijven)
o 5de vraag: welke methode is er gebruikt? Enkel gezond verstand is niet voldoende om weten-
schappelijke vaststellingen te doen
o 6de vraag: is de input die gegeven werd om tot een bepaalde stelling te komen voldoende ruim?
(bv. voldoet de psychologie als vakgebied om tot inzichten te komen of hebben we nog andere
wetenschappen nodig – zoals bijvoorbeeld geneeskunde, biologie, …)
→ combinatie van de 6 vragen geeft inzicht over welke kennis het gaat (wetenschappelijk of intuïtief)
Voorbeeld van aansluiting intuïtieve kennis en psychologie als wetenschap: eerste indruk → binnen een
fractie van een seconde (0,02 seconden) hebben we al een eerste indruk over de aantrekkelijkheid van die
persoon en een volledige eerste indruk vormen we binnen de 30 seconden → klopt dat dan en waarop is dat
gebaseerd? Je hebt maar heel weinig nodig om die indruk te vormen (vaak verbale uitingen of hoe iemand
eruitziet) – onderzoek naar eerste indruk over prof. tijdens eerste hoorcollege, lijkt op einde AJ te kloppen en ook
als de mensen rondom prof. bevraagd worden
Verschillende manieren om aan psychologie te doen
• Experimentele psychologie: of onderzoekspsychologie, psychologen die aan onderzoek doen en tot
nieuwe inzichten komen
2
, • Toegepaste psychologie: inzichten, kennis vanuit experimentele psychologie toepassen in de praktijk
• Doceren: docenten, alle personen die de psychologie doceren (in het kader van een secundaire
opleiding, universiteit, bepaalde therapievormen, coaching-projecten) → ook stukje toegepaste
component: het overbrengen van de kennis aan de mensen in het kader van opleiding
Impact van de psychologie op het dagelijkse leven
• Als we naar de supermarkt gaan, ligt ook daar heel wat psychologie aan de grondslag: “sale”-borden,
snoepjes aan de kassa, muziek, bepaalde hoogte van bepaalde goederen, …
• Datingbureaus (beetje achterhaald, want via apps): experts gaan opzoek naar gemeenschappelijke
kenmerken om te zien of mensen bij elkaar zouden passen, dat doen ze op basis van theorieën uit de
psychologie (bv. reward attraction theorie)
• Onderwijs: docenten worden gestimuleerd om beeldmateriaal te gebruiken, niet veel tekst op slides te
proppen, omdat dat de concentratie verhoogt + leerproces verbetert
Bekende voorbeemden uit het dagelijks leven
• Déjà vu: gevoel dat je hebt dat je een bepaald moment al eens eerder hebt meegemaakt, dat dat zich
herhaalt → trucje dat onze hersenen met ons uithaalt: er gaat iets mis in de volgorde dat we informatie
opnemen en opslaan → eerst komt het in ons bewustzijn terecht → bij déjà vu komt beeld in bewustzijn
• Goede voornemens met nieuwjaar: we zijn cognitief conservatief, mensen zijn niet geneigd om hun
gedrag aan te passen
• Vrije wil: proef in de klas met handen opsteken (links-rechts) → heb je dat uit vrije wil gedaan? De
onderzoeker kon een seconde voordien welke handeling de onderzoekspersonen gingen stellen →
onderzoek laat zien dat we op basis van hersenactiviteit 7-10 seconden kunnen bepalen wat er zal
gebeuren vooraleer een persoon die handeling stelt → het brein bepaalt meer dan dat we denken, bestaat
er dan wel vrije wil?
• Hechting en relaties: bindingsangst is een voorbeeld van een hechting – hoe goed we intieme relaties we
kunnen aanhouden heeft te maken met hoe goed onze hechtingen waren in onze eerste kinderjaren
AFDELING 2: PERSPECTIEVEN EN STROMINGEN
Perspectief = bril waarmee je naar menselijk gedrag kijkt
• 6 belangrijke perspectieven binnen de psychologie: biologisch, cognitief, behavioristisch, hele persoon,
ontwikkeling, sociocultureel
• Binnen de perspectieven zie je ene focus binnen de studie van de mentale processen en/of waarneem-
baar gedrag
1. Biologisch perspectief
Biologische perspectief = het lichaam kan apart van de geest worden bestudeerd
• Vroeg biologisch perspectief (Descartes):
o Scheiding van lichaam en geest
o Rationalisme (denken als enige middel om aan wetenschap te doen)
o Maar kritiek door empiristen (waarneming/ervaring) → lichaam als deel van een machine
• Modern biologisch perspectief:
o Geen scheiding meer tussen lichaam en geest
o Gedrag komt voort uit lichamelijke toestand (lichamelijke achtergrond van psychologische
processen)
o Voorbeelden: serotonine, dopamine
3
, 2. Cognitief perspectief
Cognitief perspectief = wetenschappelijke methode kan worden gebruikt om menselijke geest te bestuderen
• Oorsprong in chemie: structureren (patronen in eigenschappen van chemische elementen – Tabel van
Mendeljev) → menselijke geest structureren en de structuur daarvan ontrafelen
• Wilhelm Wundt: voorloper van het structuralisme
o Baanbrekend inzicht: gebruik van wetenschappelijke methode voor studie van lichaam en geest
(= introspectie = aan mensen vragen om naar zichzelf te kijken en kijken hoe ze bepaalde zaken
hebben ervaren)
o Basis voor structuralisme
• Functionalisme als reactie: pp die focus of nadruk op het structureren van de menselijke geest is er
binnen het cognitief perspectief een reactie gekomen → niet structuur maar functie van menselijke geest
is van belang, want de psychische processen kunnen maar begrepen worden in het licht van hun
adaptieve nut en functie
• Moderne cognitief perspectief: nadruk op mentale processen zoals denken, leren, geheugen, perceptie,
… (informatieverwerking)
3. Behavioristisch perspectief
Behavioristisch perspectief = studie van observeerbaar gedrag, niet van mentale processen
→ grote breuk met de voorbije perspectieven omdat het de overstap maakt van de focus op mentale processen naar een
focus op waarneembaar gedrag
• Behaviorisme: nadruk op waarneembaar gedrag (itt introspectie) → psychologie = studie van gedrag en
omstandigheden die gedrag beïnvloeden (dus: andere methode voor wetenschappelijke studie)
• Handelen wordt geleid door het denken en voelen
• Grootste bijdrage: hoe omgeving leren beïnvloedt en gedragswijziging → conditioneringstheorieën van
Pavlov en Skinner
4. Perspectieven vanuit de hele persoon
Perspectief vanuit de hele persoon = proberen om het volledige gedrag te verklaren
→ verschillende stromingen:
1. Psychodynamische psychologie = persoonlijkheid en geestelijke stoornissen zijn gevolg van
onbewuste processen
• Onbewuste processen domineren persoonlijkheid en kunnen geestelijke stoornissen
veroorzaken
• Gehele persoon kon verklaard worden
• Mentale processen zijn voor het grootste deel onbewuste processen en d.w.z. dat de introspectie
niet meer gebruikt kan worden om tot inzichten te komen (want die kan maar obv bewuste
processen)
• Onbewuste processen domineren onze persoonlijkheid en van daaruit kunnen psychische
stoornissen ontstaan → belangrijk dat er een methode is om die onbewuste processen terug
bewust te krijgen zodat mensen daar aan de slag mee kunnen gaan → methode ontwikkeld voor
psychotherapie
2. Humanistische psychologie = nadruk op menselijke groei en potentieel (en niet op geestelijke
stoornissen)
• Klinische benadering met nadruk op groei, potentie en vrije wil van de mens (reactie op psycho-
analyse en behaviorisme)
4