WEENDE ANALYSE
= kwantitatieve evaluatie van voedsel/ voeder/ ingrediënten
- Vocht = water, vluchtige zuren en basen
- Ruwas = minerale elementen
- Ruweiwit = eiwitten, aminozuren, aminen, nitraten, N- bevattende glucosiden, glucolipiden, B-
vitaminen, nucleïnezuren
- Ruwvet = vetten, oliën, wassen, organische zuren, pigmenten, sterolen, Vitaminen ADEK
- Ruwvezel = cellulose, hemicellulose, lignine
- N-vrije extractstoffen of Overige koolhydraten = cellulose, hemicellulose, lignine, suikers,
fructanen, zetmeel, pectines
SPIJSVERTERING (GEEN LEERSTOF)
Voeder à grote onoplosbare moleculen
- Afbraak tot kleine, opgeloste of geëmulgeerde moleculen. Opname doorheen de mucosa
(slijmvlies) in bloedbaan of lymfestelsel = absorptie
- Afbraakproces door eigen enzymen = vertering
- Afbraakproces door micro-organismen = fermentatie
1
,KOOLHYDRATEN
= (CH2O)n
De basiseenheden zijn aldosen (HC=O op einde) of ketosen (C=O op midden van keten).
IN VOEDERMIDDELEN
Van dierlijke oorsprong: E opslag vnl. als vet,
geen RC, KHD beperkt tot glycogeen, glucose,
lactose
Planten: E opslag en structurele functie. KHD
talrijk: vezels, zetmeel, suikers, oligosachariden.
Type en hoeveelheid is afhankelijk van het
groeistadium van de plant.
MONOSACCHARIDEN
Pentosen: niet vrij en altijd in een keten. Voorbeelden van pentosen: pectine, hemicellulose,
oligosachariden (oplosbare vezels), RNA. Pectine en hemicellulose zijn onderdelen van de celwand.
Hexosen: glucose en fructose komen vrij voor of in een keten en dan is er nog mannose en
galactose, deze komen enkel in ketenvorm voor.
- D-glucose: vrij of in keten (lactose, sucrose, maltose, cellulose, zetmeel, glycogeen, …)
- D-fructose: vrij (honing) of in keten (sucrose, FOS, inuline)
- D-galactose: lactose (galactose + glucose), hemicellulose, pectine
- D-mannose: polymeer, MOS
FOS = fructose oligosacchariden en MOS = mannose oligosacchariden
Derivaten van monosacchariden zijn aminosuikers (chitine en kraakbeen), zuren van suikers (pectine)
en alcoholen (fermentatie graskuil)
OLIGOSACCHARIDEN
2
,Disacchariden: sucrose en lactose. Ook maltose hoort hierbij: dit is het fermentatie- of
hydrolyseproduct van zetmeel, in kuilvoeders
Intermezzo: prebiotica
= een niet verteerbaar (hoofdzakelijk KHD) nutriënt dat een gunstig effect heeft op de gastheer door
selectief de groei en/of activiteit van een of een beperkt aantal bacteriën in de dikke darm te
stimuleren en daardoor de gezondheid van de gastheer verbetert.
Criteria:
- Weerstand tegen maagzuur, tegen hydrolyse door zoogdierenzymen en tegen absorptie door het
maagdarmkanaal; (≠ per se onverteerbaar)
- Fermentatie door specifieke darmmicroflora;
- Selectieve stimulering van de groei en/of activiteit van die darmbacteriën die bijdragen aan
gezondheid en welzijn.
Gewenste bacteriën: lactobacillen en bifidobacteria. De ongewenste bacteriën zijn clostridia,
salmonella, campylobacter, …
Mechanisme: er worden anorganische zuren geproduceerd (SCFA) die de pH lokaal verlagen zodat
bacteriën niet meer verder ontwikkelen. Andere werking is dat er competitie is tussen
bindingsplaatsen van pathogene bacteriën.
Waarom prebiotica?
- Intensieve dierhouderij: zeer hoog voederniveau, hoge bezettingsgraad à risicosituatie voor
dysbacteriose (foutieve sturing van darmbacteriën)
• Ziekte en uitval dieren
• Slechtere technische resultaten
• Zoönose risico’s
- Enkele zeer typische risicomomenten: na vaccinatie of tijdens verandering in voeder
- Oplossing: antibiotica?
• Als structurele groeibevorderaar
• Bij ziekte-uitbraak
- Steeds minder geaccepteerd: zoeken naar alternatieven
Voor een big is lactose geen prebioticum want het wordt verteerd, voor kippen wel omdat ze lactose
niet kunnen verteren (ze hebben geen lactase activiteit). Minder ontwikkeling van coliformen (niet
gewenst). De pH daalt ook, niet altijd lineair met hoeveelheid toegediend lactose. Vluchtige vetzuren
nemen toe
Kippen worden geënt met salmonella en dan
kijken naar hoeveel kippen salmonella
uitscheiden. Salmonella + water/ dextrose/
sucrose/ maltose geven zal de kip veel
salmonella uitscheiden. Wordt verlaagd door
mannose of lactose te geven.
Lactose is niet altijd een prebioticum!
Ook meer bij honden: minder colonkanker
dankzij bepaalde prebiotica.
Eiwitfermenteerders zorgen voor slechte geur en
colonkanker.
3
, Nadelen: dieren die KHD niet verteren maar waarbij de MO ze wel fermenteren kan leiden tot diarree.
Meer vluchtige vetzuren en gasproductie in de darm. Daarom zijn prebiotica goed tot een bepaald
niveau. FOS kan leiden tot gaskoliek of laminitis bij paard.
Vaak gebruikt: inuline, FOS, MOS, lactose, …
NIET-SUIKERS
Polysachariden = glucanen
Alfa glucanen = Zetmeel = opslagmolecule planten
- Amylopectine
- Amylose: minder snel verteerbaar
Zetmeel is in principe enzymatisch verteerbaar in dd. (àdextrine à maltose à glucose)
Effectieve verteerbaarheid van zetmeel sterk variabel ~ verdeling amylopectine/amylose, vorm en
bereikbaarheid granules
- Bv Maïszetmeel vs tarwezetmeel, ongekookte aardappel (moeilijk verteerbaar)
- Verteerbaarheid verandert bij mechanisch verkleinen, verwarmen, inkuilen, voorverteren
- Belangrijk effect transitsnelheid!
Dextrine: tussenstap van de hydrolyse bij vertering (zetmeel eerste keer gesplitst)
- Ontsluiten van zetmeelkorrels bij hittebehandeling
- Kiemen en zaden
Glycogeen: dierlijk zetmeel
Beta glucanen = Cellulose: herhalende eenheden van cellobiose, belangrijke component van de
celwand
Lignine is geen “KHD” want het heeft niet de vaste structuur
- Nauw geassocieerd aan andere componenten van de celwand (hemicellulose, cellulose,
proteïnen)
- Houtige delen plant, stro…
- Slechtst verteerbare van alle RC (zelfs voor het rund)
- ADL fractie
Heteroglycanen:
Pectine
- Ketens van galacturonzuur + xylose + galactose + arabinose
- Matig oplosbaar
- Darmmilieu: transit, flora, viscositeit mest (goed verteerbaar)
- Niet te vinden in RC omdat deze te goed oplosbaar is
Hemicellulose
- Ketens van galacturonzuur + xylose + galactose + arabinose
- Slecht oplosbaar
- Deels te vinden in RC
- NDF = hemicellulose + ADF
Vezels
4