Samenvatting dierenzorg erfdieren –
onderdeel herkauwers, cameliden en varkens
LES 1: productiesystemen en huisvesting runderen en varkens
1. Luchtkwaliteit
De lucht bestaat normaal uit de volgende componenten: 78% stikstof, 21% zuurstof en 0,03% CO2.
In stallen zal langzaam de CO2 stijgen en de zuurstof dalen. Op zich is de hoge concentratie van
CO2 zelf geen probleem, echter is het een indicator voor het aantal ziekteverwekkers in de lucht.
Ook zal in een stalomgeving samen met CO2 de ammoniak concentratie stijgen. Hoge
ammoniakconcentraties verlammen de trilhaartjes in de luchtwegen en veroorzaken longproblemen.
Ammoniak ontstaat door vervluchtiging van ureum uit de urine veroorzaakt door mestbacteriën.
Het gebruik van aangepaste roosters vermijdt dat bacteriën van mest niet in contact komen met
urine, waardoor minder ureum omgezet wordt naar ammoniak. Kleinschalig is regelmatig uitmesten
ook een goede oplossing.
Ook waterstofsulfide is een mestgas die zeer toxisch is. Het komt vooral voor waar roosters mest
afvoeren naar mestputten die zeer weinig geleegd worden. Het is een zeer zwaar gas dat laag hangt
waardoor het vaak onder de roosters blijft hangen.
Echter vormt het een probleem wanneer de mest gemengd wordt (gebeurt regelmatig tegen vliegen).
De gassen komen omhoog, de dieren merken er niks van tot ze opeens bewustzijn verliezen, hoofd
nog lager hebben en eventueel sterven. Zet uw dieren buiten en verlucht. Wanneer een dier in een
mestput valt, bel de brandweer, er zelf in gaan is dodelijk.
Stofdeeltjes in de lucht afkomstig van hooi, stro, krachtvoer, huidschilfers, haar... zijn ook niet
ideaal. Bacteriën en virussen binden zich aan deze fijne deeltjes en worden veel dieper ingeademd.
Het is belangrijk om goed te verluchten of droge voeders te bevochtigen.
2. Microklimaat in een stal
Het is belangrijk om te beseffen dat de gehele stal een macroklimaat is, maar dicht rond de dieren
een microklimaat. Er kan dus een verschil zijn in de temperatuur/vochtigheid in de gang ten
opzichte van tussen de dieren.
Plaats meters dus ook tussen de dieren, niet enkel in de gang (waar veel ventilatie is). Een
homogeen klimaat (overal lucht hetzelfde) komt niet voor.
• Temperatuur: elke diersoort heeft een comfort zone qua temperatuur. Het is onmogelijk om
constant in de comfort zone te blijven. We proberen in de thermo-neutrale zone te blijven:
de temperaturen waar geen oververhitting ontstaat en ook geen extra energie verbruikt moet
worden om op te warmen. Het is een grote probleem als het te warm is dan te koud (extra
eten voorzien).
Ventilatie gebeurt op twee manieren:
– Natuurlijke ventilatie:
➔ Schoorsteeneffect: de vuile warme lucht stijgt, door gat hoog bovenaan verdwijnt lucht,
ontstaan van een onderdruk, verse lucht zuigt aan via zij-gleuven boven dierhoogte (trek
vermijden), dit gaat het best in de winter door T verschil
1/17
, ➔ Windeffect: minder ideaal, door trek gaat te veel warmte bij dier verloren, werkt niet bij
verkeerde windrichting, werkt beter bij hoge stal (creëert meer overdruk tegen de gevel).
De dominante windrichting is het zuidwesten, ideaal is een stal daar loodrecht op.
– Mechanische ventilatie: ideaal in zomer wanneer schoorsteeneffect onvoldoende werkt.
Ventilatoren verplaatsen de lucht, kost zeer veel energie. Niet elke ventilator is ideaal voor
elke stal, ook is aantal ventilatoren verschillend per stal.
Principe van ventilatoren is afvoeren van lucht waardoor een onderdruk ontstaat en verse
lucht aangezogen wordt. Mechanische ventilatoren best loodrecht op dominante
windrichting plaatsen.
Ventilatoren worden aangestuurd door een soort thermostaat, bij minimumtemperatuur zal
ventilatie op minimum gaan (eventueel verwarming aan, maar ventilatie mag nooit uit), als
het te warm wordt zal de ventilator harder werken en eventueel airco aangaan. Als
verwarming en airco onvoldoende werken zal er een alarm afgaan.
Lucht uitlaten zijn openingen in de zijwanden of openingen in de nok. Meestal wordt gebruik
gemaakt van nokventilatie. Buiten schoorsteeneffect is hierbij ook venturi-effect aanwezig. Hierbij
wordt door passerende buitenlucht de stallucht naar buiten gezogen.
Luchtinlaten: kan met openingen in de muren (hoog genoeg tegen de trek), maar kan ook door stal
met maar 3 gesloten zijden.
In de zomer willen we zo veel mogelijk ventilatie, in de winter willen we de dieren beschermen
tegen overmatige ventilatie. Windschermen kunnen openingen afsluiten bij sterke wind,
windbrekers zoals windbreekneten of spleten zorgen dat de wind minder sterk is. Nadeel is dat het
licht ook verminderd wordt.
3. Productiesystemen en huisvesting van melkvee
Levenscyclus vrouwelijke melkkoeien, blijven vaak op
het bedrijf waar ze geboren zijn.
Stiertjes blijven 2 weken op het bedrijf en gaan daarna
naar afmest bedrijf.
– Pink of vaars: tot eerste kalving
– Verse koe: eerste 6 weken na kalving
– Vaars: tijdens eerste lactatie
– Melkkoe: vanaf tweede lactatie
– Droge koe: hoogdrachtige koe die niet meer
gemolken wordt
– Reforme koe: koe die op einde van haar
loopbaan afgemest wordt (liefst zo veel
mogelijk cycli per koe want opfok is duur)
Meeste koeien hebben 3-5 kalveren/cycli, problemen die vaak voorkomen zijn
vruchtbaarheidsproblemen, uiergezondheid problemen en klauwproblemen. Het opfokken van een
nieuwe vaars is eerst opbrengstloos en dus oninteressant.
Leven van nieuwe kalfjes start in afkalfstal. Dit is meestal in de melkstal: verandering na partus is
minder groot voor de koe, koe kan direct gemolken worden. Echter is in de jongveestal
hygiënischer.
2/17
, Hierna gaan de kalveren naar de eenlingboxen (binnenkort illegaal, minstens per twee), daarna naar
groepshuisvesting, naar jongveestal. Van jongveestal naar afkalfstal, naar melkkoeien.
De stal van de melkkoeien is meestal een vrije loopstal (vroeger overdag op wei, 's nachts
vastgebonden in bindstallen). Bestaat uit ligboxen, eetruimten en loopgang. Ligboxen zorgen ervoor
dat koeien er niet kunnen rechtstaan waar ze liggen. En dus niet mesten waar ze met hun uier gaan
liggen.
Er zijn ook bedrijven die op stro werken (nadelig, koeien kunnen in mest liggen, slecht voor
gezondheid), dat is ideaal voor klauwgezondheid. Dit soort stal bestaat minimum uit twee zones:
ingestrooid deel en tweede deel waar gelopen, gegeten en gemest wordt.
➔ Stallen die 8-10% hellen zijn makkelijker te onderhouden qua mest (laagste strook
schoonmaken want zakt door zwaartekracht, hoogste strook vers stro leggen) en de dieren
liggen loodrecht op de helling dus nemen minder plaats in
➔ Stallen die rechthoekig zijn worden geprefereerd omdat koeien zich veiliger voelen tegen de
muur
Methode voor management: diepstrooisel stal, stal start dieper dan grond, steeds stro bijgooien, stal
wordt steeds hoger. Uiteindelijk wordt alles dan in eens schoongemaakt. Echter zeer duur door
groot strogebruik.
Koeien gaan in competitie qua eten, er moet gezorgd worden dat ook minder dominante dieren
toegang hebben tot het voeder. Koeien eten vaak door voederhekkens: ze mogen niet te veel naar
voor moeten hangen (schouderbelasting) om het eten te kunnen bereiken. Best kunnen ze niet te
veel naar links en rechts rijken om competitie te vermijden.
Vaak voorkomende soort voederhekken: zelfsluitend hekken, maakt het mogelijk om dier veilig te
kunnen verzorgen. Echter beperken ze sterk de voorwaartse beweging waardoor dieren vaak tegen
metaal gaan hangen.
Koeien drinken zeer kortstondig veel water. Het is dus belangrijk dat een koe een drinkbak heeft die
snel veel water kan voorzien, anders drinken ze te weinig. Drinkbakjes zijn zeer handig in
onderhoud maar nadeel dat ze vaak laag debiet hebben (min 10
liter/minuut nodig). Ideaal is eigenlijk gewoon een grote drinkbak,
minimum één per 25 koeien, te beginnen bij twee bakken.
De lay-out van een koeienstal: minimaliseren af te leggen afstand,
vuil/proper scheiden. Zorg ervoor dat de eetgang en ligruimte niet
ver van elkaar zijn want koeien gaan anders langer blijven liggen en
minder eten.
Maximum 20 ligboxen op rij voor er een doorgang is, zo kan de koe
niet opgesloten raken in een compartiment door competitie.
De afkalfstal is in praktijk meestal in de melkstal en niet bij de jongveestal. Echter is dit qua
hygiëne en ziekte niet ideaal voor het kalf. Deze stallen zijn beter individuele.
Ideaal is het kalf bij de koe opvoeden voor een paar maand, in realiteit wordt dit niet gedaan. Laat
de koe niet eerst een band opbouwen met het kalf (direct weghalen, niet laten drooglikken en biest
met de fles) om stress te vermijden. Er moeten minimaal 3% afkalfstallen zijn van de totale aantal
koeien in het bezit.
Immobilisatiebox is nodig voor behandelingen die niet mogelijk zijn bij een zelfsluitend hek. Dit
kan voor klauwzorg, keizersneden...
3/17
onderdeel herkauwers, cameliden en varkens
LES 1: productiesystemen en huisvesting runderen en varkens
1. Luchtkwaliteit
De lucht bestaat normaal uit de volgende componenten: 78% stikstof, 21% zuurstof en 0,03% CO2.
In stallen zal langzaam de CO2 stijgen en de zuurstof dalen. Op zich is de hoge concentratie van
CO2 zelf geen probleem, echter is het een indicator voor het aantal ziekteverwekkers in de lucht.
Ook zal in een stalomgeving samen met CO2 de ammoniak concentratie stijgen. Hoge
ammoniakconcentraties verlammen de trilhaartjes in de luchtwegen en veroorzaken longproblemen.
Ammoniak ontstaat door vervluchtiging van ureum uit de urine veroorzaakt door mestbacteriën.
Het gebruik van aangepaste roosters vermijdt dat bacteriën van mest niet in contact komen met
urine, waardoor minder ureum omgezet wordt naar ammoniak. Kleinschalig is regelmatig uitmesten
ook een goede oplossing.
Ook waterstofsulfide is een mestgas die zeer toxisch is. Het komt vooral voor waar roosters mest
afvoeren naar mestputten die zeer weinig geleegd worden. Het is een zeer zwaar gas dat laag hangt
waardoor het vaak onder de roosters blijft hangen.
Echter vormt het een probleem wanneer de mest gemengd wordt (gebeurt regelmatig tegen vliegen).
De gassen komen omhoog, de dieren merken er niks van tot ze opeens bewustzijn verliezen, hoofd
nog lager hebben en eventueel sterven. Zet uw dieren buiten en verlucht. Wanneer een dier in een
mestput valt, bel de brandweer, er zelf in gaan is dodelijk.
Stofdeeltjes in de lucht afkomstig van hooi, stro, krachtvoer, huidschilfers, haar... zijn ook niet
ideaal. Bacteriën en virussen binden zich aan deze fijne deeltjes en worden veel dieper ingeademd.
Het is belangrijk om goed te verluchten of droge voeders te bevochtigen.
2. Microklimaat in een stal
Het is belangrijk om te beseffen dat de gehele stal een macroklimaat is, maar dicht rond de dieren
een microklimaat. Er kan dus een verschil zijn in de temperatuur/vochtigheid in de gang ten
opzichte van tussen de dieren.
Plaats meters dus ook tussen de dieren, niet enkel in de gang (waar veel ventilatie is). Een
homogeen klimaat (overal lucht hetzelfde) komt niet voor.
• Temperatuur: elke diersoort heeft een comfort zone qua temperatuur. Het is onmogelijk om
constant in de comfort zone te blijven. We proberen in de thermo-neutrale zone te blijven:
de temperaturen waar geen oververhitting ontstaat en ook geen extra energie verbruikt moet
worden om op te warmen. Het is een grote probleem als het te warm is dan te koud (extra
eten voorzien).
Ventilatie gebeurt op twee manieren:
– Natuurlijke ventilatie:
➔ Schoorsteeneffect: de vuile warme lucht stijgt, door gat hoog bovenaan verdwijnt lucht,
ontstaan van een onderdruk, verse lucht zuigt aan via zij-gleuven boven dierhoogte (trek
vermijden), dit gaat het best in de winter door T verschil
1/17
, ➔ Windeffect: minder ideaal, door trek gaat te veel warmte bij dier verloren, werkt niet bij
verkeerde windrichting, werkt beter bij hoge stal (creëert meer overdruk tegen de gevel).
De dominante windrichting is het zuidwesten, ideaal is een stal daar loodrecht op.
– Mechanische ventilatie: ideaal in zomer wanneer schoorsteeneffect onvoldoende werkt.
Ventilatoren verplaatsen de lucht, kost zeer veel energie. Niet elke ventilator is ideaal voor
elke stal, ook is aantal ventilatoren verschillend per stal.
Principe van ventilatoren is afvoeren van lucht waardoor een onderdruk ontstaat en verse
lucht aangezogen wordt. Mechanische ventilatoren best loodrecht op dominante
windrichting plaatsen.
Ventilatoren worden aangestuurd door een soort thermostaat, bij minimumtemperatuur zal
ventilatie op minimum gaan (eventueel verwarming aan, maar ventilatie mag nooit uit), als
het te warm wordt zal de ventilator harder werken en eventueel airco aangaan. Als
verwarming en airco onvoldoende werken zal er een alarm afgaan.
Lucht uitlaten zijn openingen in de zijwanden of openingen in de nok. Meestal wordt gebruik
gemaakt van nokventilatie. Buiten schoorsteeneffect is hierbij ook venturi-effect aanwezig. Hierbij
wordt door passerende buitenlucht de stallucht naar buiten gezogen.
Luchtinlaten: kan met openingen in de muren (hoog genoeg tegen de trek), maar kan ook door stal
met maar 3 gesloten zijden.
In de zomer willen we zo veel mogelijk ventilatie, in de winter willen we de dieren beschermen
tegen overmatige ventilatie. Windschermen kunnen openingen afsluiten bij sterke wind,
windbrekers zoals windbreekneten of spleten zorgen dat de wind minder sterk is. Nadeel is dat het
licht ook verminderd wordt.
3. Productiesystemen en huisvesting van melkvee
Levenscyclus vrouwelijke melkkoeien, blijven vaak op
het bedrijf waar ze geboren zijn.
Stiertjes blijven 2 weken op het bedrijf en gaan daarna
naar afmest bedrijf.
– Pink of vaars: tot eerste kalving
– Verse koe: eerste 6 weken na kalving
– Vaars: tijdens eerste lactatie
– Melkkoe: vanaf tweede lactatie
– Droge koe: hoogdrachtige koe die niet meer
gemolken wordt
– Reforme koe: koe die op einde van haar
loopbaan afgemest wordt (liefst zo veel
mogelijk cycli per koe want opfok is duur)
Meeste koeien hebben 3-5 kalveren/cycli, problemen die vaak voorkomen zijn
vruchtbaarheidsproblemen, uiergezondheid problemen en klauwproblemen. Het opfokken van een
nieuwe vaars is eerst opbrengstloos en dus oninteressant.
Leven van nieuwe kalfjes start in afkalfstal. Dit is meestal in de melkstal: verandering na partus is
minder groot voor de koe, koe kan direct gemolken worden. Echter is in de jongveestal
hygiënischer.
2/17
, Hierna gaan de kalveren naar de eenlingboxen (binnenkort illegaal, minstens per twee), daarna naar
groepshuisvesting, naar jongveestal. Van jongveestal naar afkalfstal, naar melkkoeien.
De stal van de melkkoeien is meestal een vrije loopstal (vroeger overdag op wei, 's nachts
vastgebonden in bindstallen). Bestaat uit ligboxen, eetruimten en loopgang. Ligboxen zorgen ervoor
dat koeien er niet kunnen rechtstaan waar ze liggen. En dus niet mesten waar ze met hun uier gaan
liggen.
Er zijn ook bedrijven die op stro werken (nadelig, koeien kunnen in mest liggen, slecht voor
gezondheid), dat is ideaal voor klauwgezondheid. Dit soort stal bestaat minimum uit twee zones:
ingestrooid deel en tweede deel waar gelopen, gegeten en gemest wordt.
➔ Stallen die 8-10% hellen zijn makkelijker te onderhouden qua mest (laagste strook
schoonmaken want zakt door zwaartekracht, hoogste strook vers stro leggen) en de dieren
liggen loodrecht op de helling dus nemen minder plaats in
➔ Stallen die rechthoekig zijn worden geprefereerd omdat koeien zich veiliger voelen tegen de
muur
Methode voor management: diepstrooisel stal, stal start dieper dan grond, steeds stro bijgooien, stal
wordt steeds hoger. Uiteindelijk wordt alles dan in eens schoongemaakt. Echter zeer duur door
groot strogebruik.
Koeien gaan in competitie qua eten, er moet gezorgd worden dat ook minder dominante dieren
toegang hebben tot het voeder. Koeien eten vaak door voederhekkens: ze mogen niet te veel naar
voor moeten hangen (schouderbelasting) om het eten te kunnen bereiken. Best kunnen ze niet te
veel naar links en rechts rijken om competitie te vermijden.
Vaak voorkomende soort voederhekken: zelfsluitend hekken, maakt het mogelijk om dier veilig te
kunnen verzorgen. Echter beperken ze sterk de voorwaartse beweging waardoor dieren vaak tegen
metaal gaan hangen.
Koeien drinken zeer kortstondig veel water. Het is dus belangrijk dat een koe een drinkbak heeft die
snel veel water kan voorzien, anders drinken ze te weinig. Drinkbakjes zijn zeer handig in
onderhoud maar nadeel dat ze vaak laag debiet hebben (min 10
liter/minuut nodig). Ideaal is eigenlijk gewoon een grote drinkbak,
minimum één per 25 koeien, te beginnen bij twee bakken.
De lay-out van een koeienstal: minimaliseren af te leggen afstand,
vuil/proper scheiden. Zorg ervoor dat de eetgang en ligruimte niet
ver van elkaar zijn want koeien gaan anders langer blijven liggen en
minder eten.
Maximum 20 ligboxen op rij voor er een doorgang is, zo kan de koe
niet opgesloten raken in een compartiment door competitie.
De afkalfstal is in praktijk meestal in de melkstal en niet bij de jongveestal. Echter is dit qua
hygiëne en ziekte niet ideaal voor het kalf. Deze stallen zijn beter individuele.
Ideaal is het kalf bij de koe opvoeden voor een paar maand, in realiteit wordt dit niet gedaan. Laat
de koe niet eerst een band opbouwen met het kalf (direct weghalen, niet laten drooglikken en biest
met de fles) om stress te vermijden. Er moeten minimaal 3% afkalfstallen zijn van de totale aantal
koeien in het bezit.
Immobilisatiebox is nodig voor behandelingen die niet mogelijk zijn bij een zelfsluitend hek. Dit
kan voor klauwzorg, keizersneden...
3/17