FOSSIELEN EN STRATA
Fossielen = belangrijke lithologische kenmerken van strata Indicatoren van paleo-
omgeving
Evolutie (onomkeerbaar proces) produceert unieke assemblages van fossielen,
fossielen komen dus 1x in een bepaald interval binnen de stratigrafie voor
belangrijk voor relatieve ouderdommen (biostratigrafie)
HISTOERIEK EN EVOLUTIE VAN BIOSTRATIGRAFISCH DENKEN
GEORGES CUVIER
Professor natuurhistoriek in Parijs
Catastrofist (exctinctie events, niet bijbels)
Anatomie bij vertebraten
WILLIAM SMITH
= geologische arbeider, geen goede afkomst of financiële stabiliteit
Maakte 1e nationale geologische kaart adhv faunale successie (fossielen)
↓
uitbreiding van Steno’s wet van superpositie, fossielen kunen gebruikt worden voor
relatieve datering
CHARLES DARWIN
= evolutietheorie + mechanisme voor evolutie
Oudere gesteentes bevatten fossielen van voorouders van soorten die in de jongere
gesteenten gevonden zijn
Evolutie onomkeerbare veranderingen in de morfologie van soorten uitsterven
Soort heeft beperkte ‘houdbaarheid’ in de tijd beperkte ‘biostratigrafische
range’
, GOEDE FOSSIELEN – SLECHTE FOSSIELEN – INDEX FOSSIELEN
PROBLEMEN MET VEROUDERDE BIOSTRATIGRAFIE
Bepaalde organismes hebben een (zeer) lage kans tot fossilisatie.
Niet alle organismes (en resulterende fossielen) komen over grote
gebieden/oppervlaktes voor
o Palaeobiogeografie: fysische barrières (vb., benthos)
o Tolerantie barrières (for T, saliniteit, diepte; vb. plankton)
o Specifieke benthische omgevingen/substraten... etc
o Bewaring/collectie gebonden aan een bepaald facies
paleo-ecologie / paleogeografie
Geologische factoren: Herwerkte, geïntroduceerde of geïnfiltreerde fossielen en
condensatie
Problemen met onvolledige bemonstering / menselijke factor
1. PALEOBIOGEOGRAFIE (VERSPREIDING)
Vb) je kan het holoceen niet dateren adhv ijsbeerbeenderen (enkel polaire gebieden)
Cosmopolitanisme vs provincialisme
= overal = beperkte plaats
Benthisch: moeilijk te correleren: bv. Brachiopoden
= heel gevoelig voor verandering in omgeving,
o Eerste voorkomen van brachiopoden kan een verandering in
afzettingsomstandigheden reflecteren, eerder dan een evolutionair event
o Bv. Zeespiegelstijging faciesshift
Latitudiale planktongordels: bv. graptolieten, ammonieten, plantkische foraminifera
= Veel minder afhankelijk van hun afzettingsomgeving en substraten, leven ver
boven de zeebodem
o SST geontroleerde verspreiding van planktonische foraminifera
Correlaties in 1 latitidunale gordel makkelijk, over gordels heen
moeilijk
Gordels variëren in de tijd door klimaatsveranderingen (icehouse
SST gradient vs greenhouse SST gradient)