RERLIGIE, ZINGEVEVING EN LEVENSBESCHOUWING
Deel 1: Persoonlijke en professionele identiteit (topic 3: Levensbeschouwing en religie in je eigen leven)
1.1 Leraar met hart en ziel
1. Leraar vanuit je hart
‘Hart’ = een plek waar je geraakt wordt
Je hebt je hart laten spreken bij de keuze om leraar te worden
Het is een keuze vanuit een (buik)gevoel >> je volgt uw hart
2. Leraar vanuit je ziel
‘Ziel’ = wie je bent, je identiteit
Dit is een leerkracht die lesgeeft met volle goesting, die betrokken en een luisterend oor is, …
Het gene wat die persoon maakt (eigenheid, persoonlijkheid, …)
De leerkracht durft te tonen wie hij of zij is. Ze tonen waar ze voor staan en willen dit dan ook
meegeven aan de kinderen >> zich blootstellen
Geen masker opzetten of rolletje spelen
Lesgeven met passie is de enige manier om kinderen mee te krijgen.
Vb. een zanger kan mooi zingen, maar het raakt je niet. Dit komt omdat de zanger zich niet blotstelt en doet dit
niet met passie >> er zit geen eigenheid in je gaat geraakt zijn als de zanger dit met passie doet en laat zien dat
hij dit graag doet.
1.2 Een bezielde leraar heeft een ‘levensbeschouwing’
Een bezielde leraar = een leerkracht die iemand is, die ergens voor staat, die zijn identiteit voor leerlingen
zichtbaar maakt.
>> Lesgeven vanuit een persoonlijke levensbeschouwing = lesgeven vanuit hart en ziel
1.3 Een persoonlijke levensbeschouwing
Iedereen is levensbeschouwelijk – iedereen beschouwt het leven op een bepaalde manier: wie je bent, wat
je belangrijk vindt, blik op de wereld, … >> voor iedereen persoonlijk
Die persoonlijke levensbeschouwing vergelijken we met een rugzakje met alle dingen die je mee
hebt gemaakt, mensen die je ontmoet, …
Persoonlijke levensbeschouwing (persoonlijke visie op het leven) = jouw eigen verhaal
Dat verhaal is niet neutraal maar gekleurd en uniek door ervaringen, opvoeding, cultuur,
omgeving, …
Het stopt nooit, elke dag schrijf je verder
1.4 Een leerkracht met bagage
Als leerkracht draag je jouw interpretatie, mening, jouw eigen ‘kijk op het leven’ over.
Je bent dus nooit neutraal, je draagt een ‘rugzak’
Je ‘rugzak’ bepaalt hoe je als leerkracht zal zijn.
Een masker opzetten is niet mogelijk, je geeft dit bewust en onbewust door aan de kinderen
! Bewust worden van jezelf zorgt ervoor dat je weet wat je wil doorgeven aan de kinderen!
1.5 De identiteitsdriehoek
1. Persoonlijke identiteit:
wie je bent als persoon
(rugzakje, kijk op de
wereld, hobby’s, talenten,
je verhaal, …)
2. Professionele identiteit:
wie je wil zijn als
leerkracht >> identiteit
als leerkracht
1
, 3. Institutionele identiteit: de school waar je terechtkomt >> Je wil
aanvaard worden
Model wordt weergeven als een driehoek omdat die noemers altijd samen hangen, deze kan je niet
loskoppelen van elkaar.
o Wie je bent als persoon, speelt mee in wat voor een leerkracht je wilt worden (bewuste en onbewuste
invloed) >> Persoonlijk & profesioneel
o De school waar je lesgeeft, moet een school zijn waarbij je je goed voelt zowel als persoon en als
leerkracht. >> persoonlijk, professioneel & institusionel
Deze theorie hoort bij verwerkingsopdracht 1
Deel 2: terminologie (staat los van 3 topics)
2.1 Onderscheid tussen religie en godsdienst
>> ondersheid is eigen aan de nederlandse taal
RELIGIE (datgene wat ons verbindt met het hele bestaan)
Afkomst latijn: ‘re-ligare’ = opnieuw verbinden / ergens toe verbinden
Verbonden voelen, een band voelen met = verbintenis
In de buik ervaar je een ultieme verbondenheid met je moeder. Vanaf de geboore wordt die
verbondenheid doorgeknipt, kapot gemaakt.
We gaan in ons leven (on)bewust terug opzoek naar die ultieme verbondenhied
Iedereen is religieus, want we hebben een doel ons opnieuw ergens toe te verbinden
MAAR:
In context van cursus gaat het over een verbondenheid met iets meer
Religie = verbondenheid met iets meer, het gevoel hebben dat er iets meer is >> verbondenheid met een
transcendent karakter
‘transcendent karakter’ = iets groter dat je niet kan vasthouden, voelen, horen, ruiken,…
Op deze manier zijn we niet allemaal religieus
GODSDIENST (een geïstitutionaliseerde vorm van religie waarbij mensen samen en
persoonlijk omgaan met een God of Goden)
= een concretere invulling van een religie
‘iets meer’ is voor godsdienstige een God
Je voelt een band met een God
God dienen (veronderstelt het bestaan van God(en))
OVEREENKOMSTEN:
De verbondenheid die ze voelen gaan ze uitdrukken met handelingen (in verschillende vormen)
Bv. Kaarsen branden, bidden, rituele wassing, dragen van een symbool,…
o Kerstmis: je kan een kerstboom zetten door de cultuur waar in je opgroeit, omdat het gezellig is, door een
religieuze of godsdienstige overtuiging,…
o Hoofddoek dragen: kan zowel een deel van de cultuur zijn of vanuit een religie of godsdienst.
Vanuit handelingen kan je niet afleiden of iemand deze doet vanuit een religieuze of godsdienste
overtuigen. >> ontdekken waarom iemand de handeling doet, dan moet je in gesprek gaan.
Toepassing christendom:
1. Christendom = godsdienst
Handelingen om God te dienen
>> deze handelingen zien er verschillende uit: naar kerk gaan, kruisje dragen,…
2. Christendom (= of ) religie
Hangt er vanaf hoe je er naar kijkt
>> je maakt het concreter, maar er is ook sprake van een verbondenheid
- Niet-christenen: zien het zowel als een godsdienst en een religie
2
, - Christenen: vinden het christendom uniek en geloven in God, dus enkel een godsdienst
2.2 De term ‘geloof’
GELOOF (ons dagelijks omgaan met wat we niet zeker weten)
Iedereen is gelovig op een bepaalde manier bv. Geloven in jezelf, geloven in
goede van mensen,…
MAAR:
Gaat over religieuze en godsdienstige gelovigheid
- Geloven dat er iets meer is
- Geloven dat er een God is, ook al is er geen bewijs
Je moet u leven hier volledig naar inrichten / je hebt hier het diepste vertrouwen in, waardoor je
volledig overtuigd bent
Vb. filmpje tijdens les: je kan uitspreken dat je er in gelooft, maar je moet dit ook effectief tonen!
Toepassing christendom:
1. Christendom = godsdienstig gelovig
Verbondenheid met god / geloven dat er een God is en vertwouwen daarop
2. Christendom (= of ) religieus gelovig
Hangt er vanaf hoe je er naar kijkt
- Niet-christenen: godsdienstig geloven = religieus gelovig
- Christenen: enkel godsdienstig geloven
Zelfde uitleg als bij godsdienst en religie
2.3 Zingeving en levensbeschouwing
ZINGEVING (spiritualiteit komt voort uit het persoonlijk betekenis geven aan ervaringen)
Zin – geven >> zin geven aan je leven/bestaan
= betekenis geven aan het leven, aan de dingen die je meemaakt
Dingen die je doet moeten betekenisvol zijn
Iedereen is bezig met zingeving
Zin in ons leven zorgt ervoor dat we in moeilijke tijden er terug bovenop
geraken, dat we het weer zien zitten, …
Zin halen uit het leven kan via u religie of godsdienst, maar kan er ook volledig los van staan bv. Van mooie
momenten een foto maken >> betekenis geven aan dingen die ik meemaak en wil blijven koesteren.
Toepassing christendom:
- Overtuigend – christenen: godsdienst geeft zin en betekenis aan je leven
MAAR:
Christendom een zingevend systeem
Het gaat niet automatisch meer betekenis geven aan je leven, maar het zou wel kunnen
Bv. Je weet het allemaal niet meer en wil terug zin vinden, je bent zoekende >> je kan het christendom gebruiken
om die zin terug te vinden, maar wil niet zeggen dat het bij je past en zal je dus verder moeten zoeken.
LEVENSBESCHOUWING (een kijk op hoe mensen in het leven staan, van buitenaf)
Iedereen is levensbeschouwelijk >> iedereen beschouwt het leven op een andere
manier, staat op een bepaalde manier in het leven
Allemaal een eigen persoonlijke gekleurde bril hoe we naar het leven kijken
De bril is gekleurd door de opvoeding, cultuur, omgeving, ervaringen, …
Iedereen heeft een eigen persoonlijk verhaal
Toepassing christendom:
Christendom levensbeschouwing
Elke christen heeft zijn eigen bril, eigen verhaal >> iedereen maakt iets anders mee
Er is geen christelijke bril om naar het leven te kijken
3
Deel 1: Persoonlijke en professionele identiteit (topic 3: Levensbeschouwing en religie in je eigen leven)
1.1 Leraar met hart en ziel
1. Leraar vanuit je hart
‘Hart’ = een plek waar je geraakt wordt
Je hebt je hart laten spreken bij de keuze om leraar te worden
Het is een keuze vanuit een (buik)gevoel >> je volgt uw hart
2. Leraar vanuit je ziel
‘Ziel’ = wie je bent, je identiteit
Dit is een leerkracht die lesgeeft met volle goesting, die betrokken en een luisterend oor is, …
Het gene wat die persoon maakt (eigenheid, persoonlijkheid, …)
De leerkracht durft te tonen wie hij of zij is. Ze tonen waar ze voor staan en willen dit dan ook
meegeven aan de kinderen >> zich blootstellen
Geen masker opzetten of rolletje spelen
Lesgeven met passie is de enige manier om kinderen mee te krijgen.
Vb. een zanger kan mooi zingen, maar het raakt je niet. Dit komt omdat de zanger zich niet blotstelt en doet dit
niet met passie >> er zit geen eigenheid in je gaat geraakt zijn als de zanger dit met passie doet en laat zien dat
hij dit graag doet.
1.2 Een bezielde leraar heeft een ‘levensbeschouwing’
Een bezielde leraar = een leerkracht die iemand is, die ergens voor staat, die zijn identiteit voor leerlingen
zichtbaar maakt.
>> Lesgeven vanuit een persoonlijke levensbeschouwing = lesgeven vanuit hart en ziel
1.3 Een persoonlijke levensbeschouwing
Iedereen is levensbeschouwelijk – iedereen beschouwt het leven op een bepaalde manier: wie je bent, wat
je belangrijk vindt, blik op de wereld, … >> voor iedereen persoonlijk
Die persoonlijke levensbeschouwing vergelijken we met een rugzakje met alle dingen die je mee
hebt gemaakt, mensen die je ontmoet, …
Persoonlijke levensbeschouwing (persoonlijke visie op het leven) = jouw eigen verhaal
Dat verhaal is niet neutraal maar gekleurd en uniek door ervaringen, opvoeding, cultuur,
omgeving, …
Het stopt nooit, elke dag schrijf je verder
1.4 Een leerkracht met bagage
Als leerkracht draag je jouw interpretatie, mening, jouw eigen ‘kijk op het leven’ over.
Je bent dus nooit neutraal, je draagt een ‘rugzak’
Je ‘rugzak’ bepaalt hoe je als leerkracht zal zijn.
Een masker opzetten is niet mogelijk, je geeft dit bewust en onbewust door aan de kinderen
! Bewust worden van jezelf zorgt ervoor dat je weet wat je wil doorgeven aan de kinderen!
1.5 De identiteitsdriehoek
1. Persoonlijke identiteit:
wie je bent als persoon
(rugzakje, kijk op de
wereld, hobby’s, talenten,
je verhaal, …)
2. Professionele identiteit:
wie je wil zijn als
leerkracht >> identiteit
als leerkracht
1
, 3. Institutionele identiteit: de school waar je terechtkomt >> Je wil
aanvaard worden
Model wordt weergeven als een driehoek omdat die noemers altijd samen hangen, deze kan je niet
loskoppelen van elkaar.
o Wie je bent als persoon, speelt mee in wat voor een leerkracht je wilt worden (bewuste en onbewuste
invloed) >> Persoonlijk & profesioneel
o De school waar je lesgeeft, moet een school zijn waarbij je je goed voelt zowel als persoon en als
leerkracht. >> persoonlijk, professioneel & institusionel
Deze theorie hoort bij verwerkingsopdracht 1
Deel 2: terminologie (staat los van 3 topics)
2.1 Onderscheid tussen religie en godsdienst
>> ondersheid is eigen aan de nederlandse taal
RELIGIE (datgene wat ons verbindt met het hele bestaan)
Afkomst latijn: ‘re-ligare’ = opnieuw verbinden / ergens toe verbinden
Verbonden voelen, een band voelen met = verbintenis
In de buik ervaar je een ultieme verbondenheid met je moeder. Vanaf de geboore wordt die
verbondenheid doorgeknipt, kapot gemaakt.
We gaan in ons leven (on)bewust terug opzoek naar die ultieme verbondenhied
Iedereen is religieus, want we hebben een doel ons opnieuw ergens toe te verbinden
MAAR:
In context van cursus gaat het over een verbondenheid met iets meer
Religie = verbondenheid met iets meer, het gevoel hebben dat er iets meer is >> verbondenheid met een
transcendent karakter
‘transcendent karakter’ = iets groter dat je niet kan vasthouden, voelen, horen, ruiken,…
Op deze manier zijn we niet allemaal religieus
GODSDIENST (een geïstitutionaliseerde vorm van religie waarbij mensen samen en
persoonlijk omgaan met een God of Goden)
= een concretere invulling van een religie
‘iets meer’ is voor godsdienstige een God
Je voelt een band met een God
God dienen (veronderstelt het bestaan van God(en))
OVEREENKOMSTEN:
De verbondenheid die ze voelen gaan ze uitdrukken met handelingen (in verschillende vormen)
Bv. Kaarsen branden, bidden, rituele wassing, dragen van een symbool,…
o Kerstmis: je kan een kerstboom zetten door de cultuur waar in je opgroeit, omdat het gezellig is, door een
religieuze of godsdienstige overtuiging,…
o Hoofddoek dragen: kan zowel een deel van de cultuur zijn of vanuit een religie of godsdienst.
Vanuit handelingen kan je niet afleiden of iemand deze doet vanuit een religieuze of godsdienste
overtuigen. >> ontdekken waarom iemand de handeling doet, dan moet je in gesprek gaan.
Toepassing christendom:
1. Christendom = godsdienst
Handelingen om God te dienen
>> deze handelingen zien er verschillende uit: naar kerk gaan, kruisje dragen,…
2. Christendom (= of ) religie
Hangt er vanaf hoe je er naar kijkt
>> je maakt het concreter, maar er is ook sprake van een verbondenheid
- Niet-christenen: zien het zowel als een godsdienst en een religie
2
, - Christenen: vinden het christendom uniek en geloven in God, dus enkel een godsdienst
2.2 De term ‘geloof’
GELOOF (ons dagelijks omgaan met wat we niet zeker weten)
Iedereen is gelovig op een bepaalde manier bv. Geloven in jezelf, geloven in
goede van mensen,…
MAAR:
Gaat over religieuze en godsdienstige gelovigheid
- Geloven dat er iets meer is
- Geloven dat er een God is, ook al is er geen bewijs
Je moet u leven hier volledig naar inrichten / je hebt hier het diepste vertrouwen in, waardoor je
volledig overtuigd bent
Vb. filmpje tijdens les: je kan uitspreken dat je er in gelooft, maar je moet dit ook effectief tonen!
Toepassing christendom:
1. Christendom = godsdienstig gelovig
Verbondenheid met god / geloven dat er een God is en vertwouwen daarop
2. Christendom (= of ) religieus gelovig
Hangt er vanaf hoe je er naar kijkt
- Niet-christenen: godsdienstig geloven = religieus gelovig
- Christenen: enkel godsdienstig geloven
Zelfde uitleg als bij godsdienst en religie
2.3 Zingeving en levensbeschouwing
ZINGEVING (spiritualiteit komt voort uit het persoonlijk betekenis geven aan ervaringen)
Zin – geven >> zin geven aan je leven/bestaan
= betekenis geven aan het leven, aan de dingen die je meemaakt
Dingen die je doet moeten betekenisvol zijn
Iedereen is bezig met zingeving
Zin in ons leven zorgt ervoor dat we in moeilijke tijden er terug bovenop
geraken, dat we het weer zien zitten, …
Zin halen uit het leven kan via u religie of godsdienst, maar kan er ook volledig los van staan bv. Van mooie
momenten een foto maken >> betekenis geven aan dingen die ik meemaak en wil blijven koesteren.
Toepassing christendom:
- Overtuigend – christenen: godsdienst geeft zin en betekenis aan je leven
MAAR:
Christendom een zingevend systeem
Het gaat niet automatisch meer betekenis geven aan je leven, maar het zou wel kunnen
Bv. Je weet het allemaal niet meer en wil terug zin vinden, je bent zoekende >> je kan het christendom gebruiken
om die zin terug te vinden, maar wil niet zeggen dat het bij je past en zal je dus verder moeten zoeken.
LEVENSBESCHOUWING (een kijk op hoe mensen in het leven staan, van buitenaf)
Iedereen is levensbeschouwelijk >> iedereen beschouwt het leven op een andere
manier, staat op een bepaalde manier in het leven
Allemaal een eigen persoonlijke gekleurde bril hoe we naar het leven kijken
De bril is gekleurd door de opvoeding, cultuur, omgeving, ervaringen, …
Iedereen heeft een eigen persoonlijk verhaal
Toepassing christendom:
Christendom levensbeschouwing
Elke christen heeft zijn eigen bril, eigen verhaal >> iedereen maakt iets anders mee
Er is geen christelijke bril om naar het leven te kijken
3