Inleiding radiotherapie
Geen diagnose stellen op basis van beeldvorming. Radiotherapie behandeld patiënten waarbij de
diagnose als gesteld is van een maligne tumor.
Het is de behandeling die patiënten ondergaan om tumorcellen te vernietigen of te
beschadigen, hiervoor maakt men gebruik van hoogenergetische deeltjes/ioniserende
straling.
Gebruik maken van lineaire versneller
Inwendige bestraling = brachytherapie µ
Doel van behandeling bereiken (patiënt genezen) = curatieve behandeling
Patiënt helpen pijn bestrijden = palliatieve behandeling
Vormen van radiotherapie
14.1 Uitwendige bestraling
Bundels met hoge energie (megavoltstraling), geproduceerd door lineaire versneller
o Kan fotonenbundel (MV) en elektronenbundel (MeV) produceren
Fotonenbundel: als tumoren diep in het lichaam liggen
Elektronenbundel: relatief oppervlakkige gelegen tumoren
Recente techniek = hadrontherapie, hierbij maakt men gebruik van een cyclotron om met
protonenbundels de energieafgifte plaats te laten vinden in een begrensd gebied.
14.2 Inwendige bestraling (brachytherapie)
Gesloten radioactieve bron wordt in of nabij de tumor geplaatst. Door een veel snellere dosisafname
met toenemende afstand van de bron kan er met een hoge dosis op het doelvolume toch omliggend
gezond weefsel gepaard worden.
Men kan het inbrengen van radioactieve bronnen op 2 manieren laten verlopen:
Permanenten implant: de bronnen worden direct in het te bestralen volume ingebracht en
niet meer verwijdert. (jodium-125)
Tijdelijke implant: een applicator wordt eerst in of tegen het te behandelen gebied geplaatst.
Daarna wordt de applicator aangesloten op een afterloader, dit is een toestel waar de
radioactieve bron in zit vervat. Deze wordt via een kabel automatisch tot op de goede plaats
in de applicator geduwd.
Route van patiënt op de dienst radiotherapie
1
, 15.1 Statusgesprek
Hierbij wordt de patiënt ingelicht over de behandeling en over de mogelijke bijwerkingen. Daarna kan
een aanvullend onderzoek gebeuren door de radiotherapeut en wordt vaak nog een bijkomende
onderzoeken verricht om de tumoruitbereiding met grote nauwkeurigheid te kunnen vaststellen.
15.2 CT-stimulatie
Er zijn specifieke aanpassingen nodig:
De CT-scanner heeft een vlak tafelblad
De CT-scanner heeft een grote bore tussen 80 en 90 cm
Er dienen lasers aanwezig te zijn voor het vaststellen van de positie van de patiënt
Elke simulatie start met het positioneren van de patiënt op de CT simulatie tafel in de juiste houding
en met de correcte hulpstukken/fixatiemiddelen.
Deze hulpstukken worden gekozen in functie van de te bestralen regio en hebben 2 fundamentele
taken:
Patiënt zo goed mogelijk immobiliseren
Reproduceerbaarheid van de volledige behandeling zo goed mogelijk te garanderen
Nadat de patiënt gepositioneerd werd in de bestralingshouding wordt tijdens de plannings CT-scan de
ruime regio van de patiënt gescand waar de tumor zich bevindt.
Door de CT verkrijgt men driedimensionale beelden bestaande uit een hoge resolutie en contrast
gebaseerd op elektronen densiteit. Het biedt ook het uitstekende weke delen contrast, dit leidt tot
het verbeteren van de lokalisatie en definiëring van het tumorvolume in tegenstelling tot de vroegere
rudimentaire simulaties.
15.3 Intekenen
Na het verkrijgen van palnningsCT wordt het doelvolume en risico organen ingetekend.
MRI: weke delen contrast
PET-CT: lymfeklierenmetastasen
Voor het intekenen gebruikt men volgende formules:
GTV (Gross Tumor Volume) = aantoonbaar volume en kan primaire tumor als lymfogene of
hematogene metastasen omvatten.
CTV (Clinical Target Volume) = bevat het GTV met daaromheen een weefsellaag waar maligne
groei mag worden veronderstelt maar die niet klinisch aantoonbaar is.
PTV (Planning Target Volume) = is een geometrisch concept.
OAR’s (Organs At Risk) = zijn gezonde normale weefsels waarvan hun stralingsgevoeligheid
een invloed hebben op de dosisberekening van de behandeling en/of de voorgeschreven
dosis.
15.4 Dosisberekening
2
Geen diagnose stellen op basis van beeldvorming. Radiotherapie behandeld patiënten waarbij de
diagnose als gesteld is van een maligne tumor.
Het is de behandeling die patiënten ondergaan om tumorcellen te vernietigen of te
beschadigen, hiervoor maakt men gebruik van hoogenergetische deeltjes/ioniserende
straling.
Gebruik maken van lineaire versneller
Inwendige bestraling = brachytherapie µ
Doel van behandeling bereiken (patiënt genezen) = curatieve behandeling
Patiënt helpen pijn bestrijden = palliatieve behandeling
Vormen van radiotherapie
14.1 Uitwendige bestraling
Bundels met hoge energie (megavoltstraling), geproduceerd door lineaire versneller
o Kan fotonenbundel (MV) en elektronenbundel (MeV) produceren
Fotonenbundel: als tumoren diep in het lichaam liggen
Elektronenbundel: relatief oppervlakkige gelegen tumoren
Recente techniek = hadrontherapie, hierbij maakt men gebruik van een cyclotron om met
protonenbundels de energieafgifte plaats te laten vinden in een begrensd gebied.
14.2 Inwendige bestraling (brachytherapie)
Gesloten radioactieve bron wordt in of nabij de tumor geplaatst. Door een veel snellere dosisafname
met toenemende afstand van de bron kan er met een hoge dosis op het doelvolume toch omliggend
gezond weefsel gepaard worden.
Men kan het inbrengen van radioactieve bronnen op 2 manieren laten verlopen:
Permanenten implant: de bronnen worden direct in het te bestralen volume ingebracht en
niet meer verwijdert. (jodium-125)
Tijdelijke implant: een applicator wordt eerst in of tegen het te behandelen gebied geplaatst.
Daarna wordt de applicator aangesloten op een afterloader, dit is een toestel waar de
radioactieve bron in zit vervat. Deze wordt via een kabel automatisch tot op de goede plaats
in de applicator geduwd.
Route van patiënt op de dienst radiotherapie
1
, 15.1 Statusgesprek
Hierbij wordt de patiënt ingelicht over de behandeling en over de mogelijke bijwerkingen. Daarna kan
een aanvullend onderzoek gebeuren door de radiotherapeut en wordt vaak nog een bijkomende
onderzoeken verricht om de tumoruitbereiding met grote nauwkeurigheid te kunnen vaststellen.
15.2 CT-stimulatie
Er zijn specifieke aanpassingen nodig:
De CT-scanner heeft een vlak tafelblad
De CT-scanner heeft een grote bore tussen 80 en 90 cm
Er dienen lasers aanwezig te zijn voor het vaststellen van de positie van de patiënt
Elke simulatie start met het positioneren van de patiënt op de CT simulatie tafel in de juiste houding
en met de correcte hulpstukken/fixatiemiddelen.
Deze hulpstukken worden gekozen in functie van de te bestralen regio en hebben 2 fundamentele
taken:
Patiënt zo goed mogelijk immobiliseren
Reproduceerbaarheid van de volledige behandeling zo goed mogelijk te garanderen
Nadat de patiënt gepositioneerd werd in de bestralingshouding wordt tijdens de plannings CT-scan de
ruime regio van de patiënt gescand waar de tumor zich bevindt.
Door de CT verkrijgt men driedimensionale beelden bestaande uit een hoge resolutie en contrast
gebaseerd op elektronen densiteit. Het biedt ook het uitstekende weke delen contrast, dit leidt tot
het verbeteren van de lokalisatie en definiëring van het tumorvolume in tegenstelling tot de vroegere
rudimentaire simulaties.
15.3 Intekenen
Na het verkrijgen van palnningsCT wordt het doelvolume en risico organen ingetekend.
MRI: weke delen contrast
PET-CT: lymfeklierenmetastasen
Voor het intekenen gebruikt men volgende formules:
GTV (Gross Tumor Volume) = aantoonbaar volume en kan primaire tumor als lymfogene of
hematogene metastasen omvatten.
CTV (Clinical Target Volume) = bevat het GTV met daaromheen een weefsellaag waar maligne
groei mag worden veronderstelt maar die niet klinisch aantoonbaar is.
PTV (Planning Target Volume) = is een geometrisch concept.
OAR’s (Organs At Risk) = zijn gezonde normale weefsels waarvan hun stralingsgevoeligheid
een invloed hebben op de dosisberekening van de behandeling en/of de voorgeschreven
dosis.
15.4 Dosisberekening
2