samenvatting + begrippenlijst algemene chemie

Algemene Chemie
1. Inleiding
De natuurwetenschappelijke methode:

 natuurwetten: vastgestelde wetmatigheden in bepaalde
verschijnselen die als universeel en onveranderlijk worden beschouwd,
analytische stelling vast gelegd in een wiskundige vergelijking

Observeren Natuurlijk of experimenteel
Hypothese Voorlopige verklaring
Experimenten opzetten om de - Steeds 1 factor per keer
hypothese te testen wijzigen
- Hypothese herzien indien
experimenten aantonen dat
deze ontoereikend is
Theorie of model Versterkt de hypothese
Experimenten opzetten om de - Theorie wijzigen indien
voorspelling van de theorie te testen experimenten aantonen dat
deze ontoereikend is
Theorie aanvaard Tot latere observaties of
experimenten aantonen dat ze
ontoereikend is



2. Structuurmodel van de materie

2.1 Materie als mengsel van zuivere stoffen

 Materie: verzamelnaam voor alles wat massa heeft
 Stof: wordt gekenmerkt door een aantal fysische constanten die de stof
eigenschappen bepalen
 Mengsel: zuivere stoffen komen gemend voor met andere stoffen,
bestaat uit verschillende componenten
 Homogene mengsels of oplossingen
 Colloïdale mengsels
 Heterogene mengsels




Homogene  Mengsels waarin men de verschillende

, mengsels componenten niet meer van elkaar kan
onderscheiden
 Diameter < 10−9 m
 Componenten zijn op gelijkvormige wijze
verdeeld
 Eigenschappen in het gehele mengsel
zijn gelijk
Colloïdale  Vormen de overgang tussen homogene
mengsels en heterogene mengsels
 Deeltjesgrootte van grootste component
tussen 10−7 m en 10−9 m
 Lijkt op eerste zicht een oplossing omdat
deeltjes te klein zijn om met blote oog
waar te nemen
 Groot genoeg om licht te verstrooien=
Tyndalleffect
Heterogene  Mengsels waarin ten minste één van de
mengsels componenten te onderscheiden is
 Diameter > 10−7 m
 Om deeltjes te onderscheiden kunnen
hulpmiddelen zoals microscoop of loep
nodig zijn

 Heterogene mengsels indelen op basis van aggregatietoestand
 Grove mengsels: De verschillende componenten zijn vast
 Suspensies: Fijne vaste stof verdeeld in een vloeistof
 Emulsies: Fijne vloeistofdruppels verdeeld in een andere
vloeistof
 Nevel: Fijne vloeistofdruppels verdeeld in een gas
 Rook: Fijne vaste stof verdeeld in een gas
 Schuim: Een gas verdeeld in een vloeistof


 Scheiden van mengsels
 Scheidingstechniek: een fysisch proces om één of meerdere
componenten uit een mengsels a te zonderen

Manueel scheiden Één van de componenten manueel uit het
mengsel halen
Zeven -Deeltjes scheiden op basis van grootte
met een
zeef met een bepaalde maaswijdte
-de grotere deeltjes zullen op de zeef
achter blijven
en de kleinere vallen door de openingen
Filtreren -Deeltjes scheiden op basis van grootte
met een
filter met bepaalde poriëngrootte
-deeltjes in vloeistof die groter zijn dan de
poriën op
de filter achterblijven (=residu) en de
kleinere

, deeltjes er doorheen gaan (=filtraat)
Decanteren Twee of meerdere niet mengbare stoffen
scheiden op basis van verschil in massa
dichtheid.
 Manueel
 Scheitrechter: emulsie in trechter
gieten, verschillende lagen worden
zichtbaar. Grootste massadichtheid
onderaan via kraantje en kleinste
massadichtheid bovenaan via
trechter.
Centrifugeren -Centrifuge draait snel rond, inhoud wordt
onderworpen aan middelpuntvliegende
kracht
-Stoffen met grote massadichtheid aan
buitenkant,
kleinste massadichtheid dicht bij
rotatieas
(daarna decantatie)
Extraheren -toevoegen van extractie vloeistof
-onttrekt bestanddelen die goed oplossen
(nadien filtratie/decantatie)
Absorberen -toevoegen vast absorptiemiddel
-onttrekt bestanddelen met grote affiniteit
voor dit
Middel (nadien filtratie)
Destilleren -verhitten
-vloeistof met laagste kookpunt eerst
verdampen +
condenseren en afzonderen
(=destillaat)
-stoffen met hogere kooktemperatuur
worden niet
afgezonderd (=residu)




2.2. Zuivere stoffen – moleculen – atomen
 Zuivere stoffen
 Bevatten slechtst één soort moleculen of roosterstructuren

Samengestelde Opgebouwd uit verschillende
stof elementen
Enkelvoudige Opgebouwd uit dezelfde elementen
stof (200-tal)


 Atoomsoorten = elementen
 Nog beperkter dan aantal enkelvoudige stoffen
 92 natuurlijke elementen
 Atomaire bouwsteentjes van samengestelde stoffen

, 2.3. Chemisch tekenschrift
 Symbool
 Bestaat uit één of soms twee letters
 Eerste letter is de eerste letter van de Latijnse naam van
element steeds met een hoofdletter
 Tweede letter is de tweede letter uit die naam en steeds
een kleine letter

Ag Zilver
Al aluminium
Ar Argon
As Arseen
Au Goud
B boor
Ba Barium
Be Berylium
Bi Bismut
Br Broom
C koolstof
Ca calcium
Cd cadmium
Cl chloor
Co Kobalt
Cr Chroom
Cs Cesium
Cu koper
Ge germanium
H waterstof
He Helium
Hg kwik
I jood
K Kalium
Kr krypton
Li Lithium
Mg Magnesium
Mn Mangaan
Mo Molybdeen
N Stikstof
Na Natrium
Ne Neon
Ni nikkel