THEMA LONGGENEESKUNDE
WEEK 1: Hoesten/Haemoptoë
Leerdoel 1:
Hallmarks of cancer
1. Zelfvoorziening van groei signalen
-> Onder normale fysiologische condities is dit het stappenpatroon voor cel proliferatie:
a. Binding ve GF aan zijn specifieke receptor op het celmembraan
-> Alle normale cellen hebben nood aan stimulatie door GF om proliferatie te kunnen ondergaan
-> NORMAAL: Cellen die de GF produceren hebben niet de receptor voor die GF op hun opp
TUMOR: Verkrijgen de mogelijkheid om de GF te produceren waarvan ze wel de receptor
hebben op hun opp = Autocriene loop
OF
Tumorcellen sturen signalen naar geactiveerde stroma cellen (normaal) die de GF
gaan produceren
b. Transiënte en gelimiteerde activatie vd GF-receptor
-> TUMOR: Mutante receptor proteïnen leven continue mitogene signalen naar de cellen, ook
wanneer er geen GF aanwezig is
OF
Overexpressie van de GF-receptoren wat kankercellen hyperresponsive maakt op
normale levels vd GF die normaal geen proliferatie zouden triggeren
c. Inductie en activatie van nucleaire regulatoire factoren die de DNA transcriptie initiëren en
reguleren
Secundaire messengers
-> TUMOR: Mutaties in de gene die coderen voor versch. componenten vd signalisatie pathways
downstream vd GF-receptoren
vb. RAS proteïne
-> Ofwel puntmutatie in GTP-bindend gedeelde ofwel in enzymatische regio
die verantwoordelijk is voor GTP-hydrolyse
, 2
Nucleaire transcriptie factoren
-> Continue stimulatie van nucleaire transcriptie factoren die de expressie van groeipromotende
genen (vb. cyclines) drijven
Cyclines en CDKs
d. Intrede en progressie van de cel in de celcyclus
Resulterende celdeling
=> Elk van deze stappen is vatbaar voor corruptie in kankercellen
2. Geen respons op groei inhibitoire signalen die non-neoplastische cellulaire proliferaties controleren (Zoals
hyperplasie)
Oncogenen coderen voor proteïnen die celgroei promoten
Tumor suppresor genen coderen voor proteïnen die de proliferatie remmen
=> Verstoring van zulke genen zorgt voor groeipromotie
3. Ontwijken van celdood
-> Zodat de kanker kan overleven onder condities die normaal apoptose zouden induceren
4. Onbeperkt replicatie potentieel
-> Kankers zijn onsterfelijk
-> NORMAAL: Geen telomerase in de cellen
TUMOR: Reactivatie van telomerase
5. Ontwikkeling van angiogenese
-> Zodat alle cellen doorbloed zijn en de kanker kan blijven groeien
6. Mogelijkheid tot het binnendringen van lokale weefsels en verspreiden naar andere weefsels
-> Invasie en metastase
7. Reprogrammeren vd metabole pathways
-> Onder aerobe condities: Normale cellen zetten glucose eerst om tot pyruvaat via glycolyse in het cytosol
en dan in CO2 in de mitochondriën.
Onder anaerobe condities: Gaat de voorkeur naar glycolyse en het pyruvaat wordt niet omgezet in de
mitochondriën want dit heeft O2 nodig
-> TUMOR: Switch naar aerobe glycolyse zelfs wanneer er overvloed is aan zuurstof
Dit brengt wel veel minder ATP op (18x) per glucose molecule -> Compensatie door meer
glucose transporters in te bouwen
8. Mogelijkheid om het immuunsysteem te ontkomen
9. Genoom instabiliteit en mutaties
-> Defects in genome maintenance and repair are selectively advantageous and therefore instrumental for
tumor progression
10. Tumor-Promoting Inflammation
-> Inflammatie is in sommige gevallen duidelijk aanwezig in de vroege stage v neoplastische progressieve
en bevorderd de ontwikkeling van beginnende neoplasieën tot geheel ontwikkelde kankers
-> Inflammatoire cellen kunnen chemicaliën vrijzetten, ROS die mutageen zijn voor nabijgelegen
kankercellen en zo de genetische evolutie tot maligniteit versnellen
, 3
Leerdoel 2:
Longkanker
ALGEMEEN
Longkanker is typisch een ziekte van de oudere man tussen 60 en 70 jaar
-> Maar ook jongere mannen en vrouwen kunnen het natuurlijk hebben
Risicofactoren:
! Roken: Er is een duidelijke associatie
-> Relatieve Risico op lonkanker bij voormalige rokers komt nooit meer terug op het niveau ve niet-
roker
! COPD
! Genetisch
! Hoge leeftijd
! Blootstelling aan:
o Asbest
o Fijnstof
o Nikkel
o Chroom
o Gechloreerde koolwaterstoffen
o Benzeen
TYPES
Histologisch kunnen longtumoren worden onderverdeeld in 4 groepen:
҉ Planocellulair/plaveisel carcinoom 30%
҉ Adenocarcinoom 48%
҉ Grootcellig bronchuscarcinoom 10%
҉ Kleincellig bronchuscardinoom 12%
Klinisch wordt lonkanker ingedeeld in
҉ Klein-cellig bronchuscarcinoom
-> Zijn bij klinische presentatie meestal altijd gemetastaseerd
-> De tumorcellen zijn kleiner dan de gewone longcellen en delen zich snel
-> Begint meestal in de grote luchtwegen, waarna het de submucosa infiltreert
Dit leidt dan tot een vernauwing van de bronchiën
-> Men denkt dat de kleincellige carcinomen ontstaan uit neuro-endocrine cellen uit de bronchus
(daarom zouden ze dus ook aankleuren met neuro-endocrine markers)
Deze cellen in de bronchus worden ook wel Feyrter cells genoemd.
-> Omdat de cellen een neuro-endocrine oorsprong hebben, kunnen ze ectopische hormonen
produceren
Voorbeelden hiervan zijn ACTH (corticotropine) en ADH
Door de ectopische secretie van deze hormonen kunnen syndromen ontstaan
Bij ACTH-hypersecretie kan Cushing syndrome ontstaan, waarbij patiënten een maanvormig
gezicht krijgen, moe zijn, truncale obesitas ontwikkelen, hypertensie,
persoonlijkheidsveranderingen, etc.
Bij ADH-hypersecretie kan SAIDS ontstaan, waarbij te veel vocht wordt vastgehouden.
-> De prognose is onbehandeld buitengewoon slecht
De gemiddelde overleving is afhankelijk van het moment waarop de diagnose gesteld wordt, maar
ligt tussen de 6 weken en 3 maanden
-> De resultaten van behandeling is zo slecht dat er geen standaardtherapie bestaat. De meest
effectieve therapie is chemotherapie
҉ Niet-kleincellig bronchuscarcinoom
-> Enkel curabel door chirurgie
Vormen die niet geoppereerd kunnen worden kunnen behandeld worden door combinaties van