1.1 Krimpende wereld Globalisering
Globalisering (het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en samenlevingen
toeneemt) → daling reis- en vervoerstijden → relatieve afstanden nemen af → global village
Tijd-ruimtecompressie
1. Relatieve ligging verandert, dus de bereikbaarheid. In korte tijd kan een gebied in
verval raken op juist opbloeien, door:
- Positie tov economische centra → de haven in Singapore is sterk verbeterd door de
economisch gegroeide positie van China
- Ligging tov belangrijke vervoersas (corridor) → voor bedrijven is het belangrijk dat ze
hun producten snel over de wereld kunnen distribueren
2. Afstand krimpt: geld-, informatiestromen en ideeën flitsen de wereld over door de
cyberspace, maar voor goederen is dat anders. Daar treedt afstandsverval op (het
verschijnsel dat de interactie tussen gebieden afneemt als de afstand toeneemt). De
remmende factor is dus de vervoerskosten
3. Grenzen vervagen → staatsgrenzen met controles gaan slecht samen met globalisering.
Aan de ene kant trekken multinationals zich weinig aan van die grenzen (de landen
doen daar ook niet moeilijk over), maar met vluchtelingen is dat een ander verhaal
1.2 Transport
Transporttechnologische ontwikkelingen
1. Reis- en vervoerstijden zijn gedaald
2. Transport is goedkoper door groei capaciteit van schepen en vliegtuigen
3. Infrastructuur rond transport is verbeterd
De interactietheorie vertelt dat je aan basisvoorwaarden moet voldoen, wil je uitwisseling van
goederen tussen gebieden tot stand laten komen
1. Complementariteit: het ene gebied levert iets waar in de andere vraag naar is
2. Transporteerbaarheid: goederen moeten tegen een redelijke prijs en binnen redelijke
tijd van A naar B kunnen
3. Geen tussenliggende mogelijkheden → soms veranderen er omstandigheden,
waardoor er opeens wel nieuwe mogelijkheden bijkomen, dit heeft gevolgen voor de
handel tussen de oorspronkelijke gebieden
- Verbetering infrastructuur → bereikbaarheid neemt toe
- Verdwijnen politieke barrières
- Innovatie op transportgebied → introductie container → daarom komen nu veel
producten uit lagelonenlanden en klimatologisch betere streken
Transportlijnen die met elkaar worden verbonden door mainports vormen belangrijke
knooppunten in het transportnetwerk voor goederen
1.3 De eeuw van de informatie
De communicatie- en informatietechnologie ontwikkelt snel. De volgende factoren
beïnvloeden de richting en intensiteit van de internationale communicatie
1. Economische factoren: rijke centrumlanden beschikken over betere
informatietechnologie als glasvezelkabels
2. Geografische factoren: hier is ook sprake van afstandsverval → intensiteit van contact
daalt als de afstand toeneemt
3. Culturele factoren: als landen dezelfde taal spreken en tot hetzelfde cultuurgebied
behoren is de informatie-uitwisseling vele malen groter
, Kapitaalstromen gaan tegenwoordig ook over de hele wereld, denk aan:
- Investerings- en handelskapitaal
- Flitskapitaal: enorme geldstromen die samenhangen met valutakoersen
- Kapitaal van particulieren en bedrijven (laagste belastingdruk en hoogste rendement)
Het zwaartepunt van de financiële markten ligt nu bij steden als Tokyo, Frankfurt, London en
New York. Zakendoen gaat de hele dag door door de tijdszones. Moderne informatie-
technologie is een overwinning op de klassieke belemmeringen van grens, afstand en tijd;
mondiale netwerken zijn het resultaat. De grens tussen landen met veel/weinig internet-
gebruikers hangt sterk samen met de grens van arm/rijk. Al zal in de toekomst de digitale
kloof in de wereld blijven bestaan, maar hij zal eerder gebaseerd worden op
generatieverschil, dan geografisch.
1.4 Globalisering: economisch bekeken
De vrije markteconomie is het leidende economische systeem geworden na het vallen van
de Sovjet-Unie en de toetreding van China tot de WTO (Wereldhandelsorganisatie) →
liberalisering wereldhandel mbv multinationale ondernemingen (mno’s) → internationaler
karakter van productie en uitwisseling van goederen en diensten
Mno’s worden gesteund door economische globalisering:
1. Verbetering transport- en communicatietechnologie
2. Overheden die handelsbelemmeringen (importheffingen) wegdoen → vrijhandel
3. Deregulering van financiële markten → banken kunnen internationaal opereren
Bedrijven kiezen tegenwoordig voor het verspreiden van de productieketen van goederen
over veel gebieden → arbeidsintensieve dingen worden verplaatst naar lagelonenlanden →
de handel tussen gebieden groeit sneller dan de productie
De nieuwe internationale arbeidsverdeling (de taken die elk deel van de wereld voor zijn
rekening neemt) is sterk veranderd sinds 1970
Voor 1970: Periferie levert grondstoffen en goedkope arbeidskrachten
In centrumlanden vindt de productie van goederen en diensten plaats
Na 1970: India, Vietnam en Indonesië aantrekkelijke vestigingsplaats voor multinationals
en toename witteboordenbanen in Azië (callcenters, administratiekantoren,
onderzoeksbureaus) → minder armoede in Azië
Er is een groot verschil tussen landen die wel/niet meedoen aan globalisering. Zo staan
Centraal-Azië en sub-Afrika aan de kant → regionale en sociale ongelijkheid. Ook raken veel
mensen hun baan kwijt door robotisering en concurrentie van lagelonenlanden
1.5 Globalisering: politiek bekeken
Door politieke globalisering is de macht van de staat verminderd en verschoven naar:
1. Internationale organisaties als de VN, de Wereldbank en de EU
2. Transnationale organisaties (internationaal organisaties, niet gebonden aan een staat)
- Ngo’s (niet-gouvernementele organisaties) → Rode Kruis, Amnesty International
- Internationale actiegroepen → Greenpeace en Artsen zonder Grenzen
3. Lagere bestuursniveaus die zelfstandiger worden → steden treden op als zelfstandig
bestuursorgaan en proberen bedrijven en mensen naar hun stad te lokken (Randstad)
De wereldorde is de laatste jaren (sinds de val van de Muur in ’89) enorm veranderd: politieke
en economische barrières verdwijnen en nationale grenzen vervagen. Landen zoeken zelfs
steun bij elkaar → blokvorming (NAVO).
De burgerschap koestert hun eigen identiteit en regionale kenmerken → dat heet regionalisme
(= het verdedigen van de regionale belangen en identiteit). Daarentegen is de rol van de
Globalisering (het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en samenlevingen
toeneemt) → daling reis- en vervoerstijden → relatieve afstanden nemen af → global village
Tijd-ruimtecompressie
1. Relatieve ligging verandert, dus de bereikbaarheid. In korte tijd kan een gebied in
verval raken op juist opbloeien, door:
- Positie tov economische centra → de haven in Singapore is sterk verbeterd door de
economisch gegroeide positie van China
- Ligging tov belangrijke vervoersas (corridor) → voor bedrijven is het belangrijk dat ze
hun producten snel over de wereld kunnen distribueren
2. Afstand krimpt: geld-, informatiestromen en ideeën flitsen de wereld over door de
cyberspace, maar voor goederen is dat anders. Daar treedt afstandsverval op (het
verschijnsel dat de interactie tussen gebieden afneemt als de afstand toeneemt). De
remmende factor is dus de vervoerskosten
3. Grenzen vervagen → staatsgrenzen met controles gaan slecht samen met globalisering.
Aan de ene kant trekken multinationals zich weinig aan van die grenzen (de landen
doen daar ook niet moeilijk over), maar met vluchtelingen is dat een ander verhaal
1.2 Transport
Transporttechnologische ontwikkelingen
1. Reis- en vervoerstijden zijn gedaald
2. Transport is goedkoper door groei capaciteit van schepen en vliegtuigen
3. Infrastructuur rond transport is verbeterd
De interactietheorie vertelt dat je aan basisvoorwaarden moet voldoen, wil je uitwisseling van
goederen tussen gebieden tot stand laten komen
1. Complementariteit: het ene gebied levert iets waar in de andere vraag naar is
2. Transporteerbaarheid: goederen moeten tegen een redelijke prijs en binnen redelijke
tijd van A naar B kunnen
3. Geen tussenliggende mogelijkheden → soms veranderen er omstandigheden,
waardoor er opeens wel nieuwe mogelijkheden bijkomen, dit heeft gevolgen voor de
handel tussen de oorspronkelijke gebieden
- Verbetering infrastructuur → bereikbaarheid neemt toe
- Verdwijnen politieke barrières
- Innovatie op transportgebied → introductie container → daarom komen nu veel
producten uit lagelonenlanden en klimatologisch betere streken
Transportlijnen die met elkaar worden verbonden door mainports vormen belangrijke
knooppunten in het transportnetwerk voor goederen
1.3 De eeuw van de informatie
De communicatie- en informatietechnologie ontwikkelt snel. De volgende factoren
beïnvloeden de richting en intensiteit van de internationale communicatie
1. Economische factoren: rijke centrumlanden beschikken over betere
informatietechnologie als glasvezelkabels
2. Geografische factoren: hier is ook sprake van afstandsverval → intensiteit van contact
daalt als de afstand toeneemt
3. Culturele factoren: als landen dezelfde taal spreken en tot hetzelfde cultuurgebied
behoren is de informatie-uitwisseling vele malen groter
, Kapitaalstromen gaan tegenwoordig ook over de hele wereld, denk aan:
- Investerings- en handelskapitaal
- Flitskapitaal: enorme geldstromen die samenhangen met valutakoersen
- Kapitaal van particulieren en bedrijven (laagste belastingdruk en hoogste rendement)
Het zwaartepunt van de financiële markten ligt nu bij steden als Tokyo, Frankfurt, London en
New York. Zakendoen gaat de hele dag door door de tijdszones. Moderne informatie-
technologie is een overwinning op de klassieke belemmeringen van grens, afstand en tijd;
mondiale netwerken zijn het resultaat. De grens tussen landen met veel/weinig internet-
gebruikers hangt sterk samen met de grens van arm/rijk. Al zal in de toekomst de digitale
kloof in de wereld blijven bestaan, maar hij zal eerder gebaseerd worden op
generatieverschil, dan geografisch.
1.4 Globalisering: economisch bekeken
De vrije markteconomie is het leidende economische systeem geworden na het vallen van
de Sovjet-Unie en de toetreding van China tot de WTO (Wereldhandelsorganisatie) →
liberalisering wereldhandel mbv multinationale ondernemingen (mno’s) → internationaler
karakter van productie en uitwisseling van goederen en diensten
Mno’s worden gesteund door economische globalisering:
1. Verbetering transport- en communicatietechnologie
2. Overheden die handelsbelemmeringen (importheffingen) wegdoen → vrijhandel
3. Deregulering van financiële markten → banken kunnen internationaal opereren
Bedrijven kiezen tegenwoordig voor het verspreiden van de productieketen van goederen
over veel gebieden → arbeidsintensieve dingen worden verplaatst naar lagelonenlanden →
de handel tussen gebieden groeit sneller dan de productie
De nieuwe internationale arbeidsverdeling (de taken die elk deel van de wereld voor zijn
rekening neemt) is sterk veranderd sinds 1970
Voor 1970: Periferie levert grondstoffen en goedkope arbeidskrachten
In centrumlanden vindt de productie van goederen en diensten plaats
Na 1970: India, Vietnam en Indonesië aantrekkelijke vestigingsplaats voor multinationals
en toename witteboordenbanen in Azië (callcenters, administratiekantoren,
onderzoeksbureaus) → minder armoede in Azië
Er is een groot verschil tussen landen die wel/niet meedoen aan globalisering. Zo staan
Centraal-Azië en sub-Afrika aan de kant → regionale en sociale ongelijkheid. Ook raken veel
mensen hun baan kwijt door robotisering en concurrentie van lagelonenlanden
1.5 Globalisering: politiek bekeken
Door politieke globalisering is de macht van de staat verminderd en verschoven naar:
1. Internationale organisaties als de VN, de Wereldbank en de EU
2. Transnationale organisaties (internationaal organisaties, niet gebonden aan een staat)
- Ngo’s (niet-gouvernementele organisaties) → Rode Kruis, Amnesty International
- Internationale actiegroepen → Greenpeace en Artsen zonder Grenzen
3. Lagere bestuursniveaus die zelfstandiger worden → steden treden op als zelfstandig
bestuursorgaan en proberen bedrijven en mensen naar hun stad te lokken (Randstad)
De wereldorde is de laatste jaren (sinds de val van de Muur in ’89) enorm veranderd: politieke
en economische barrières verdwijnen en nationale grenzen vervagen. Landen zoeken zelfs
steun bij elkaar → blokvorming (NAVO).
De burgerschap koestert hun eigen identiteit en regionale kenmerken → dat heet regionalisme
(= het verdedigen van de regionale belangen en identiteit). Daarentegen is de rol van de