Fysiologie
3 type spieren
1. Skelet spier (streepjes)
2. Hartspier (met bloedvaten en gebruikt veel zuurstof want hij mag niet verzuren)
3. Gladde spier (vooral in de darmen)
Energiesystemen
- Aeroob systeem (met zuurstof, sloom kracht leveren)
- Anaeroob systeem (zonder zuurstof, lactaat systeem, snelle kracht)
- ATP-CP (extreme kracht)
Type spiervezels
- Type I (slow) = duursport
- Type IIA (fast) = krachtsport)
- Type IIX (extreme fast) = extreme kracht
De bouw van skeletspieren – bindweefsel
Hele spier = Epimysium (vliesje)
Spierbundel/Fasciclulus = Perimysium
Spiervezel/spiercel = Endomysium
Myofibril
Contracties vinden plaats in spiercellen (myofibril)
In de myofibril liggen sacromeren (dikke en dunne filamenten)
- Opgebouwd uit contractiele eiwitten
- Actine en myosine
Tussen de myofibrillen zitten mitochondriën, dat zijn de energiefabriekjes (leveren energie om kracht te kunnen leveren)
Mysium = vlies of membraam
De contractiele elementen
- De myofibrillen bevatten de contractiele elementen van een spier
Deze maken contractie (samentrekken) van de spier mogelijk
- Sarcomeer: kleinste functionele eenheid van de spier
Van Z-lijn tot Z-lijn
Dikke en dunne filamenten
Streping: dwarsgestreepte skeletspieren
Sacromeren
Kleine functionele spiereenheden
Bestaande uit:
- Dunfilament = actine + troponine + tropomyosine
- Dikfilament = myosine + myosineknoppen
H-zone plek in sarcomeer met alleen myosine
I-band plek in sarcomeer met alleen actine
A-band plek in sarcomeer waarin de actine en myosine overlap hebben
Motorunit
- Via neuronen komt er een aansturing die de myosine aan het werk zet.
- CZ motorisch neuron – dendrieten – axonheuvel – motorisch eindplaatje - spiervezel – myofibril
- Neurotransmitters (adrenaline en dopamine) = zorgen ervoor dat het signaal vanuit het neuron wordt
overgegeven aan de spiervezels
, Spiervezelcontractie
- Spieren contracteren door het ineenschuiven van actine en myosine volgens de ‘sliding filament theorie’
- Functie: produceren van kracht met als gevolg het veroorzaken of juist voorkomen van beweging
- De energie voor cel processen komt uit voedingsstoffen en ligt opgeslagen als ATP
ATP = Adenosine Tri Fosfaat
Enige energievorm voor de cellen
Mitochondriën halen energie uit voedingsstoffen
ADP + energie +
De spier breekt ATP af en gebruikt de energie
ATP ADP energie + P
CA2+ uit het SR bindt aan troponine, waardoor het tropomyosine wegschuift van de bindingsplaatsen op het actine-
filament.
Myosine bindt aan actine en actine schuift over myosine heen. Tot dat actine-filamenten in de H-zone overlappen
3 type spieren
1. Skelet spier (streepjes)
2. Hartspier (met bloedvaten en gebruikt veel zuurstof want hij mag niet verzuren)
3. Gladde spier (vooral in de darmen)
Energiesystemen
- Aeroob systeem (met zuurstof, sloom kracht leveren)
- Anaeroob systeem (zonder zuurstof, lactaat systeem, snelle kracht)
- ATP-CP (extreme kracht)
Type spiervezels
- Type I (slow) = duursport
- Type IIA (fast) = krachtsport)
- Type IIX (extreme fast) = extreme kracht
De bouw van skeletspieren – bindweefsel
Hele spier = Epimysium (vliesje)
Spierbundel/Fasciclulus = Perimysium
Spiervezel/spiercel = Endomysium
Myofibril
Contracties vinden plaats in spiercellen (myofibril)
In de myofibril liggen sacromeren (dikke en dunne filamenten)
- Opgebouwd uit contractiele eiwitten
- Actine en myosine
Tussen de myofibrillen zitten mitochondriën, dat zijn de energiefabriekjes (leveren energie om kracht te kunnen leveren)
Mysium = vlies of membraam
De contractiele elementen
- De myofibrillen bevatten de contractiele elementen van een spier
Deze maken contractie (samentrekken) van de spier mogelijk
- Sarcomeer: kleinste functionele eenheid van de spier
Van Z-lijn tot Z-lijn
Dikke en dunne filamenten
Streping: dwarsgestreepte skeletspieren
Sacromeren
Kleine functionele spiereenheden
Bestaande uit:
- Dunfilament = actine + troponine + tropomyosine
- Dikfilament = myosine + myosineknoppen
H-zone plek in sarcomeer met alleen myosine
I-band plek in sarcomeer met alleen actine
A-band plek in sarcomeer waarin de actine en myosine overlap hebben
Motorunit
- Via neuronen komt er een aansturing die de myosine aan het werk zet.
- CZ motorisch neuron – dendrieten – axonheuvel – motorisch eindplaatje - spiervezel – myofibril
- Neurotransmitters (adrenaline en dopamine) = zorgen ervoor dat het signaal vanuit het neuron wordt
overgegeven aan de spiervezels
, Spiervezelcontractie
- Spieren contracteren door het ineenschuiven van actine en myosine volgens de ‘sliding filament theorie’
- Functie: produceren van kracht met als gevolg het veroorzaken of juist voorkomen van beweging
- De energie voor cel processen komt uit voedingsstoffen en ligt opgeslagen als ATP
ATP = Adenosine Tri Fosfaat
Enige energievorm voor de cellen
Mitochondriën halen energie uit voedingsstoffen
ADP + energie +
De spier breekt ATP af en gebruikt de energie
ATP ADP energie + P
CA2+ uit het SR bindt aan troponine, waardoor het tropomyosine wegschuift van de bindingsplaatsen op het actine-
filament.
Myosine bindt aan actine en actine schuift over myosine heen. Tot dat actine-filamenten in de H-zone overlappen