Hoofdstuk 9: ontwikkelingspsychologie
1. Inleiding
Wat bestudeert de ontwikkelingspsychologie:
Het bestudeert hoe gedrag, het denken en het beleven van mensen evolueert over de
verschillende levensfasen heen.
1.1. Waarom is inzicht in de ontwikkeling nodig
3 functies:
❖ Omgang met kinderen
❖ Afwijkende ontwikkeling
❖ Eigen levensloop
1.2. Wat is ontwikkeling
6 puntjes:
❖ Veranderen aanwezige structuur
❖ Gedragsveranderingen
❖ Vanaf conceptie tot dood
❖ Winst en verlies
❖ Geleidelijk (verloop in de tijd)
❖ Voortgang
1.3. Hoe ontstaat ontwikkeling
Krachten die invloed hebben op de ontwikkeling van een kind:
❖ Natuur: de aanleg, eigenschappen die ja al van de geboorte hebt meegekregen,
erfelijkheidsfactoren
❖ Omgeving: de opvoeding, het milieu waarin je opgroeit (je ouders, vrienden,
leiding, thuissituatie,…)
❖ Zelfbepaling: jijzelf kan ook omstandigheden scheppen, je kan mee richting
geven aan je eigen ontwikkeling
Jij hebt als leerkracht ook invloed op de ontwikkeling van je leerlingen.
De gulden middenweg
Dynamisch spel tussen aanleg en milieus, waarbij je als persoon in ontwikkeling een
actieve rol speelt.
Bepaalde factor kan op een bepaald moment een doorslaggevende invloed hebben.
1.4. Hoe omgaan met ontwikkeling
Als leerkracht kan je de ontwikkeling van kinderen beïnvloeden:
❖ Zone naaste ontwikkeling
❖ Welbevinden en betrokkenheid
, Zes ontwikkelingsfasen:
❖ Ongeboren baby, pasgeborene
❖ Baby (0 - 1,5 jaar)
❖ Peuter (1,5 - 3 jaar)
❖ Kleuter (3 – 6 jaar)
❖ Lagere schoolkind (6 – 12 jaar)
❖ Adolescent (12 – 18/25 jaar)
1.5. Ontwikkelingsdomeinen
Ontwikkelingsdomeinen:
❖ Motorische ontwikkeling
❖ Perceptuele ontwikkeling
❖ Cognitieve ontwikkeling
❖ Spelontwikkeling
❖ Seksuele ontwikkeling
❖ Sociaal emotionele ontwikkeling
❖ Morele ontwikkeling
❖ Persoonlijkheidsontwikkeling
2. De baby 0 - 1,5 jaar
2.1. Motorische ontwikkeling
1ste taal van de baby is beweging. Eerst zijn het reflexen, daarna komen gerichte
bewegingen. De functie van reflexen zijn voorzien van voeding en bescherming.
Babyreflexen:
❖ Grijpreflex
❖ Zoekreflex
❖ Primair lopen
❖ Reflex Babinski
❖ Reactie van Moro
2.2. Sociale emotionele ontwikkeling
De pasgeborene lacht en ‘praat’ tegen iedereen. De moeder kind interactie neemt toe,
word vooral geleid door de moeder en is een belangrijke basis voor latere emotionele
banden van het kind. Contact is belangrijk!
Hechting en gehechtheidsgedrag
De baby vertoont gehechtheidsgedrag om contact te verkrijgen, dit doet hij door te
huilen, glimlachen, brabbelen,… Het doel is natuurlijk om de verzorger nabij te
houden.
Is de opvoeder beschikbaar en responsief?
Sensitieve responsiviteit -> hechting
Geen sensitief-responsieve reactie -> onveilige hechting
1. Inleiding
Wat bestudeert de ontwikkelingspsychologie:
Het bestudeert hoe gedrag, het denken en het beleven van mensen evolueert over de
verschillende levensfasen heen.
1.1. Waarom is inzicht in de ontwikkeling nodig
3 functies:
❖ Omgang met kinderen
❖ Afwijkende ontwikkeling
❖ Eigen levensloop
1.2. Wat is ontwikkeling
6 puntjes:
❖ Veranderen aanwezige structuur
❖ Gedragsveranderingen
❖ Vanaf conceptie tot dood
❖ Winst en verlies
❖ Geleidelijk (verloop in de tijd)
❖ Voortgang
1.3. Hoe ontstaat ontwikkeling
Krachten die invloed hebben op de ontwikkeling van een kind:
❖ Natuur: de aanleg, eigenschappen die ja al van de geboorte hebt meegekregen,
erfelijkheidsfactoren
❖ Omgeving: de opvoeding, het milieu waarin je opgroeit (je ouders, vrienden,
leiding, thuissituatie,…)
❖ Zelfbepaling: jijzelf kan ook omstandigheden scheppen, je kan mee richting
geven aan je eigen ontwikkeling
Jij hebt als leerkracht ook invloed op de ontwikkeling van je leerlingen.
De gulden middenweg
Dynamisch spel tussen aanleg en milieus, waarbij je als persoon in ontwikkeling een
actieve rol speelt.
Bepaalde factor kan op een bepaald moment een doorslaggevende invloed hebben.
1.4. Hoe omgaan met ontwikkeling
Als leerkracht kan je de ontwikkeling van kinderen beïnvloeden:
❖ Zone naaste ontwikkeling
❖ Welbevinden en betrokkenheid
, Zes ontwikkelingsfasen:
❖ Ongeboren baby, pasgeborene
❖ Baby (0 - 1,5 jaar)
❖ Peuter (1,5 - 3 jaar)
❖ Kleuter (3 – 6 jaar)
❖ Lagere schoolkind (6 – 12 jaar)
❖ Adolescent (12 – 18/25 jaar)
1.5. Ontwikkelingsdomeinen
Ontwikkelingsdomeinen:
❖ Motorische ontwikkeling
❖ Perceptuele ontwikkeling
❖ Cognitieve ontwikkeling
❖ Spelontwikkeling
❖ Seksuele ontwikkeling
❖ Sociaal emotionele ontwikkeling
❖ Morele ontwikkeling
❖ Persoonlijkheidsontwikkeling
2. De baby 0 - 1,5 jaar
2.1. Motorische ontwikkeling
1ste taal van de baby is beweging. Eerst zijn het reflexen, daarna komen gerichte
bewegingen. De functie van reflexen zijn voorzien van voeding en bescherming.
Babyreflexen:
❖ Grijpreflex
❖ Zoekreflex
❖ Primair lopen
❖ Reflex Babinski
❖ Reactie van Moro
2.2. Sociale emotionele ontwikkeling
De pasgeborene lacht en ‘praat’ tegen iedereen. De moeder kind interactie neemt toe,
word vooral geleid door de moeder en is een belangrijke basis voor latere emotionele
banden van het kind. Contact is belangrijk!
Hechting en gehechtheidsgedrag
De baby vertoont gehechtheidsgedrag om contact te verkrijgen, dit doet hij door te
huilen, glimlachen, brabbelen,… Het doel is natuurlijk om de verzorger nabij te
houden.
Is de opvoeder beschikbaar en responsief?
Sensitieve responsiviteit -> hechting
Geen sensitief-responsieve reactie -> onveilige hechting