HOOFDSTUK 1: CONCEPTUEEL NEUROWETENSCHAPPELIJK KADER. ................................................................. 2
HOOFDSTUK 2: CELLULAIRE FYLOGENESE. ........................................................................................................ 6
HOOFDSTUK 3: CELLULAIRE NEUROANATOMIE. ............................................................................................... 9
HOOFDSTUK 4: CELLULAIRE NEUROFYSIOLOGIE: DE ZENUWIMPULS. ............................................................. 17
HOOFDSTUK 5: CELLULAIRE NEUROFYSIOLOGIE: NEURONALE IMPULSOVERDRACHT/ NEUROTRANSMISSIE. 24
HOOFDSTUK 6: CELLULAIRE NEUROPLASTICITEIT. .......................................................................................... 32
HOOFDSTUK 7: CELLULAIRE PLASTICITEIT TIJDENS DE ONTWIKKELING VAN HET ZENUWSTELSEL. ................. 37
HOOFDSTUK 8: VAN NEURON NAAR NEURALE CIRCUITS: FYLOGENETISCHE ASPECTEN. ................................ 43
HOOFDSTUK 9: VAN NEURALE CIRCUITS NAAR BASISBOUWPLAN VAN DE HERSENEN. .................................. 46
HOOFDSTUK 10: SYSTEMATISCHE NEUROANATOMIE. ................................................................................... 49
HOOFDSTUK 11: CEREBRALE CORTEX. ............................................................................................................ 56
1
,HOOFDSTUK 1: CONCEPTUEEL NEUROWETENSCHAPPELIJK KADER.
GEDRAGSNEUROWETENSCHAPPEN: de wetenschappelijk studie van het gedrag begrepen vanuit de werking
van de hersenen (interactie met de omgeving).
❖ Gedrag van de mens proberen begrijpen op basis van de hersenen en het zenuwstelsel.
➢ Zowel vanuit het gezonde brein als het beschadigde brein.
➢ Recent meer en meer belangstelling.
bv. ADHD, autisme, hersenletsels, ….
➢ Tekening van het brein → het is complex, onze hersenen zijn heel complex.
❖ We hebben nood aan een bepaald kader, een kader dat ons gaat helpen als gedragsexpert om de
hersenen mee in te kunnen schakelen.
Het gedrag komt vanuit het zenuwstelsel: de hersenen + de ruggengraat → heel wat zenuwverbindingen die
zich uitstrekken doorheen heel het lichaam.
→ maar waarvoor is dat er eigenlijk?
❖ Om gedrag mogelijk te maken: ademhalen, hart kloppen, kunnen nadenken, …
❖ Ontworpen in functie van de overleving: als individu & de soortoverleving.
HET MENSELIJK BREIN: EEN INFORMATIEVERWERKEND ORGAAN.
❖ Er moet iets zijn wat een dier doet zorgen dat het blijft leven.
bv. voedsel zoeken, tegen bedreiging vechten, …
➢ Ingebakken gedragsmechanismen dat brein meegeeft aan alle diersoorten.
➢ Reproductie: overleving van de soort.
❖ Mechanismen ontstaan om dat mogelijk te maken = zenuwstelsel.
➢ Enorm geëvolueerd bij de mens.
➢ Informatie verwerken → functie van het zenuwstelsel.
❖ Hersenen hebben puur biologisch een manier van werken – genetische coderingen – onze hersenen
zijn dermate uniek dat ze nog iets heel speciaals doen → ze hebben de omgeving nodig om goed te
kunnen functioneren.
➢ Enige orgaan dat de omgeving nodig heeft.
➢ De wereld waarin je je bevindt = essentiële schakel dat nodig is om een gezond brein te
hebben.
➢ Wereld rondom je = informatie – fysische energie – lichtgolven, geluidsgolven, …
➢ Mond van het brein = zintuigen
• Zintuigen zorgen dus dat de omgeving, de informatie, tot bij het brein komt en het
brein heeft dat continue nodig.
• Zintuigen: hulpsystemen waarbij het een bepaalde fysische energie opneemt.
▪ Ogen: lichtgolven opnemen → hersenen verwerken deze.
▪ Oren: geluidsgolven: trillingen van lucht → hersenen verwerken deze.
▪ Huid: grootste zintuig: tastzin → hersenen verwerken deze.
2
, ❖ Heel vaak denken we dat wel veel dingen tegelijkertijd kunnen, maar wij geraken daardoor in de
verleiding om te veel dingen tegelijk te doen → het brein is niet gemaakt om te veel informatie
tegelijk te verwerken.
➢ Zintuigen nemen heel veel informatie op.
• MAAR: deze informatie wordt gefilterd → anders overprikkeld.
• Je bent van veel dingen in de omgeving niet bewust – brein is continu bezig met
bepalen of prikkels belangrijk zijn of niet → we kunnen dus niet alles tegelijk
verwerken.
❖ Hersenen zijn in staat om te leren uit ervaringen.
➢ Voorbeeld: filmpje bankoverval: eerst zie je niet wie schiet, maar eens je het gezien hebt kan
je er niet naast kijken.
• Hersenen zijn dynamisch: als je informatie toevoegt, beschouwt het brein dit als
nieuwe informatie en verandert je brein letterlijk en figuurlijk.
• Je hebt iets geleerd → de ervaring stuurt de waarneming.
➢ Het brein kan ook misleid worden.
bv. goochelen
❖ Illusies:
➢ De hersenen misleiden ons: geven ons de illusie dat er effectief beweging is.
➢ Ook drugs bijvoorbeeld → kunnen bepaalde dingen met je hersenen doen, kunnen je van alle
dingen laten zien die er niet zijn.
1.4 EEN CONCEPTUEEL BIOPSYCHOSOCIAAL KADER VAN HERSENEN EN GEDRAG.
❖ Orgaansystemen en dus ook het zenuwstelsel maken deel uit van ingewikkelde ecosystemen.
❖ Organismen hebben een bepaalde verschijningsvorm die afhangt van de genetische opmaak en de
omgeving.
❖ Vanuit de systeembiologie is heel het ecosysteem in de natuur in lagen geordend als een hiërarchisch
continuüm waarbij complexere grotere eenheden zijn samengevoegd uit minder complexere
eenheden.
➢ Zo beschrijven we in elk biologisch systeem in een opklimmende volgorde de volgende lagen.
❖ Evolutie heeft geleid tot een toenemende complexiteit van neurale structuren en hersenen.
3
, CONCEPTUEEL BIOPSYCHOSOCIAAL KADER:
❖ Neuron:
➢ Zenuwcel voldoet aan zelfde
wetmatigheden als een cel
→ zenuwcel heeft er bepaalde variatie
op.
➢ Cellulaire neurofysiologie:
• Elk gedrag is terug te voeren op heel wat fysieke en scheikundige
processen in ons hoofd.
➢ Neuroplasticiteit: continu veranderingen in ons zenuwstelsel.
• Op basis van de ervaringen, maakt ons brein nieuwe connecties
en bepaalde zaken die je niet meer gebruikt worden
weggesnoeid.
▪ Zo is je brein continu aan het herorganiseren en dat
gaat traag.
= de basis hoe leren ontstaat.
→ hoe meer je leert, hoe meer verbindingen in je brein
worden gemaakt.
▪ We proberen continu uit onze ervaringen te leren om sneller efficiënt
gedrag te kunnen stellen.
❖ Hersenen, zenuwstelsel en neurale circuits:
➢ Heel veel cellen vormen samen circuits → neurale circuits.
• Deze gaan connecties maken en zo ontstaan er
elektriciteitsnetwerken in ons brein.
• Alle info van de buitenwereld die via de zintuigen binnenkomt
wordt gecodeerd in elektrische signalen die via neurale circuits
doorheen het brein worden doorgestuurd.
▪ Op elk moment in je hoofd bezig.
▪ Aandacht krijgen voor iets, dingen onthouden.
▪ Verbindingen ontstaan tussen verschillende gebieden.
• = de biologische basis waar gedragsfuncties ontstaan.
→ als er dingen mislopen, gaan gedragsfuncties ook veranderen.
➢ Hersenbeeldvorming: heel specifieke hersenscans die vanalles kunnen
visualiseren.
• Alle verbindingen aanwezig in de hersenen zijn zichtbaar op deze
scans.
➢ Gedrag is niks anders dan het resultaat van de werking van het brein waarop al die neurale
circuits geactiveerd zijn.
• Continu bezig
• Alles wat we doen vraagt heel war hersencircuits om het te kunnen realiseren.
• Alles wat er in onze hersenen zit wordt gebruikt.
➢ Nieuwe connecties zijn elke keer gemaakt als je een nieuwe ervaring meemaakt.
• 100% van het brein wordt gebruikt.
• Meer dan 100 biljoen neuronen.
• We kijken meer en eer naar de hersenen als enorm veel circuits die met elkaar
samenwerken.
4