Chapter 18: Kwaliteit vaststellen:
betrouwbaarheid en validiteit
1. Kwaliteit
Kwaliteit van onderzoek:
Kwalitatief en kwantitatief onderzoek volgens dezelfde criteria moeten
worden beoordeeld
Kwalitatief onderzoek moet worden beoordeeld aan de hand van criteria
die speciaal zijn vastgesteld ervoor
Criteriolologie moet worden verworpen
Verschillende kwalitatieve benaderingen hebben vaak verschillende standpunten
over kwaliteitscriteria.
1.1Conventionele criteria
We bespreken de traditionele criteria die over het algemeen wordt gebruikt in
kwantitatief onderzoek, betekenis in kwalitatief onderzoek en hun alternatieven.
Strenge betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid- beetrouwbaarheid
Geldigheid- Geloofwaardigheid
Generaliseerbaarheid – overdraagbaarheid
Objectiviteit – bevestigbaarheid
1) Strengheid:
Dit heeft een meer geschikte plaats binnen kwantitatief onderzoek.
= grondigheid van competentie.
Overmatige striktheid kan creativiteit en kunstzinnigheid in de weg staan.
Het onderzoek bij kwalitatief onderzoek kan nooit volledig repliceerbaar zijn.
De onderzoeker kan de tijd en context niet volledig repliceren.
Andere onderzoekers hebben namelijk andere accenten en aandachtspunten,
zelfs als ze dezelfde methoden gebruiken.
2) Geldigheid:
1
, Validiteit (kwantitatief): de mate waarin een instrument meet wat het zou
moeten meten.
Kwalitatief: verzamelen van onjuiste of onvolledige gegevens.
Deelnemers kunnen soms leugens vertellen of niet alles vertellen.
Belangrijk is dat de ideeën van de onderzoeker niet opdringen of de betekenis
van de verhalen van de deelnemers verdraait.
Er moet rekening gehouden worden met alternatieve en rivaliserende
verklaringen voor de oorspronkelijke interpretatie van de onderzoekers.
Relevantie: verklarende factoren moeten betekenis hebben met betrekking tot
het doel van het onderzoek en het oplossen van problemen van beoefenaars.
Het onderzoek moet niet allen zinvol zijn, maar ook nuttig zijn.
Interne validiteit: mate waarin de bevindingen van een onderzoek waar zijn, en
of ze het doel van het onderzoek en de sociale realiteit van de die eraan
deelnemen.
Dit kan door een deel van de bevindingen terug te brengen naar de
deelnemers.
Onderzoekers kunnen hun eigen bevindingen vergelijken met de perceptie van
de betrokkenen.
3) Generaliseerbaarheid of externe validiteit:
Er is sprake van generaliseerbaarheid wanneer de bevindingen en conclusies van
een onderzoekstudie kunnen worden toegepast op andere vergelijkbare
instellingen en populaties.
Oorsprong in kwantitatief onderzoek (statistische steekproeven).
Positivistisch onderzoek: wet-achtige algemeenheden zoeken.
Interpretatief onderzoek: richten op unieke gevallen.
In kwalitatief onderzoek spreekt men meer van representativiteit van concepten
en de toepasbaarheid van theorie op andere situaties.
Drie typen van generalisatie (Lewis):
Representatieve generalisatie: als de bevindingen van een steekproef
kunnen worden gegeneraliseerd naar een vergelijkbare ‘ouderpopulatie’
Inferentiële generalisatie: wanneer bevindingen van een onderzoek
kunnen worden overgedragen naar andere instellingen en contexten.
Theoretische generalisatie: wanneer de theoretische ideeën een meer
algemene toepassing hebben.
2
betrouwbaarheid en validiteit
1. Kwaliteit
Kwaliteit van onderzoek:
Kwalitatief en kwantitatief onderzoek volgens dezelfde criteria moeten
worden beoordeeld
Kwalitatief onderzoek moet worden beoordeeld aan de hand van criteria
die speciaal zijn vastgesteld ervoor
Criteriolologie moet worden verworpen
Verschillende kwalitatieve benaderingen hebben vaak verschillende standpunten
over kwaliteitscriteria.
1.1Conventionele criteria
We bespreken de traditionele criteria die over het algemeen wordt gebruikt in
kwantitatief onderzoek, betekenis in kwalitatief onderzoek en hun alternatieven.
Strenge betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid- beetrouwbaarheid
Geldigheid- Geloofwaardigheid
Generaliseerbaarheid – overdraagbaarheid
Objectiviteit – bevestigbaarheid
1) Strengheid:
Dit heeft een meer geschikte plaats binnen kwantitatief onderzoek.
= grondigheid van competentie.
Overmatige striktheid kan creativiteit en kunstzinnigheid in de weg staan.
Het onderzoek bij kwalitatief onderzoek kan nooit volledig repliceerbaar zijn.
De onderzoeker kan de tijd en context niet volledig repliceren.
Andere onderzoekers hebben namelijk andere accenten en aandachtspunten,
zelfs als ze dezelfde methoden gebruiken.
2) Geldigheid:
1
, Validiteit (kwantitatief): de mate waarin een instrument meet wat het zou
moeten meten.
Kwalitatief: verzamelen van onjuiste of onvolledige gegevens.
Deelnemers kunnen soms leugens vertellen of niet alles vertellen.
Belangrijk is dat de ideeën van de onderzoeker niet opdringen of de betekenis
van de verhalen van de deelnemers verdraait.
Er moet rekening gehouden worden met alternatieve en rivaliserende
verklaringen voor de oorspronkelijke interpretatie van de onderzoekers.
Relevantie: verklarende factoren moeten betekenis hebben met betrekking tot
het doel van het onderzoek en het oplossen van problemen van beoefenaars.
Het onderzoek moet niet allen zinvol zijn, maar ook nuttig zijn.
Interne validiteit: mate waarin de bevindingen van een onderzoek waar zijn, en
of ze het doel van het onderzoek en de sociale realiteit van de die eraan
deelnemen.
Dit kan door een deel van de bevindingen terug te brengen naar de
deelnemers.
Onderzoekers kunnen hun eigen bevindingen vergelijken met de perceptie van
de betrokkenen.
3) Generaliseerbaarheid of externe validiteit:
Er is sprake van generaliseerbaarheid wanneer de bevindingen en conclusies van
een onderzoekstudie kunnen worden toegepast op andere vergelijkbare
instellingen en populaties.
Oorsprong in kwantitatief onderzoek (statistische steekproeven).
Positivistisch onderzoek: wet-achtige algemeenheden zoeken.
Interpretatief onderzoek: richten op unieke gevallen.
In kwalitatief onderzoek spreekt men meer van representativiteit van concepten
en de toepasbaarheid van theorie op andere situaties.
Drie typen van generalisatie (Lewis):
Representatieve generalisatie: als de bevindingen van een steekproef
kunnen worden gegeneraliseerd naar een vergelijkbare ‘ouderpopulatie’
Inferentiële generalisatie: wanneer bevindingen van een onderzoek
kunnen worden overgedragen naar andere instellingen en contexten.
Theoretische generalisatie: wanneer de theoretische ideeën een meer
algemene toepassing hebben.
2