Leerdoelen:
- Wat is zelfregulatie?
- Welke theorieën zijn er over zelfregulatie?
- Welke factoren/vormen/fases zijn er van zelfregulatie?
- Waarom is zelfregulatie zo belangrijk?
- Wat is een feedback loop?
- Wat is de invloed van discrepantie op het behalen van je doelen?
- Wat is de relatie tussen zelfregulatie en sporters?
- Waarmee heb je meer succes bij studie, met IQ of met zelfregulatie?
Bronnen:
- Artikel Mann et al. (2013).
- Artikel Donovan & Williams (2003).
- Artikel Sitzmann & Ely (2011).
- Artikel Phillips et al. (1996).
- Artikel Jonker et al. (2009).
- Artikel Metcalfe & Mischel (1999).
- Artikel Duckworth & Seligman (2005).
- Artikel Diefendorff & Lord (2008).
- Artikel Piché et al. (2012).
- Artikel Wulfert et al. (2002).
- Hoofdstuk Zimmerman (2000).
- Hoofdstuk Carver (2004).
Wat is zelfregulatie?
Diefendorff, J. M., & Lord, R. G. (2008). Goal-striving and self-regulation processes. In R. Kanfer, G. Chen,
& R.D. Pritchard (Ed.), Work Motivation: Past, Present, and Future (pp. 151–165). Routledge.
Definities zelfregulatie
Kanfer, 1990: zelfregulatie behoort tot het vermogen om je activiteiten te leiden in de loop der tijd en
gedurende veranderende omstandigheden.
Karoly, 1993: processen, interne en/of transactionele, die iemand in staat stellen om hun doelgerichte
activiteiten te leiden in de loop der tijd en gedurende veranderende omstandigheden (contexten). Regulatie
is het moduleren van gedachten, emoties, gedrag en aandacht door opzettelijk of automatisch gebruik van
specifieke mechanismes en ondersteunende meta-vaardigheden.
Vohs & Baumeister, 2004: uitoefenen van controle over jezelf vooral in relatie tot de zelf in 1 lijn brengen
met gewilde standaarden.
Vancouver & Day, 2005: processen die te maken hebben met het bereiken en in stand houden van doelen
(=intern gerepresenteerde gewilde staten)
Zelfregulatie zijn bewuste, opzettelijke processen maar ook onbewuste, automatische.
Zimmerman (2000) Attaining self regulation – A social cognitive perspective
Een triadische definitie van zelfregulatie
Zelfregulatie vanuit sociaalcognitief perspectief: zelfregulatie is een interactie van persoonlijke,
gedrags- en omgevingsprocessen. Het omvat ook een bepaalde kennis om self-management in relevante
contexten toe te passen. Zelregulatie wijst op zelfgegenereerde gedachten, gevoelens en acties die
gepland en aangepast zijn aan het behalen van persoonlijke doelen.
Dus: ze geven hier een procesdefinitie van zelfregulatie.
1
, - Deze definitie verschilt van definities die nadruk leggen op een enkelvoudige eigenschap of
competentie.
o Een procesdefinitie kan verklaren waarom men de ene prestatie goed reguleren, maar de andere
niet.
- Deze definitie verschilt ook van metacognitieve kijk op zelfregulatie, waarbij men ervan uitgaat dat
men alleen kennis en deductief redeneren gebruikt bij het kiezen van bijvoorbeeld cognitieve
strategieën.
o Hoewel metacognities belangrijk zijn, hangt zelfregulatie ook af van self-beliefs en affectieve
redenen (bijv. twijfels en angst) bij specifieke prestatiecontexten bijv: schaakspelers die vaak
een welbekende strategie inzetten maar het niet doen wanneer ze geen zelfvertrouwen hebben.
Contextgerelateerde zelfprocessen, zoals self-efficacy (=geloof in je eigen capaciteiten)
verklaren verschillen in persoonlijke motivatie om iemands prestatie te zelfreguleren. Self-
efficacy hangt er dus ook mee samen.
Welke theorieën zijn er over zelfregulatie?
Diefendorff, J. M., & Lord, R. G. (2008). Goal-striving and self-regulation processes. In R. Kanfer, G. Chen,
& R.D. Pritchard (Ed.), Work Motivation: Past, Present, and Future (pp. 151–165). Routledge.
Structurele theorieën
Beschrijven zelfregulatieconstructen (zoals doelen, gedrag) en hun relatie met het tijdsverloop zonder te
kijken naar de inhoud.
1. Control theory (CT)
Van Powers, 1973: gedrag gebaseerd op interactie tussen persoon en omgeving met de tijd. CT is een
negatieve feedback loop die bestaat uit 4 dingen:
o Input: info uit omgeving = perceptie, is vaak prestatie feedback
o Reference value: doel
o Comparator: vergelijkt input met doel en laat zien of de input en reference values verschillend zijn,
zo ja, dan wordt output geactiveerd. Zo niet, dan blijft de persoon doen wat hij deed.
o Output: gedrag (bv meer/minder moeite doen) om discrepantie tussen volgend input en reference
values weg te nemen.
Deze cyclische theorie heeft een hiërarchie: korte termijn, concrete doelen onderaan en lange
termijn, abstracte doelen hogerop. Lager-level doelen zijn strategieën om hoger-level doelen te
behalen. Ze dienen om het verschil in doel-prestaties van hogere levels te verminderen.
2