Motorische ontwikkeling: Overige motorische vaardigheden
1 Stabiliteit
1.1 Balanceren
Balanceren is zich verplaatsen of ter plaatse blijven in situaties waarbij hogere eisen dan normaal
worden gesteld aan het vermogen om het evenwicht te bewaren
1. Statisch evenwicht
- Balans blijven in stilstand
2. Dynamisch evenwicht
- Balans terwijl we verplaatsen
3. Rompstabiliteit
- Bewegingen waarbij veranderingen optreden in de positie van de ledematen, terwijl het
lichaam op dezelfde plaats blijft.
- Bv. buigen, strekken, draaien, zwaaien, van richting veranderen, landen/stoppen,
voorwaarts rollen, balanceren, schijnbewegingen.
Kleuters staan stil in een evenwichtsverhouding of verplaatsen zich voorwaarts op een wiebelend
oppervlakte
- Bij erg grote evenwicht vereisten zullen kleuters overstappen naar kruipen
Het kind leert:
1. Zijn evenwicht bewaren op een verhoogd vlak
2. Leert zijn grenzen bepalen en verleggen
3. Overwint een vorm van hoogteangst
4. Leert hulp vragen aan anderen en leert hulp geven
5. Zelfvertrouwen krijgen
6. Begrippen zoals hoog-laag, boven-onder (cognitieve ontwikkeling)
Techniek van balanceren
- Kijk naar het einde van de bank.
- Doe je armen open. Je hebt dan meer balans.
- Voel de bank met je voeten.
- Zet je voeten recht op de bank.
- Probeer telkens een andere voet voor te zetten, anders is het aansluitpas.
- Spring rustig af in evenwicht
Moeilijkheidsgraad opbouwen
1. Statisch evenwicht
- Onbeweeglijk staan op 1 been gedurende 5 seconden
2. Dynamisch evenwicht
- Hoe beweeglijker het steunvlak, hoe fijngevoeliger het kind leert zijn balans te zoeken.
Van breed naar smal
Op de bank grote passen, zijwaarts, op de tenen, ronddraaien,…
Richtingsveranderingen in horizontaal/verticaal vlak
Van laag naar hoog
Achterwaarts
Van individueel naar per twee
, Motorische ontwikkeling: Overige motorische vaardigheden
Fouten corrigeren en hulp bieden
1. Geven van een hand of het plaatsen van paaltjes om zich aan vast te houden.
2. Te hoge snelheid bij dynamisch evenwicht
3. Let op de voetplaatsing, de voeten schuiven is gemakkelijker dan de ene voet voor de
andere voet te plaatsen.
4. Laat je de kleuters, niet naar de voeten kijken maar naar een vast punt in de diepte
5. De kleuter heeft moeite met het afstappen van de bank. Plaats na de bank een kastdeel die
parallel staat aan de bank.
Veiligheid om het balanceren goed te laten verlopen
1. Vermijd overbodige hulp
Begeleid het kind wel
2. Voldoende veiligheidsmatten plaatsen
3. Gebruik geen wedstrijdvorm
Zorgt voor ongeconcentreerd werk en daling in kwaliteit
4. Stimuleer bange kleuters, maar dwing ze nooit.
5. Bij een labiele balanceersituatie laat je telkens maar 1 kind werken.
6. Bij het plaatsen van toestellen op elkaar mogen deze toestellen niet kunnen verschuiven.
2 Locomotorische vaardigheden
2.1 Kruipen en sluipen
Kruipen is een bewegingsvorm waarbij men zich verplaatst door te steunen op de handen en
onderbenen
Sluipen is een bewegingsvorm waarbij men vordert op de onderarmen en het binnenvlak van de
benen
- Buik blijft steeds in contact met de grond
Aanverwante vormen
- Sluipen met rugzijde tegen ondergrond
- Benengang: gaan op handen en voeten
- Spinnengang: gaan op handen en voeten met de rugzijde naar de grond
Kleuters beheersen kruipen al goed en is enkel interessant voor de jongste kleuters
Moeilijkheidsgraad opbouwen
1. Sluipen
- Voorwaarts sluipen:
als een slang, vrij door elkaar, alleen met de handen, alleen met voeten, onder iets,…
- Rugwaarts sluipen met de voeten eerst en met het hoofd eerst
- Duo sluipen (elkaar vasthouden) Per 2 sluipen: de achterste houdt de voeten van de
- voorste vast.
- Sluipen met materiaal (zonder dat het materiaal de grond raakt)
- Creatieve wijze
Met of zonder bal
2. Kruipen
- Voorwaarts kruipen
- Rugwaarts kruipen
- Verhoogd kruipen
Op een bank, door hoepels die boven een bank hangen,..
- Duo kruipen
- Op creatieve wijze
Met of zonder bal
1 Stabiliteit
1.1 Balanceren
Balanceren is zich verplaatsen of ter plaatse blijven in situaties waarbij hogere eisen dan normaal
worden gesteld aan het vermogen om het evenwicht te bewaren
1. Statisch evenwicht
- Balans blijven in stilstand
2. Dynamisch evenwicht
- Balans terwijl we verplaatsen
3. Rompstabiliteit
- Bewegingen waarbij veranderingen optreden in de positie van de ledematen, terwijl het
lichaam op dezelfde plaats blijft.
- Bv. buigen, strekken, draaien, zwaaien, van richting veranderen, landen/stoppen,
voorwaarts rollen, balanceren, schijnbewegingen.
Kleuters staan stil in een evenwichtsverhouding of verplaatsen zich voorwaarts op een wiebelend
oppervlakte
- Bij erg grote evenwicht vereisten zullen kleuters overstappen naar kruipen
Het kind leert:
1. Zijn evenwicht bewaren op een verhoogd vlak
2. Leert zijn grenzen bepalen en verleggen
3. Overwint een vorm van hoogteangst
4. Leert hulp vragen aan anderen en leert hulp geven
5. Zelfvertrouwen krijgen
6. Begrippen zoals hoog-laag, boven-onder (cognitieve ontwikkeling)
Techniek van balanceren
- Kijk naar het einde van de bank.
- Doe je armen open. Je hebt dan meer balans.
- Voel de bank met je voeten.
- Zet je voeten recht op de bank.
- Probeer telkens een andere voet voor te zetten, anders is het aansluitpas.
- Spring rustig af in evenwicht
Moeilijkheidsgraad opbouwen
1. Statisch evenwicht
- Onbeweeglijk staan op 1 been gedurende 5 seconden
2. Dynamisch evenwicht
- Hoe beweeglijker het steunvlak, hoe fijngevoeliger het kind leert zijn balans te zoeken.
Van breed naar smal
Op de bank grote passen, zijwaarts, op de tenen, ronddraaien,…
Richtingsveranderingen in horizontaal/verticaal vlak
Van laag naar hoog
Achterwaarts
Van individueel naar per twee
, Motorische ontwikkeling: Overige motorische vaardigheden
Fouten corrigeren en hulp bieden
1. Geven van een hand of het plaatsen van paaltjes om zich aan vast te houden.
2. Te hoge snelheid bij dynamisch evenwicht
3. Let op de voetplaatsing, de voeten schuiven is gemakkelijker dan de ene voet voor de
andere voet te plaatsen.
4. Laat je de kleuters, niet naar de voeten kijken maar naar een vast punt in de diepte
5. De kleuter heeft moeite met het afstappen van de bank. Plaats na de bank een kastdeel die
parallel staat aan de bank.
Veiligheid om het balanceren goed te laten verlopen
1. Vermijd overbodige hulp
Begeleid het kind wel
2. Voldoende veiligheidsmatten plaatsen
3. Gebruik geen wedstrijdvorm
Zorgt voor ongeconcentreerd werk en daling in kwaliteit
4. Stimuleer bange kleuters, maar dwing ze nooit.
5. Bij een labiele balanceersituatie laat je telkens maar 1 kind werken.
6. Bij het plaatsen van toestellen op elkaar mogen deze toestellen niet kunnen verschuiven.
2 Locomotorische vaardigheden
2.1 Kruipen en sluipen
Kruipen is een bewegingsvorm waarbij men zich verplaatst door te steunen op de handen en
onderbenen
Sluipen is een bewegingsvorm waarbij men vordert op de onderarmen en het binnenvlak van de
benen
- Buik blijft steeds in contact met de grond
Aanverwante vormen
- Sluipen met rugzijde tegen ondergrond
- Benengang: gaan op handen en voeten
- Spinnengang: gaan op handen en voeten met de rugzijde naar de grond
Kleuters beheersen kruipen al goed en is enkel interessant voor de jongste kleuters
Moeilijkheidsgraad opbouwen
1. Sluipen
- Voorwaarts sluipen:
als een slang, vrij door elkaar, alleen met de handen, alleen met voeten, onder iets,…
- Rugwaarts sluipen met de voeten eerst en met het hoofd eerst
- Duo sluipen (elkaar vasthouden) Per 2 sluipen: de achterste houdt de voeten van de
- voorste vast.
- Sluipen met materiaal (zonder dat het materiaal de grond raakt)
- Creatieve wijze
Met of zonder bal
2. Kruipen
- Voorwaarts kruipen
- Rugwaarts kruipen
- Verhoogd kruipen
Op een bank, door hoepels die boven een bank hangen,..
- Duo kruipen
- Op creatieve wijze
Met of zonder bal