Les 9: Gastcollege Elien Bellon
Leren
Metacognitie in het leerproces
Leren
o Lezen & spellen
o Fonologische bewustzijn
o Letterkennis
o Domein-algemene vaardigheden
o Rekenen
o Number sense/getallengevoel (hoe goed ben je groottes getallen in
inschatten, hoe goed ken je cijfers...)
o Domein-algemene vaardigheden
→ Minder onderzoek over rekenen dan over lezen (focus in literatuur ligt bij
lezen)
! Functionele reorganisatie (brein is niet voorgeprogrammeerd om te lezen en rekenen)
→ Onze hersenen zijn plastisch, omgevingsinvloeden spelen in op hoe brein ontwikkeld!
Er zijn grote individuele verschillen!
o Leren gaat niet bij iedereen even vlot (je hoeft daarvoor geen stoornis te hebben)
o Hoe goed je kan rekenen als kind is een grote voorspeller voor je job later, je
algemene welzijn…
o Als het écht niet vlot gaat = leerproblemen (dyslexie en dyscalculie)
Metacognitie
Metacognitie = denken over je eigen denken (je controlecentrum)
o Breed concept! (maar laat gedefinieerd in de literatuur, 1979)
o Bestaat uit veel verschillende deelelementen
1. Declaratieve metacognitieve kennis
= kennis over cognitie en leren
o Persoon: wat jij gelooft over jezelf als cognitief wezen (vb: “Ik studeer beter
als ik luister naar iets, dan wanneer ik gewoon geschreven tekst krijg” of “Ik
kan nu iets makkelijk oproepen, maar ik ga het moeten blijven herhalen
anders ga ik het vergeten” = kennis over personen)
o Taak: kennis die je hebt dat verschillende taken een effect hebben op hoe
goed je die taak uitvoert (vb: weten dat sommige taken meer cognitief
belastend zijn voor mij)
o Strategie: kennis dat bij cognitief functioneren verschillende strategieën zijn
om iets aan te pakken en dat sommige strategieën beter zijn voor bepaalde
taken/personen/contexten (kennis dat er verschillende strategieën zijn om
iets te benaderen)
, VUB 2022-2023 71
2. Procedurele metacognitieve vaardigheden
= verzameling van zelfreflectie, hogere orde
cognitieve processen
o Acties monitoren: weten hoe goed je
iets gaat doen/ aan het doen bent/
gedaan hebt
o Acties controleren: stuurt bij waar nodig
! Link tussen monitoren en controle = een
ontwikkelingsproces (vb: jong kindje zal zeggen dat hij
de beste is in voetbal maar valt wel constant over de
bal)
Er zijn verschillende momenten in het leerproces dat er monitoring en controle kan zijn
o Acquisition: Hoe lang ga ik studeren? (controle)
o Retention
o Retrieval: Ik stop mijn zoektocht, ik ben tevreden, ik zoek niet meer verder (controle)
o Hoe goed ga ik dit nu kunnen? (monitoren) Ik kan dat niet zo goed (monitoren) Ik ga
hier meer tijd voor moeten nemen (controle)
Controlecentrum
→ Prefrontale cortex
Hoe ontwikkelt metacognitie?
o Kinderen vertonen metacognitief strategisch gedrag vanop een 5-jarige leeftijd (al
vroeg in de ontwikkeling aanwezig, sterke ontwikkeling in lagere school)
→ Ze uiten een hoger vertrouwen in dingen die zij goed kunnen dan in dingen die zij
niet goed kunnen op groepsniveau (robuuste monitoringskills)
o Er is een graduele shift van domein-specifiek naar domein-algemeen, Hoe komt dit?
→ Begin lagere school: of een kind zich nu goed kan inschatten in een bepaald
domein of goed controle kan uitoefenen in een bepaald domein, hangt niet per se
samen met hoe ze dat doen in een ander domein (= domein-specificiteit in domein-
algemeenheid) → van domein-specifiek naar domein-algemeen proces
Vb: Kindje dat niet goed kan rekenen uit 2e leerjaar wordt gevraagd of hij goed kan
rekenen, kindje antwoordt dat sommige kindjes in de klas beter zijn. Kindje kan ook