BLOK 4
SPECIFIEKE ORTHOPEDAGOGIE
CHRISTINE DUPONT
AN VAN DOORSELAERE
,HOOFDSTUK 1: WAT IS “HANDICAP”?
Handicap =
Pathologie
Individueel probleem Voor 1980 nu: IDIDH
Medische benadering
1.1 Het ontstaan van het ICF-model
= handicapmodel: 6 verschillende
Verschillende modellen kunnen samen voorkomen
Verschillend van regio ( culturen, ideologieën, waarden)
1.1.1 Religieus-moreel model
Handicap =
straf voor zonde
Schuld van persoon zelf
Geschenk van God (Meisje met 2 gezichten)
1.1.2 Medisch model
Handicap =
Afwijking
Proberen te genezen
Lukt niet: fysieke revalidatie
België dominant model
Maatschappelijke diensten: buitengewoononderwijs, beschutte werkplaats
1.1.3 Individueel model
Handicap =
Probleem binnen het individu
Persoon moet inspanning doen om erbij te horen
Persoonlijke tragedie
Kritiek: medicalisering van de handicap handicap =/ ziekte te weinig
maatschappelijk gekeken
1.1.4 sociaal model
Handicap =
Probleem van de omgeving
Onaangepastheid van de omgeving
Functiebeperking/ handicap
Inclusieve samenleving
Kritiek: geen aandacht individuele verhaal: ervaring handicap
1.1.5 Integratief model
2
,Handicap =
Beperking die de persoon gelegen is + rol van sociale/ maatschappelijke omgeving
1.1.6 culturele model
Handicap =
Bepaalde manier van in de wereld staan
Unieke ervaring/ meerwaarde
Handicap maakt deel uit van je identiteit
1.2 Het ICF-model
1.2.1 ICIDH
Ontwikkeld door WHO (Wereldgezondheidsorganisatie)
International Classifiation of Impairments, Disabilities and Handicaps
3 niveaus:
1. Orgaan niveau (impairments – stoornissen)
2. Niveau van activiteiten van het individu ( disabilities – beperkingen)
3. Niveau van de reactie van de samenleving op de aanwezigheid van de stoornissen en
beperkingen bij de persoon (handicap)
Aandoening Stoornis Beperking Handicap
Pathologie Orgaan Activiteit Sociale context
Bv. Spina Bifida Ruggenwervel/ Motoriek Beperkte mobiliteit/
zenuwbanen sportactiviteiten
Kritiek:
Suggestie van causaliteit: oorzakelijk verband wel interactie
Negatieve terminologie
Onderwaarderen van de rol van de omgeving
1.2.2 ICF
Verschil: menselijk functioneren
Rekening gehouden met contextuele factoren
Interactief model
3
, 3 perspectieven:
1. Functies, anatomische eigenschappen: menselijk organisme
2. Activiteiten: menselijk handelen
3. Participatie: deelname aan het maatschappelijk leven
Rekening met invloed persoonlijke en externe factoren op functioneren
o Externe factoren: buiten individu omgevingsinvloed
o Persoonlijke factoren: individuele kenmerken
Wisselwerking tussen verschillende componenten
Concretisering biopsychosociaal model
Gebruik van neutrale termen
o Functies: fysiologische en mentale eigenschappen
o Anatomische eigenschappen: positie, aan-of afwezigheid, worm en
continuïteit van onderdelen lichaam
Stoornissen: anatomische afwijkingen of verlies van functie
o Activiteiten: onderdelen van menselijk handelen die
waargenomen/beschreven kunnen worden
Beperkingen: moeilijkheden die persoon heeft bij uitvoeren van
activiteit
o Participatie: deelname van persoon aan maatschappelijk leven als lid van de
samenleving
Participatieprobleem: komt door sociale omgeving die niet aangepast
is
1.2.3 Zeven krachten van ICF-model
1. Algemeen model van het menselijk functioneren
o Beschrijven gewoon + problematisch
2. Context
o Externe en persoonlijke factoren
3. Complexe interactie
4
SPECIFIEKE ORTHOPEDAGOGIE
CHRISTINE DUPONT
AN VAN DOORSELAERE
,HOOFDSTUK 1: WAT IS “HANDICAP”?
Handicap =
Pathologie
Individueel probleem Voor 1980 nu: IDIDH
Medische benadering
1.1 Het ontstaan van het ICF-model
= handicapmodel: 6 verschillende
Verschillende modellen kunnen samen voorkomen
Verschillend van regio ( culturen, ideologieën, waarden)
1.1.1 Religieus-moreel model
Handicap =
straf voor zonde
Schuld van persoon zelf
Geschenk van God (Meisje met 2 gezichten)
1.1.2 Medisch model
Handicap =
Afwijking
Proberen te genezen
Lukt niet: fysieke revalidatie
België dominant model
Maatschappelijke diensten: buitengewoononderwijs, beschutte werkplaats
1.1.3 Individueel model
Handicap =
Probleem binnen het individu
Persoon moet inspanning doen om erbij te horen
Persoonlijke tragedie
Kritiek: medicalisering van de handicap handicap =/ ziekte te weinig
maatschappelijk gekeken
1.1.4 sociaal model
Handicap =
Probleem van de omgeving
Onaangepastheid van de omgeving
Functiebeperking/ handicap
Inclusieve samenleving
Kritiek: geen aandacht individuele verhaal: ervaring handicap
1.1.5 Integratief model
2
,Handicap =
Beperking die de persoon gelegen is + rol van sociale/ maatschappelijke omgeving
1.1.6 culturele model
Handicap =
Bepaalde manier van in de wereld staan
Unieke ervaring/ meerwaarde
Handicap maakt deel uit van je identiteit
1.2 Het ICF-model
1.2.1 ICIDH
Ontwikkeld door WHO (Wereldgezondheidsorganisatie)
International Classifiation of Impairments, Disabilities and Handicaps
3 niveaus:
1. Orgaan niveau (impairments – stoornissen)
2. Niveau van activiteiten van het individu ( disabilities – beperkingen)
3. Niveau van de reactie van de samenleving op de aanwezigheid van de stoornissen en
beperkingen bij de persoon (handicap)
Aandoening Stoornis Beperking Handicap
Pathologie Orgaan Activiteit Sociale context
Bv. Spina Bifida Ruggenwervel/ Motoriek Beperkte mobiliteit/
zenuwbanen sportactiviteiten
Kritiek:
Suggestie van causaliteit: oorzakelijk verband wel interactie
Negatieve terminologie
Onderwaarderen van de rol van de omgeving
1.2.2 ICF
Verschil: menselijk functioneren
Rekening gehouden met contextuele factoren
Interactief model
3
, 3 perspectieven:
1. Functies, anatomische eigenschappen: menselijk organisme
2. Activiteiten: menselijk handelen
3. Participatie: deelname aan het maatschappelijk leven
Rekening met invloed persoonlijke en externe factoren op functioneren
o Externe factoren: buiten individu omgevingsinvloed
o Persoonlijke factoren: individuele kenmerken
Wisselwerking tussen verschillende componenten
Concretisering biopsychosociaal model
Gebruik van neutrale termen
o Functies: fysiologische en mentale eigenschappen
o Anatomische eigenschappen: positie, aan-of afwezigheid, worm en
continuïteit van onderdelen lichaam
Stoornissen: anatomische afwijkingen of verlies van functie
o Activiteiten: onderdelen van menselijk handelen die
waargenomen/beschreven kunnen worden
Beperkingen: moeilijkheden die persoon heeft bij uitvoeren van
activiteit
o Participatie: deelname van persoon aan maatschappelijk leven als lid van de
samenleving
Participatieprobleem: komt door sociale omgeving die niet aangepast
is
1.2.3 Zeven krachten van ICF-model
1. Algemeen model van het menselijk functioneren
o Beschrijven gewoon + problematisch
2. Context
o Externe en persoonlijke factoren
3. Complexe interactie
4