Het lerende kind
in de groep
Pedagogiek
1: kind in beeld
2: groep in beeld
3: leerproces in beeld
4: reflectie
Floor Fransen PD2
,Inhoudsopgave
Kind in beeld………………………………..………………………………………………………………………………………..
Blz. 3
Algemene kenmerken………………………………………………………………………………………………….
Blz. 4
Sociaal-emotionele doelen SLO……………………………………………………………………………………
Blz. 5
Effecten op ontwikkelingsgebieden……………………………………………………………………………..
Blz. 11
Belemmerende en bevorderende factoren………………………………………………………………….
Blz. 15
Groep in beeld…………………………………………………………………………………………………………………………
Blz. 17
Algemene kenmerken…………………………………………………………………………………………………
Blz. 18
Pedagogisch klimaat…………………………………………………………………………………………………
Blz. 19
Leerrijke omgeving………………………………………………………………………………………………Blz. 21
Leerproces in beeld………………………………………………………………………………………………….……Blz. 23
Draaiboek van het thema…………………………………………………………………………………….Blz. 24
Lesdoelen en evaluaties…………………………………………………………………………………………
Blz. 46
Pedagogische en didactische rol…………………………………………………………………………Blz. 50
Reflectie………………………………………………………………………………………………………………………….Blz. 52
Literatuurlijst……………………………………………………………………………………………………………………
Blz. 55
Observaties……………………………………………………………………………………………………………………Blz. 56
Longitudinale observatie……………………………………………………………………………………………
Blz. 56
Herhalende observatie………………………………………………………………………………………………
Blz. 59
Gerichte observatie: systematische observatie……………………………………………………………
Blz. 60
2|P agi na
,Kind in beeld
Beschrijf op basis van observaties/ bevindingen een portret van een kind uit je stageklas.
Gebruik hierbij de SLO inhoudskaart sociaal emotionele ontwikkeling.
3|P agi na
, Algemene kenmerken
De student beschrijft de algemene kenmerken van het kind (geslacht, leeftijd, aantal maanden
onderwijs, soc.culturele achtergrond etc.) en koppelt dit aan passende, verklarende of onderbouwende
theorieën en toont inzicht.
Naam: K. Geslacht: man. Leeftijd: 5 jaar.
Uiterlijke kenmerken: K heeft bruin haar, bruine ogen en een donkere huidskleur. Het is een jongen
met een gemiddelde lengte en leeftijd voor een jongen in groep 2. Hij is vijf jaar en 112 cm.
Nationaliteit: Kaapverdische.
Taal: zowel buiten als binnen de klas spreekt K. Nederlands.
In Kaapverdië spreken de mensen Portugees. Bij K thuis spreken ze dus niet meer in hun
moedertaal, maar in de taal van het land waarin ze nu wonen; Nederlands. De ouders van K
beheersen de taal goed. Volgens Piaget zit K nu in de pre operationele fase, in deze fase
ontwikkelt het taalgebruik zich. Het is voor K een voordeel ten opzichte van veel klasgenoten
dat zijn ouders beide de taal beheersen.
School: de Valentijnschool.
Klas: groep 2c.
Woonplaats: Rotterdam, Delfshaven.
Gezin: De ouders van K zijn gescheiden en K woont grotendeels bij zijn moeder. K ziet zijn vader ook
regelmatig, maar hij woont verder van school.
Opvallende kenmerken:
Volgens Piaget zit K in de preoperationele fase, kenmerkend voor deze fase is dat het ik ontwikkeld
wordt. Dit is goed zichtbaar bij K; hij is zich erg bewust van zijn eigen emoties en eigenschappen. Het
komt voor dat K zijn emoties niet onder controle heeft en hij kan dan erg heftig reageren. Je merkt dat
veel kinderen in de klas dit niet goed begrijpen. Naast deze emotieregulering is K duidelijk een
dominant type in de klas. Hij is nadrukkelijk aanwezig en wil bijvoorbeeld altijd winnen. Zijn
impulsiviteit speelt hierbij vaak een rol, hij wil van alles tegelijk doen en is erg druk. Verder is de
verfijning van de motoriek van K in ontwikkeling. Vygotsky omschrijft in zijn theorie van de zone van
naaste ontwikkeling de mogelijkheden tot leren die uitgebreid worden als iemand met een groter
bereik komt helpen, hier heb ik meerdere voorbeelden van gegeven in mijn verslag.
4|P agi na
in de groep
Pedagogiek
1: kind in beeld
2: groep in beeld
3: leerproces in beeld
4: reflectie
Floor Fransen PD2
,Inhoudsopgave
Kind in beeld………………………………..………………………………………………………………………………………..
Blz. 3
Algemene kenmerken………………………………………………………………………………………………….
Blz. 4
Sociaal-emotionele doelen SLO……………………………………………………………………………………
Blz. 5
Effecten op ontwikkelingsgebieden……………………………………………………………………………..
Blz. 11
Belemmerende en bevorderende factoren………………………………………………………………….
Blz. 15
Groep in beeld…………………………………………………………………………………………………………………………
Blz. 17
Algemene kenmerken…………………………………………………………………………………………………
Blz. 18
Pedagogisch klimaat…………………………………………………………………………………………………
Blz. 19
Leerrijke omgeving………………………………………………………………………………………………Blz. 21
Leerproces in beeld………………………………………………………………………………………………….……Blz. 23
Draaiboek van het thema…………………………………………………………………………………….Blz. 24
Lesdoelen en evaluaties…………………………………………………………………………………………
Blz. 46
Pedagogische en didactische rol…………………………………………………………………………Blz. 50
Reflectie………………………………………………………………………………………………………………………….Blz. 52
Literatuurlijst……………………………………………………………………………………………………………………
Blz. 55
Observaties……………………………………………………………………………………………………………………Blz. 56
Longitudinale observatie……………………………………………………………………………………………
Blz. 56
Herhalende observatie………………………………………………………………………………………………
Blz. 59
Gerichte observatie: systematische observatie……………………………………………………………
Blz. 60
2|P agi na
,Kind in beeld
Beschrijf op basis van observaties/ bevindingen een portret van een kind uit je stageklas.
Gebruik hierbij de SLO inhoudskaart sociaal emotionele ontwikkeling.
3|P agi na
, Algemene kenmerken
De student beschrijft de algemene kenmerken van het kind (geslacht, leeftijd, aantal maanden
onderwijs, soc.culturele achtergrond etc.) en koppelt dit aan passende, verklarende of onderbouwende
theorieën en toont inzicht.
Naam: K. Geslacht: man. Leeftijd: 5 jaar.
Uiterlijke kenmerken: K heeft bruin haar, bruine ogen en een donkere huidskleur. Het is een jongen
met een gemiddelde lengte en leeftijd voor een jongen in groep 2. Hij is vijf jaar en 112 cm.
Nationaliteit: Kaapverdische.
Taal: zowel buiten als binnen de klas spreekt K. Nederlands.
In Kaapverdië spreken de mensen Portugees. Bij K thuis spreken ze dus niet meer in hun
moedertaal, maar in de taal van het land waarin ze nu wonen; Nederlands. De ouders van K
beheersen de taal goed. Volgens Piaget zit K nu in de pre operationele fase, in deze fase
ontwikkelt het taalgebruik zich. Het is voor K een voordeel ten opzichte van veel klasgenoten
dat zijn ouders beide de taal beheersen.
School: de Valentijnschool.
Klas: groep 2c.
Woonplaats: Rotterdam, Delfshaven.
Gezin: De ouders van K zijn gescheiden en K woont grotendeels bij zijn moeder. K ziet zijn vader ook
regelmatig, maar hij woont verder van school.
Opvallende kenmerken:
Volgens Piaget zit K in de preoperationele fase, kenmerkend voor deze fase is dat het ik ontwikkeld
wordt. Dit is goed zichtbaar bij K; hij is zich erg bewust van zijn eigen emoties en eigenschappen. Het
komt voor dat K zijn emoties niet onder controle heeft en hij kan dan erg heftig reageren. Je merkt dat
veel kinderen in de klas dit niet goed begrijpen. Naast deze emotieregulering is K duidelijk een
dominant type in de klas. Hij is nadrukkelijk aanwezig en wil bijvoorbeeld altijd winnen. Zijn
impulsiviteit speelt hierbij vaak een rol, hij wil van alles tegelijk doen en is erg druk. Verder is de
verfijning van de motoriek van K in ontwikkeling. Vygotsky omschrijft in zijn theorie van de zone van
naaste ontwikkeling de mogelijkheden tot leren die uitgebreid worden als iemand met een groter
bereik komt helpen, hier heb ik meerdere voorbeelden van gegeven in mijn verslag.
4|P agi na
