Oefeningen akoestiek IV
1.De frequentie van een geluidsgolf in lucht (golfsnelheid 340m/s) is 4000 Hz. Hoe groot is de
frequentie in water (golfsnelheid
1500 m/s)?
2.De frequentie van een geluidsgolf in lucht (golfsnelheid 340m/s)
is 4000 Hz. Hoe groot is de golflengte inwater (golfsnelheid
1500 m/s)?
3.Met hoeveel dB toename van het geluidsdrukniveau stemt een
toename van de geluidsdruk met een factor 1000 overeen?
4.Met hoeveel dB toename van het intensiteitsniveau stemt een
toename van de geluidsintensiteit met een factor 1000 overeen?
5.Met welke intensiteitsverhouding stemt een verschil van 26 dB in intensiteitsniveau overeen?
6.Met welke geluidsdrukverhouding stemt een verschil van 26 dB
in geluidsdrukniveau overeen?
7.Met welke geluidsdrukverhouding stemt een verschil van 46 dB in geluidsdrukniveau overeen?
8.Een geluidsbron levert een vermogen van 1,5 W. Hoe groot is
het intensiteitsniveau op 10 m van de puntbron ten opzichte van dat op 1,0 m afstand?
9.Een geluidsbron levert een vermogen van 1,5 W. Hoe groot is
het intensiteitsniveau op 30 m van de puntbron ten opzichte van dat op 4,0 m afstand?
10. Twee tonen (440 Hz en 1000 Hz) worden door twee geluidsbronnen uitgezonden. Op een bepaald
punt in de ruimte zijn de geluidsdrukniveaus respectievelijk 80 dB SPL en 70 dB SPL.
Bereken het totale geluidsdrukniveau.
11. Twee dezelfde tonen (van 2000 Hz) worden door twee
geluidsbronnen uitgezonden. Op een bepaald punt in de ruimte
zijn de geluidsdrukniveaus respectievelijk 80 dB SPL en
70 dB SPL. Bereken het totale geluidsdrukniveau indien het
faseverschil 180° (π rad) is.
12. Een persoon bevindt zich tussen 2 geluidsbronnen die verschillende tonen uitsturen, 8,0 m
verwijderd van de eerste en 32 m verwijderd van de tweede. Het
geluidsdrukniveau op 1,0 m van de bronnen bedraagt respectievelijk 76 dB SPL en 88 dB SPL. Bereken
het totale geluidsdrukniveau
door de persoon waargenomen.
1.De frequentie van een geluidsgolf in lucht (golfsnelheid 340m/s) is 4000 Hz. Hoe groot is de
frequentie in water (golfsnelheid
1500 m/s)?
2.De frequentie van een geluidsgolf in lucht (golfsnelheid 340m/s)
is 4000 Hz. Hoe groot is de golflengte inwater (golfsnelheid
1500 m/s)?
3.Met hoeveel dB toename van het geluidsdrukniveau stemt een
toename van de geluidsdruk met een factor 1000 overeen?
4.Met hoeveel dB toename van het intensiteitsniveau stemt een
toename van de geluidsintensiteit met een factor 1000 overeen?
5.Met welke intensiteitsverhouding stemt een verschil van 26 dB in intensiteitsniveau overeen?
6.Met welke geluidsdrukverhouding stemt een verschil van 26 dB
in geluidsdrukniveau overeen?
7.Met welke geluidsdrukverhouding stemt een verschil van 46 dB in geluidsdrukniveau overeen?
8.Een geluidsbron levert een vermogen van 1,5 W. Hoe groot is
het intensiteitsniveau op 10 m van de puntbron ten opzichte van dat op 1,0 m afstand?
9.Een geluidsbron levert een vermogen van 1,5 W. Hoe groot is
het intensiteitsniveau op 30 m van de puntbron ten opzichte van dat op 4,0 m afstand?
10. Twee tonen (440 Hz en 1000 Hz) worden door twee geluidsbronnen uitgezonden. Op een bepaald
punt in de ruimte zijn de geluidsdrukniveaus respectievelijk 80 dB SPL en 70 dB SPL.
Bereken het totale geluidsdrukniveau.
11. Twee dezelfde tonen (van 2000 Hz) worden door twee
geluidsbronnen uitgezonden. Op een bepaald punt in de ruimte
zijn de geluidsdrukniveaus respectievelijk 80 dB SPL en
70 dB SPL. Bereken het totale geluidsdrukniveau indien het
faseverschil 180° (π rad) is.
12. Een persoon bevindt zich tussen 2 geluidsbronnen die verschillende tonen uitsturen, 8,0 m
verwijderd van de eerste en 32 m verwijderd van de tweede. Het
geluidsdrukniveau op 1,0 m van de bronnen bedraagt respectievelijk 76 dB SPL en 88 dB SPL. Bereken
het totale geluidsdrukniveau
door de persoon waargenomen.