Endocriene stelsel Hormoonstelsel
Homeostase Het streven naar een intern evenwicht a.h.v. negatieve
terugkoppelingsmechanismen
! gefaald = giftige omgeving voor cellen
--> ziekte, dood (bij aanhouden)
Negatieve terugkoppelingsmechanismen / De manier om het inwendige milieu constant te houden
negatieve feedbackmechanismen 1) Veranderde condities worden gedetecteerd door sensoren
(zintuigen / membraanreceptoren)
2) Informatie wordt doorgegeven aan een regelcentrum
(hersenen, ruggenmerg, endocriene (hormoon)klier)
3) Deze vergelijkt met een 'set point'
4) Indien afwijking van 'set point' -> boodschap gestuurd naar
een effector (spier / klier)
5) Verhogen of verlagen van activiteit -> inwendige condities
terug naar 'set point' + negatieve terugkoppeling naar de sensor
beëindigt de respons
Exocriene ... klieren die stoffen afgeven aan het externe milieu
Vb. speekselklieren, zweetklieren
Endocriene ... klieren die stoffen afgeven aan het interne milieu
Vb. hormoonklieren
Hypofyse Een hormoonklier die in verbinding staat met de hypothalamus
-> regelhormonen die andere hormoonklieren stimuleren
- LH en FSH (afgifte geslachtshormonen + rijping
geslachtscellen)
- thyroïd-stimulerend hormoon (TRH) (stofwisseling)
- groeihormoon (botgroei + stofwisseling)
- prolactine (melksecretie)
- oxytocine (melksecretie + contractie baarmoeder)
- antidiuretisch hormoon (ADH) (urine)
1
, Hormonaal stelsel
Schildklier Een hormoonklier die produceert
- thyroxine (stofwisseling)
- calcitonine (Ca2+ in bloed)
Bijschildklier Een hormoonklier die produceert
- parathormoon (Ca2+ in bloed)
Eilandjes van Langerhans / alvleesklier Een hormoonklier die produceert
- insuline (glucose -> glycogeen: ! na eten)
- glucagon (glycogeen -> glucose: ! bij sporten/vasten)
= cellen op alvleesklier
Eierstokken / testes Hormoonkleren die produceren
- geslachtshormonen
Nieren Hormoonklieren die produceren
- epo (aanmaak rode bloedcellen)
- renine (-> aldosteron: water- en zouthuishouding)
Bijnierschors Een hormoonklier die produceert
- cortisol (stresshormoon)
- aldosteron (water- en zouthuishouding)
Bijniermerg Een hormoonklier die produceert
- adrenaline (bij stress invloed op ZS)
- noradrenaline (bij stress invloed op ZS)
bloedsuikerspiegel Regeling van de ...
1) Eten --> ... stijgt
2) Eilandjes van Langerhans: insuline
3) Insuline --> glucose -> glycogeen = opgeslagen glucose
(vooral in cellen in lever en spieren)
4) ... te laag --> eilandjes van Langerhans: glucagon
--> glycogeen uit cellen weer vrij -> glucose
Eten Darmen nemen glucose uit voeding op in het bloed
(BLOEDSUIKERSPIEGEL)
Suikerdip Een daling in de suikerspiegel na het eten
= insuline te hoog = teveel glucose -> glycogeen
0,1 ...% = ideale bloedsuikerspiegel
2
, Skelet en bewegingsstelsel van de mens
Endoskelet Inwendig skelet van botten en spieren (gewervelden)
Beenderen - osteocyten
- bloedvaten
= vasculaire cellulaire ...
Platte beenderen Vb. schedel, schouderbladen, heupbeenderen
- holte: rood beenmerg (aanmaak bloedcomponenten)
Pijpbeenderen Vb. spaakbeen, ellepijp, opperarm
(in armen en benen)
- holte: geel beenmerg been, dijbeen, kuitbeen, scheenbeen
Onregelmatige beenderen Vb. vingerkootjes, rugwervels
Been = botten (hard + veerkrachtig)
Beencellen / osteocyten Cellen die 2 soorten stoffen aanmaken voor botten
- kalk
- lijmstof
Kalk Stof die zorgt voor stevigheid in botten
Lijmstof Stof die zorgt voor flexibiliteit in botten
Kraakbeen Een been dat weinig kalk en veel lijmstof bevat = flexibel
(ouder = meer kalk, minder lijmstof = vlugger bot breken)
Epifyse Uiteinde van een pijpbeen
Schacht / diafyse Middelste deel van een pijpbeen
Groeischijven Kraakbeencellen die zich vermeerderen
in epifyse
-> verbenen -> kraakbeen verdwijnt
--> stop groei
Beenvlies / periosteum Vlies dat elk bot omgeeft en zorgt voor diktegroei
! belangrijk in bevloeiing
! Sharpey vezels
Sharpey ... vezels die zorgen dat het periosteum sterk verankerd is met
het onderliggende bot
Naadverbindingen Verbinden delen van de schedel
= onbeweeglijk
1
, Skelet en bewegingsstelsel van de mens
Vergroeiingen Aan elkaar gegroeide botten
= onbeweeglijk
Vb. heiligbeen en andere botten in het bekken
Kraakbeenverbindingen Verbinden 2 botten mbv kraakbeen
= beperkt beweeglijk
Vb. tussen ruggenwervels, borstbeen-ribben
Gewrichten Verbinden botten mbv kapsels
= vrij beweeglijk (laagje vloeistof)
-> 6 soorten
Scharniergewrichten Botten kunnen in 1 richting bewegen tov elkaar
Vb. elleboog, knie, vingers, tenen
(GEWRICHTEN)
Kogelgewrichten Botten kunnen ronddraaien in het gewricht
Vb. heupbeen-dijbeen, schouder
(GEWRICHTEN)
Rolgewricht Ene bot rolt in het andere bot
Vb. spaakbeen-ellepijp
(GEWRICHT)
Zadelgewricht Een bot kan langs 2 assen bewegen (= 4 kanten op)
Vb. in duim
(GEWRICHT)
Eigewricht Een ellipsvormige kom
--> vele kanten op bewegen, MAAR rondraaien is moeilijk
Vb. in pols
(GEWRICHT)
Draaigewricht Kan in een cirkel rond bewegen
Vb. in hals = bewegen hoofd mogelijk
(GEWRICHT)
2