Examenvoorbereiding
Nederlands 4
1 Doelen
- De student kan aangeven op welke manier taalbeschouwing een plaats krijgt
binnen de leerplannen Nederlands.
- De student kan aangeven welke vaardigheden hij kinderen wil aanleren in een les
taalbeschouwing.
- De student kan uitleggen hoe bijzondere taalverschijnselen een rol spelen in
intentioneel en incidenteel taalbeschouwingsonderwijs.
- De student kan een motiverende inleiding bedenken voor een les taalbeschouwing
- De student kan de didactische route bepalen en de gepaste
taalbeschouwingsstrategieën inzetten.
- De student kan doelgerichte instructies geven tijdens een les taalbeschouwing.
- De student kan een les taalbeschouwing verantwoorden met behulp van een
lesschema.
- De student kan vanuit concrete talige situaties taalbeschouwelijk werken.
- De student kan op een inductieve manier taalbeschouwingslessen ontwerpen op
basis van de doelen van het leerplan.
- De student kan taalbeschouwelijk correcte begrippen gebruiken en
toepassen tijdens oefeningen op taalgebruik en taalsysteem
- De student kan in jeugdliteratuur taalbeschouwelijke elementen herkennen en
doelgerichte oefeningen hierbij formuleren.
2 Wat is taalbeschouwing?
2.1 Definitie
2.1.1.1 Geef de definitie van taalbeschouwing.
- Taalbeschouwing = nadenken over taalgebruik en nadenken over belangrijke
aspecten van het taalsysteem. (verwondering nodig)
2.1.1.2 Geef de stappen die je zet bij taalbeschouwing?
- De waarneming van een bepaald taalverschijnsel (gaat gepaard met verwondering)
- Nadenken
o Interpreteren
o Beoordelen
- Conclusie voor eigens taalgedrag
2.1.1.3 Verklaar: ‘Van echt aanleren kan je niet spreken’
- Leerlingen zijn er niet op uit formele of abstracte spraakkunst te leren, ze springen
kunstig met hun taal om.
1
,3 Waarom lessen taalbeschouwing?
3.1 Het doel van taalbeschouwing
3.1.1.1 Geef het doel van taalbeschouwing.
- Taalvaardigheid verbeteren
- Taalgevoeliger maken
- Taalweerbaarder maken
3.1.1.2 Geef de 6 redenen waarom de lessen
taalbeschouwing nuttig zijn.
- Leren situaties zelfstandiger en beter aanpakken.
- Worden taalvaardiger
o Handvaten van leerplannen (communicatiemodel)
- Openstaan voor andere culturen
- Beter inzicht in taalsysteem
- Spelling beter beheersen
- Meer inzicht in de systematiek van moderne, vreemde talen.
4 Situering in het taalonderwijs
4.1 Speerpunten Nederlands
4.1.1.1 Geef de speerpunten van het vak Nederlands.
- Talige grondhouding
o Thuistaal
o Veilige taalomgeving
- Contextrijk
o Actueel materiaal
o Interesse
o Aanbod
- Functioneel
o Bepalen en verduidelijken doel
o Communicatiemodel
- Aandacht voor impliciet en expliciet leren
o Taalleerstrategieën
o Vastzetten
o Linken
- (Inter)actief
o Taalproductie
o Open vragen
- Ondersteuning
o Feedback, feedup en feedforward
o Differentiatie
- Kansen tot reflectie
2
, 4.1.1.2 Op welke 2 pijlers steunt taalontwikkeling?
- Taalgebruik
o Communicatiemodel
- Taalbeschouwing
o Klanken
o Woorden
o Woordcombinaties
o Betekenissen
o Spellingvormen
4.1.1.3 Wat krijgen leerlingen als ze ‘nadenken over’ het
taalgebruik en de taalbeschouwing?
- Inzicht in taalsysteem
4.1.1.4 Verklaar ‘nadenken over’.
- Waarnemen
- Begrijpen en interpreteren
- Verwerken
4.1.1.5 Waarover moeten kinderen beschikken als ze willen
reflecteren over taal?
- Metalinguïstisch bewustzijn = leerlingen zijn in staat om zichzelf spontaan te
verbeteren en op tal van een ander te letten en daar opmerkingen over te maken.
(Ontwikkelt pas rond kleuterleeftijd)
5 Uitgangspunten
5.1 Uitgangspunten taalbeschouwing
5.1.110 uitgangspunten
5.1.1.1 Geef de 10 uitgangspunten van taalbeschouwing.
- Taalvaardigheid verbeteren, taalgevoeliger en taalweerbaarder maken
- Onze impliciete kennis aan de oppervlakte brengen
- Vertrekken vanuit een echte communicatieve gebruikssituatie
- Kijk naar taal in haar geheel
- Zinvol voor anderstalige kinderen
- Correcte termen gebruiken
- Inductief onderwijs
o Verkennen van de taal
- Motiveren en uitdagen
- Leerkracht is ervaren gids
- Onderzoeksactiviteit ligt bij leerlingen
3
Nederlands 4
1 Doelen
- De student kan aangeven op welke manier taalbeschouwing een plaats krijgt
binnen de leerplannen Nederlands.
- De student kan aangeven welke vaardigheden hij kinderen wil aanleren in een les
taalbeschouwing.
- De student kan uitleggen hoe bijzondere taalverschijnselen een rol spelen in
intentioneel en incidenteel taalbeschouwingsonderwijs.
- De student kan een motiverende inleiding bedenken voor een les taalbeschouwing
- De student kan de didactische route bepalen en de gepaste
taalbeschouwingsstrategieën inzetten.
- De student kan doelgerichte instructies geven tijdens een les taalbeschouwing.
- De student kan een les taalbeschouwing verantwoorden met behulp van een
lesschema.
- De student kan vanuit concrete talige situaties taalbeschouwelijk werken.
- De student kan op een inductieve manier taalbeschouwingslessen ontwerpen op
basis van de doelen van het leerplan.
- De student kan taalbeschouwelijk correcte begrippen gebruiken en
toepassen tijdens oefeningen op taalgebruik en taalsysteem
- De student kan in jeugdliteratuur taalbeschouwelijke elementen herkennen en
doelgerichte oefeningen hierbij formuleren.
2 Wat is taalbeschouwing?
2.1 Definitie
2.1.1.1 Geef de definitie van taalbeschouwing.
- Taalbeschouwing = nadenken over taalgebruik en nadenken over belangrijke
aspecten van het taalsysteem. (verwondering nodig)
2.1.1.2 Geef de stappen die je zet bij taalbeschouwing?
- De waarneming van een bepaald taalverschijnsel (gaat gepaard met verwondering)
- Nadenken
o Interpreteren
o Beoordelen
- Conclusie voor eigens taalgedrag
2.1.1.3 Verklaar: ‘Van echt aanleren kan je niet spreken’
- Leerlingen zijn er niet op uit formele of abstracte spraakkunst te leren, ze springen
kunstig met hun taal om.
1
,3 Waarom lessen taalbeschouwing?
3.1 Het doel van taalbeschouwing
3.1.1.1 Geef het doel van taalbeschouwing.
- Taalvaardigheid verbeteren
- Taalgevoeliger maken
- Taalweerbaarder maken
3.1.1.2 Geef de 6 redenen waarom de lessen
taalbeschouwing nuttig zijn.
- Leren situaties zelfstandiger en beter aanpakken.
- Worden taalvaardiger
o Handvaten van leerplannen (communicatiemodel)
- Openstaan voor andere culturen
- Beter inzicht in taalsysteem
- Spelling beter beheersen
- Meer inzicht in de systematiek van moderne, vreemde talen.
4 Situering in het taalonderwijs
4.1 Speerpunten Nederlands
4.1.1.1 Geef de speerpunten van het vak Nederlands.
- Talige grondhouding
o Thuistaal
o Veilige taalomgeving
- Contextrijk
o Actueel materiaal
o Interesse
o Aanbod
- Functioneel
o Bepalen en verduidelijken doel
o Communicatiemodel
- Aandacht voor impliciet en expliciet leren
o Taalleerstrategieën
o Vastzetten
o Linken
- (Inter)actief
o Taalproductie
o Open vragen
- Ondersteuning
o Feedback, feedup en feedforward
o Differentiatie
- Kansen tot reflectie
2
, 4.1.1.2 Op welke 2 pijlers steunt taalontwikkeling?
- Taalgebruik
o Communicatiemodel
- Taalbeschouwing
o Klanken
o Woorden
o Woordcombinaties
o Betekenissen
o Spellingvormen
4.1.1.3 Wat krijgen leerlingen als ze ‘nadenken over’ het
taalgebruik en de taalbeschouwing?
- Inzicht in taalsysteem
4.1.1.4 Verklaar ‘nadenken over’.
- Waarnemen
- Begrijpen en interpreteren
- Verwerken
4.1.1.5 Waarover moeten kinderen beschikken als ze willen
reflecteren over taal?
- Metalinguïstisch bewustzijn = leerlingen zijn in staat om zichzelf spontaan te
verbeteren en op tal van een ander te letten en daar opmerkingen over te maken.
(Ontwikkelt pas rond kleuterleeftijd)
5 Uitgangspunten
5.1 Uitgangspunten taalbeschouwing
5.1.110 uitgangspunten
5.1.1.1 Geef de 10 uitgangspunten van taalbeschouwing.
- Taalvaardigheid verbeteren, taalgevoeliger en taalweerbaarder maken
- Onze impliciete kennis aan de oppervlakte brengen
- Vertrekken vanuit een echte communicatieve gebruikssituatie
- Kijk naar taal in haar geheel
- Zinvol voor anderstalige kinderen
- Correcte termen gebruiken
- Inductief onderwijs
o Verkennen van de taal
- Motiveren en uitdagen
- Leerkracht is ervaren gids
- Onderzoeksactiviteit ligt bij leerlingen
3