Klinische chemie en hematologie voor analisten, deel 1, ISBN: 978 94 91764 103
Tweede herziene druk, © 2015, Syntax Media, Utrecht
www.syntaxmedia.nl
Uitwerkingen
Hoofdstuk 5
Antwoord 1a
De citraatbuffer, in deze buffer is enzym X het meest actief. Voor een enzymatische test is
het van belang dat de condities (o.a. pH, temperatuur) van de reactie zo optimaal mogelijk
zijn.
Antwoord 1b
Een overmaat substraat, dus > 2,5 mmol/L (> 10 K M ). Bij een overmaat substraat geldt dat
het enzym maximaal actief is (V MAX ), omdat V MAX overeenkomt met de enzymactiviteit (maat
voor de enzymconcentratie) in het monster.
Antwoord 1c
Aan de hand van de resultaten bereken je ∆E en ∆t. ∆E = 0,30 en ∆t = 2 min. De ∆E/∆t-ratio
is dan 0,15 (je kunt ook een andere ∆E nemen, als de daarbij behorende ∆t maar juist is,
bijvoorbeeld ∆E = 0,90 en ∆t = 6 min (verschil tussen tijdstip 1 minuten en 7 minuten). De
ratio ∆E/∆t blijft 0,15). Het patiëntmonster is 20 maal verdund gemeten (0,1 ml serum in
totaal volume van 2,0 ml). Vervolgens kun je de concentratie berekenen:
enzymactiviteit (U/L) = (∆E/∆tijd) × (verdunning/ε) × 106
ingevuld: (0,30/2) × 20 × 106/30.000 = 0,15 × 20/0,03 = 3/0,03 = 100 U/L
De enzymactiviteit in het monster is dus 100 U/L.
Antwoord 1d
Substraatuitputting: er is een tekort aan substraat waardoor de extinctielijn niet meer recht
loopt, maar afbuigt. Dit is onwenselijk omdat je dan geen correcte berekening van de
enzymactiviteit kunt uitvoeren. De oorzaak van substraatuitputting is een zeer hoge
concentratie enzym X in het monster. De analist dient het serummonster te verdunnen en
nogmaals te meten.
Antwoord 2a
Een substraatbepaling. Er wordt gebruik gemaakt van een indicatorreactie.
Tweede herziene druk, © 2015, Syntax Media, Utrecht
www.syntaxmedia.nl
Uitwerkingen
Hoofdstuk 5
Antwoord 1a
De citraatbuffer, in deze buffer is enzym X het meest actief. Voor een enzymatische test is
het van belang dat de condities (o.a. pH, temperatuur) van de reactie zo optimaal mogelijk
zijn.
Antwoord 1b
Een overmaat substraat, dus > 2,5 mmol/L (> 10 K M ). Bij een overmaat substraat geldt dat
het enzym maximaal actief is (V MAX ), omdat V MAX overeenkomt met de enzymactiviteit (maat
voor de enzymconcentratie) in het monster.
Antwoord 1c
Aan de hand van de resultaten bereken je ∆E en ∆t. ∆E = 0,30 en ∆t = 2 min. De ∆E/∆t-ratio
is dan 0,15 (je kunt ook een andere ∆E nemen, als de daarbij behorende ∆t maar juist is,
bijvoorbeeld ∆E = 0,90 en ∆t = 6 min (verschil tussen tijdstip 1 minuten en 7 minuten). De
ratio ∆E/∆t blijft 0,15). Het patiëntmonster is 20 maal verdund gemeten (0,1 ml serum in
totaal volume van 2,0 ml). Vervolgens kun je de concentratie berekenen:
enzymactiviteit (U/L) = (∆E/∆tijd) × (verdunning/ε) × 106
ingevuld: (0,30/2) × 20 × 106/30.000 = 0,15 × 20/0,03 = 3/0,03 = 100 U/L
De enzymactiviteit in het monster is dus 100 U/L.
Antwoord 1d
Substraatuitputting: er is een tekort aan substraat waardoor de extinctielijn niet meer recht
loopt, maar afbuigt. Dit is onwenselijk omdat je dan geen correcte berekening van de
enzymactiviteit kunt uitvoeren. De oorzaak van substraatuitputting is een zeer hoge
concentratie enzym X in het monster. De analist dient het serummonster te verdunnen en
nogmaals te meten.
Antwoord 2a
Een substraatbepaling. Er wordt gebruik gemaakt van een indicatorreactie.