Klinische chemie en hematologie voor analisten, deel 1, ISBN: 978 94 91764 103
Tweede herziene druk, © 2015, Syntax Media, Utrecht
www.syntaxmedia.nl
Uitwerkingen
Hoofdstuk 7
Antwoord 1
1 B betreft de gamma-fractie.
2 De eiwitten in bandje A betreffen albumine. De eiwitten in band (smeer) B zijn
(hoofdzakelijk) immunoglobulinen.
3 Bij patiënt 4 is het eiwitspectrum normaal. Er zijn namelijk geen extra bandjes in de
gamma- (en bèta-)fractie te zien, ook is de gamma-fractie niet verhoogd of verlaagd.
4 Bij patiënt 1 en 3 is er een extra bandje zichtbaar in de gamma-fractie. Dit betreft
waarschijnlijk een M-proteïne. Met behulp van immunofixatie moet dit verder worden
uitgezocht. Een M-proteïne duidt op een (voorstadium van) leukemie. Bij patiënt 2 is er geen
extra bandje zichtbaar, wel is de gamma-fractie verhoogd. Omdat het over de hele fractie
verhoogd is, spreek je over een polyclonaal verhoogde gamma-fractie. Dat wil zeggen dat er
een toename is van polyclonale antistoffen. Dit wordt gevonden bij infecties, bijvoorbeeld een
longinfectie.
5 Densitogram A (normaal beeld) hoort bij patiënt 4.
Densitogram B hoort bij patiënt 3 (een M-proteïne-piek redelijk aan het einde van de gamma-
fractie).
Densitogram C hoort bij patiënt 1 (een M-proteïne-piek redelijk aan het begin van de gamma-
fractie.
Densitogram D betreft een toename in polyclonale immunoglobulinen (gamma-fractie), dus
patiënt 2.
Antwoord 2
1 Een immonofixatie wordt ingezet om te bevestigen dat het extra piekje daadwerkelijk
een monoclonale antistof, dus een M-proteïne, betreft. Bovendien zie je dan ook welk type
antistof, dus een IgG of een IgM, kappa of lambda, betreft. Deze typering is nodig bij het
vervolgen van de patiënten.
Tweede herziene druk, © 2015, Syntax Media, Utrecht
www.syntaxmedia.nl
Uitwerkingen
Hoofdstuk 7
Antwoord 1
1 B betreft de gamma-fractie.
2 De eiwitten in bandje A betreffen albumine. De eiwitten in band (smeer) B zijn
(hoofdzakelijk) immunoglobulinen.
3 Bij patiënt 4 is het eiwitspectrum normaal. Er zijn namelijk geen extra bandjes in de
gamma- (en bèta-)fractie te zien, ook is de gamma-fractie niet verhoogd of verlaagd.
4 Bij patiënt 1 en 3 is er een extra bandje zichtbaar in de gamma-fractie. Dit betreft
waarschijnlijk een M-proteïne. Met behulp van immunofixatie moet dit verder worden
uitgezocht. Een M-proteïne duidt op een (voorstadium van) leukemie. Bij patiënt 2 is er geen
extra bandje zichtbaar, wel is de gamma-fractie verhoogd. Omdat het over de hele fractie
verhoogd is, spreek je over een polyclonaal verhoogde gamma-fractie. Dat wil zeggen dat er
een toename is van polyclonale antistoffen. Dit wordt gevonden bij infecties, bijvoorbeeld een
longinfectie.
5 Densitogram A (normaal beeld) hoort bij patiënt 4.
Densitogram B hoort bij patiënt 3 (een M-proteïne-piek redelijk aan het einde van de gamma-
fractie).
Densitogram C hoort bij patiënt 1 (een M-proteïne-piek redelijk aan het begin van de gamma-
fractie.
Densitogram D betreft een toename in polyclonale immunoglobulinen (gamma-fractie), dus
patiënt 2.
Antwoord 2
1 Een immonofixatie wordt ingezet om te bevestigen dat het extra piekje daadwerkelijk
een monoclonale antistof, dus een M-proteïne, betreft. Bovendien zie je dan ook welk type
antistof, dus een IgG of een IgM, kappa of lambda, betreft. Deze typering is nodig bij het
vervolgen van de patiënten.