01/03/2022
WERKCOLLEGE 1: PID
1. KENNISCLIP: PROBLEEMGESTUURD ONDERWIJS EN DE ZEVENSPRONG
A. Probleemgestuurd Onderwijst (PGO)
§ In groepen van vier wordt gewerkt aan een casus.
§ De GESPREKSLEIDER zorgt voor een gestructureerd verloop van het gesprek.
§ De NOTULIST maakt aantekeningen van het gesprek.
§ De TUTOR helpt bij de procesbegeleiding tijdens het werken aan de casus.
§ Binnen het Probleemgestuurd Onderwijs wordt er gestart met een casus uit de alledaagse praktijk.
§ De groep gaat de casus proberen op te lossen aan de hand van de zevensprong.
B. De Zevensprong – 7 stappen:
1. Verduidelijk onduidelijke termen en begrippen
4 Mogelijk kan de casus termen bevatten die niet iedereen begrijpt of die verschillend
geïnterpreteerd kunnen worden;
_ DUS:
- Verduidelijk begrippen die niet iedereen begrijpt.
- Ga na of iedereen de begrippen hetzelfde interpreteert.
- Begrippen kunnen worden opgezocht.
& deze stap kan relatief snel doorlopen worden/ neemt niet veel tijd in beslag!
2. Probleemdefinitie
= formuleren van een probleemstelling.
- Bespreek wat de essentie van de probleemtaak is/ probeer deze te begrijpen;
" kernachtige formulering van het probleem (welke verschijnselen moeten verklaard
worden).
- Kom tot een kernachtige formulering van het probleem.
- Het is belangrijk om overeenstemming over deze stap te bereiken.
- De probleemstelling is de afbakening voor de rest van de discussie.
3. Probleemanalyse/ brainstorm
- Brainstorm/ denk na over de verschijnselen die in de casus aan bod komen.
- Denk na over de mogelijke verklaringen voor de verschijnselen.
- De notulist noteert de genoemde ideeën door middel van trefwoorden.
4. Inventarisatie en uitdieping van verklaringen van het probleem
- CLUSTEREN: de opmerkingen, vragen en antwoorden die de notulist in kernwoorden heeft
opgeschreven worden geordend (bekijk deze kritisch voor het puntje
hieronder!).
- Besluit welke ideeën jullie gaan bekijken voor de zelfstudie.
, 5. Formuleer leerdoelen
= studieopdrachten die de groep zichzelf stelt.
- Leerdoelen worden geformuleerd als gerichte vragen die aansluiten bij de
geformuleerde probleemstelling.
- Met de leerdoelen gaat de groep aan de slag tot de volgende onderwijs-
bijeenkomst.
- Het is de bedoeling dat iedereen alle verschillende leerdoelen bekijkt.
& aan de hand van de leerdoelen kan de groep ook nagaan in hoeverre de opdracht is
volbracht.
6. Zelfstudie
4 Onderwijsgroep is hierbij afgesloten!
- Ga aan de slag met de leerdoelen die uit de onderwijsgroep aan bod zijn gekomen.
- Werk de leerdoelen uit door relevante informatie op te zoeken en te bestuderen.
- Probeer tevens te bedenken hoe je de info aan de groepsleden kunt uitleggen.
7. Rapportage: synthetiseren en toetsen van verworven kennis
- De onderwijsgroep komt opnieuw bijeen.
- Verworven kennis wordt gesynthetiseerd en getoetst.
- Rapporteer en vat samen wat de zelfstudie heeft opgeleverd.
- Aan de hand van de leerdoelen kan de groep ook nagaan in hoeverre de opdracht is volbracht.
Deze stap kan worden afgesloten door een aantal conclusies te formuleren als antwoord op de
probleemstelling.
C. Waarom Probleemgestuurd Onderwijs?
PGO stimuleert tot:
§ Zelf onderzoek uitvoeren.
§ Oplossingsgericht nadenken.
§ Samenwerken (met medestudenten).
§ Omgaan met feedback.
§ Actieve betrokkenheid bij de les.
2
, 15/03/2022
WERKCOLLEGE 2
1. KENNISCLIP: CORRELATIE
A. De correlatie
Wanneer we nadenken over mensen en hun gedrag, zijn we vaak geïnteresseerd op de manier waarop 2
variabelen met elkaar samenhangen.
Bv. Zijn mensen met meerdere vrienden gelukkiger, dan mensen die minder vrienden hebben?
DUS: bestaat er een positief verband tussen het aantal vrienden en geluk?
Bv. Zijn mensen die meer vrienden hebben minder depressief?
DUS: bestaat er een negatief verband tussen het aantal vrienden en depressie?
Bv. Is er (überhaupt) een verband tussen het aantal vrienden en een depressie?
DUS: bestaat er een nulverband tussen het aantal vrienden en depressie?
De correlatie
= een samenvattende maat voor het verband tussen 2 kwantitatieve variabelen.
Bv. r(#vrienden, geluk), r(examenscore, intelligentie), r(#uren sporten, BMI), r(X, Y)
4 De correlatie koppelt afwijkingen in 1 variabele van diens gemiddelde (in dit geval variabele X) aan
andere variabelen van diens gemiddelde (in dit geval variabele Y).
" Om ervoor te zorgen dat de correlatie zich steeds tussen -1 en +1 bevindt, wordt er ook gedeeld
door het product van de standaarddeviaties voor elke variabele.
∑! (#! $ &)((! $ ))
FORMULE: r(X, Y) = *" *#
Bv. POSITIEF verband
Aantal vrienden Geluksniveau (op 10)
Sam 12 7
Lena 8 4
Oliver 15 8
Vincent 14 9
Bo 9 5
Ilse 5 6
Geert 17 8
Sofie 7 3
Evelien 11 6
Anna 11 8
" Over het algemeen zien we dat mensen met meer vrienden dan gemiddeld ook gelukkiger
zijn dan gemiddeld. We kunnen hier dus spreken van een positief verband tussen het aantal
vrienden en het geluksniveau. De correlatie zal hier positief zijn!
3
WERKCOLLEGE 1: PID
1. KENNISCLIP: PROBLEEMGESTUURD ONDERWIJS EN DE ZEVENSPRONG
A. Probleemgestuurd Onderwijst (PGO)
§ In groepen van vier wordt gewerkt aan een casus.
§ De GESPREKSLEIDER zorgt voor een gestructureerd verloop van het gesprek.
§ De NOTULIST maakt aantekeningen van het gesprek.
§ De TUTOR helpt bij de procesbegeleiding tijdens het werken aan de casus.
§ Binnen het Probleemgestuurd Onderwijs wordt er gestart met een casus uit de alledaagse praktijk.
§ De groep gaat de casus proberen op te lossen aan de hand van de zevensprong.
B. De Zevensprong – 7 stappen:
1. Verduidelijk onduidelijke termen en begrippen
4 Mogelijk kan de casus termen bevatten die niet iedereen begrijpt of die verschillend
geïnterpreteerd kunnen worden;
_ DUS:
- Verduidelijk begrippen die niet iedereen begrijpt.
- Ga na of iedereen de begrippen hetzelfde interpreteert.
- Begrippen kunnen worden opgezocht.
& deze stap kan relatief snel doorlopen worden/ neemt niet veel tijd in beslag!
2. Probleemdefinitie
= formuleren van een probleemstelling.
- Bespreek wat de essentie van de probleemtaak is/ probeer deze te begrijpen;
" kernachtige formulering van het probleem (welke verschijnselen moeten verklaard
worden).
- Kom tot een kernachtige formulering van het probleem.
- Het is belangrijk om overeenstemming over deze stap te bereiken.
- De probleemstelling is de afbakening voor de rest van de discussie.
3. Probleemanalyse/ brainstorm
- Brainstorm/ denk na over de verschijnselen die in de casus aan bod komen.
- Denk na over de mogelijke verklaringen voor de verschijnselen.
- De notulist noteert de genoemde ideeën door middel van trefwoorden.
4. Inventarisatie en uitdieping van verklaringen van het probleem
- CLUSTEREN: de opmerkingen, vragen en antwoorden die de notulist in kernwoorden heeft
opgeschreven worden geordend (bekijk deze kritisch voor het puntje
hieronder!).
- Besluit welke ideeën jullie gaan bekijken voor de zelfstudie.
, 5. Formuleer leerdoelen
= studieopdrachten die de groep zichzelf stelt.
- Leerdoelen worden geformuleerd als gerichte vragen die aansluiten bij de
geformuleerde probleemstelling.
- Met de leerdoelen gaat de groep aan de slag tot de volgende onderwijs-
bijeenkomst.
- Het is de bedoeling dat iedereen alle verschillende leerdoelen bekijkt.
& aan de hand van de leerdoelen kan de groep ook nagaan in hoeverre de opdracht is
volbracht.
6. Zelfstudie
4 Onderwijsgroep is hierbij afgesloten!
- Ga aan de slag met de leerdoelen die uit de onderwijsgroep aan bod zijn gekomen.
- Werk de leerdoelen uit door relevante informatie op te zoeken en te bestuderen.
- Probeer tevens te bedenken hoe je de info aan de groepsleden kunt uitleggen.
7. Rapportage: synthetiseren en toetsen van verworven kennis
- De onderwijsgroep komt opnieuw bijeen.
- Verworven kennis wordt gesynthetiseerd en getoetst.
- Rapporteer en vat samen wat de zelfstudie heeft opgeleverd.
- Aan de hand van de leerdoelen kan de groep ook nagaan in hoeverre de opdracht is volbracht.
Deze stap kan worden afgesloten door een aantal conclusies te formuleren als antwoord op de
probleemstelling.
C. Waarom Probleemgestuurd Onderwijs?
PGO stimuleert tot:
§ Zelf onderzoek uitvoeren.
§ Oplossingsgericht nadenken.
§ Samenwerken (met medestudenten).
§ Omgaan met feedback.
§ Actieve betrokkenheid bij de les.
2
, 15/03/2022
WERKCOLLEGE 2
1. KENNISCLIP: CORRELATIE
A. De correlatie
Wanneer we nadenken over mensen en hun gedrag, zijn we vaak geïnteresseerd op de manier waarop 2
variabelen met elkaar samenhangen.
Bv. Zijn mensen met meerdere vrienden gelukkiger, dan mensen die minder vrienden hebben?
DUS: bestaat er een positief verband tussen het aantal vrienden en geluk?
Bv. Zijn mensen die meer vrienden hebben minder depressief?
DUS: bestaat er een negatief verband tussen het aantal vrienden en depressie?
Bv. Is er (überhaupt) een verband tussen het aantal vrienden en een depressie?
DUS: bestaat er een nulverband tussen het aantal vrienden en depressie?
De correlatie
= een samenvattende maat voor het verband tussen 2 kwantitatieve variabelen.
Bv. r(#vrienden, geluk), r(examenscore, intelligentie), r(#uren sporten, BMI), r(X, Y)
4 De correlatie koppelt afwijkingen in 1 variabele van diens gemiddelde (in dit geval variabele X) aan
andere variabelen van diens gemiddelde (in dit geval variabele Y).
" Om ervoor te zorgen dat de correlatie zich steeds tussen -1 en +1 bevindt, wordt er ook gedeeld
door het product van de standaarddeviaties voor elke variabele.
∑! (#! $ &)((! $ ))
FORMULE: r(X, Y) = *" *#
Bv. POSITIEF verband
Aantal vrienden Geluksniveau (op 10)
Sam 12 7
Lena 8 4
Oliver 15 8
Vincent 14 9
Bo 9 5
Ilse 5 6
Geert 17 8
Sofie 7 3
Evelien 11 6
Anna 11 8
" Over het algemeen zien we dat mensen met meer vrienden dan gemiddeld ook gelukkiger
zijn dan gemiddeld. We kunnen hier dus spreken van een positief verband tussen het aantal
vrienden en het geluksniveau. De correlatie zal hier positief zijn!
3
