1. Wrijving :
1.1. Theorie wrijving
a) droge wrijving : geen smeermiddel 0,5 < f < 1 voor
de meeste metalen
b) met smeermiddel
- hydrodynamisch : vgl van Petroff – getal van Sommerfeld
voor glijlagers
- grenssmering
1.2. Wrijving in verschillende motoronderdelen
1.2.1. Zuigerwrijving
- gewoonlijk belangrijkste wrijvingsbron
⎧ − ΔT over cilinderhoogte
- f varieert cyclisch ⎨
⎩ − filmdikte door zuigersnelheid
in midden zuigerslag misschien volmaakte smering
in D.P. zeker grenssmering
- wrijving door segmenten, belangrijker dan zuiger
→ opletten : motoren met kruishoofd ⇒ anders
1.2.2. Krukaslagers
- na zuiger belangrijkste bron wrijving
-volle hydrodynamische smering f <<
(uitgezonderd bij starten)
- toch groot wrijvingsvermogen wegens :
• grote krachten → (polair diagram lagerbelasting)
• grote snelheid
1.2.3. Andere onderdelen
kleppen, zuigerpen, … weinig vermogen
wms slide 1.
, 2. Mechanisch rendement
Pe
ηm =
Pi
zelfaanzuigende motoren en turbo opgeladen motoren
→ niet voor volumetrisch oplading
Pe
ηm = → niet voor carter gespoelde motoren
Pe + Pr + Ph
Pr = organisch wrijvingsvermogen
Ph = vermogen hulptoestellen
⎧ − DIN
⎨
⎩ −SAE
2.1. Vermogen hulpmachines : Ph
→ belangrijkste : - waterpomp : Ph ∼ n3
- ventilator : Ph ∼ n3
andere - oliepomp : Ph ∼ n (drukbegrenzer)
- dynamo
- ventilator
bij vollast Ph ≈ 10% Pe maar bij deellast ↑ fractie
bij n = cte : vollast Pe,v → maar Ph = 0,1 Pe,v
deellast bv ¼ Pe,v → Ph blijft ± dezelfde wegens n = cte
dus bij deellast Ph = 0,4 Pe waardoor :
ηm ↓ en dus ηe ↓ en be ↑
auto werkt veel bij deellast
wms slide 2.