HOOFDSTUK 6: SOCIALE ONGELIJKHEID 1
6.1 inleiding
Cartoon: gelijkenis met onze maatschappij:
- Vorm van een traan, druppel manier waarop onze maatschappij is
onderverdeeld in klassen en sociale lagen
- Vanonderen: de meeste shit en vuiligheid op je hoofd krijgt, niet meer kunnen
vliegen dus ze kunnen dan niet meer veranderen van klasse
- Vooroordelen die onderling bestan: als de bovenste vogels naar beneden kijken,
zien ze stereotypen, ze zien hoe mensen in de maatschappij onderaan ideëen
hebben, weinig rijkdom
- Wederzijds veel vooroordelen in elke sociale klasse
6.2 Begrippen:
• Sociale differentiatie ≠ sociale ongelijkheid
Nevenschikking ≠ boven- en onderschikking
Sociale differentiatie:
o Duidt op: aanwezigheid van sociaal gecreëerde verschillen tussen leden
van een groepering of samenlevingsverband
o Nominale kenmerken: kenmerken waarin je geen rangorde kan
aanbrengen
o Proces van nevenschikking
o Voorbeeld sociale diff erentiatie:
in delen volgens woonplaats, volgens kleur van kledij – studierichting
( je kiest volgens interesse, religie
sociale ongelijkheid:
o Sociale ongelijkheid: wel een rangorde (ordinale kenmerken)
o Ongelijke toegang tot schaarse en gewaardeerde middelen.
o Bv: geld, vruchtbaarheid,..
, o Boven en onderschikking
Sociale stratificatie:
o Groepen van mensen met dezelfde toegang tot schaarse en
gewaardeerde middelen
o Sociale ongelijkheid op macro-niveau
o Samenleving kan opgedeeld worden in ‘strata’: in lagen en in iedere laag
van de samenleving zitten mensen die over dezelfde schaarste en
gewaardeerde middelen beschikken
o Sociale ongelijkheid= resultaat van interactieprocessen
o Proces van integratie – proces van differentiatie
Sociale integratieleiden tot groepsgevoel+ groepscohesie
Sociale differentiatieverschillen tussen leden van sociale
eenheid
Aanleiding tot: functionele differentiatie (taakverdeling of ongelijke
beloning)
- Nog indelen per laagjes volgens: ( om iemand toe te wijzen tot een bepaalde
sociale klasse)
EGP Schema: 11 klassen (niet vanbuiten blokken, wel weten waarvoor het
dient)
o Al dan niet Productiemiddelen bezitten
• WERKGEVERS
• ZELFSTANDIGEN
• WERKNEMERS
o Grootte (aantal mensen tewerkgesteld) en sector bij werkgevers en
zelfstandigen
, o Arbeider/bediende bij werknemers
ISEC-08: gebaseerd op EGP maar onderscheid tussen
professionals/managers bij I en II ( ter info, niets vragen over deze ISEC -
08)
6.3 sociale ongelijkheid vandaag
6.3.1 armoedegrenzen en armoedegetallen
Elk individu en elk gezin neemt een plaats in in de gestratificeerde samenleving
Welke plaats?: volgens
SES = Sociaal-Economische Status van een persoon of een gezin (ingedeeld
volgens)
• Beroep(sstatus)
• Inkomen
• Opleidingsniveau
Om de hoeveelheid sociale ongelijkheid in een samenleving uit te drukken:
Meerdere methodes:
- Lorenz-curve = kromme die de graad van
inkomensongelijkheid weergeeft in bepaald land
= andere manier om ongelijkheid te meten
= Meten van het verschil in armoede in een bepaald land
Contrast tussen welvaart van de rijksten en van de armsten
6.1 inleiding
Cartoon: gelijkenis met onze maatschappij:
- Vorm van een traan, druppel manier waarop onze maatschappij is
onderverdeeld in klassen en sociale lagen
- Vanonderen: de meeste shit en vuiligheid op je hoofd krijgt, niet meer kunnen
vliegen dus ze kunnen dan niet meer veranderen van klasse
- Vooroordelen die onderling bestan: als de bovenste vogels naar beneden kijken,
zien ze stereotypen, ze zien hoe mensen in de maatschappij onderaan ideëen
hebben, weinig rijkdom
- Wederzijds veel vooroordelen in elke sociale klasse
6.2 Begrippen:
• Sociale differentiatie ≠ sociale ongelijkheid
Nevenschikking ≠ boven- en onderschikking
Sociale differentiatie:
o Duidt op: aanwezigheid van sociaal gecreëerde verschillen tussen leden
van een groepering of samenlevingsverband
o Nominale kenmerken: kenmerken waarin je geen rangorde kan
aanbrengen
o Proces van nevenschikking
o Voorbeeld sociale diff erentiatie:
in delen volgens woonplaats, volgens kleur van kledij – studierichting
( je kiest volgens interesse, religie
sociale ongelijkheid:
o Sociale ongelijkheid: wel een rangorde (ordinale kenmerken)
o Ongelijke toegang tot schaarse en gewaardeerde middelen.
o Bv: geld, vruchtbaarheid,..
, o Boven en onderschikking
Sociale stratificatie:
o Groepen van mensen met dezelfde toegang tot schaarse en
gewaardeerde middelen
o Sociale ongelijkheid op macro-niveau
o Samenleving kan opgedeeld worden in ‘strata’: in lagen en in iedere laag
van de samenleving zitten mensen die over dezelfde schaarste en
gewaardeerde middelen beschikken
o Sociale ongelijkheid= resultaat van interactieprocessen
o Proces van integratie – proces van differentiatie
Sociale integratieleiden tot groepsgevoel+ groepscohesie
Sociale differentiatieverschillen tussen leden van sociale
eenheid
Aanleiding tot: functionele differentiatie (taakverdeling of ongelijke
beloning)
- Nog indelen per laagjes volgens: ( om iemand toe te wijzen tot een bepaalde
sociale klasse)
EGP Schema: 11 klassen (niet vanbuiten blokken, wel weten waarvoor het
dient)
o Al dan niet Productiemiddelen bezitten
• WERKGEVERS
• ZELFSTANDIGEN
• WERKNEMERS
o Grootte (aantal mensen tewerkgesteld) en sector bij werkgevers en
zelfstandigen
, o Arbeider/bediende bij werknemers
ISEC-08: gebaseerd op EGP maar onderscheid tussen
professionals/managers bij I en II ( ter info, niets vragen over deze ISEC -
08)
6.3 sociale ongelijkheid vandaag
6.3.1 armoedegrenzen en armoedegetallen
Elk individu en elk gezin neemt een plaats in in de gestratificeerde samenleving
Welke plaats?: volgens
SES = Sociaal-Economische Status van een persoon of een gezin (ingedeeld
volgens)
• Beroep(sstatus)
• Inkomen
• Opleidingsniveau
Om de hoeveelheid sociale ongelijkheid in een samenleving uit te drukken:
Meerdere methodes:
- Lorenz-curve = kromme die de graad van
inkomensongelijkheid weergeeft in bepaald land
= andere manier om ongelijkheid te meten
= Meten van het verschil in armoede in een bepaald land
Contrast tussen welvaart van de rijksten en van de armsten