1. Bespreek de belangrijkste leverfuncties bij de normale mens. Hoe kunnen we de leverfuncties
beoordelen aan de hand van een bloedonderzoek?
De lever heeft een arteriële instroom via de a. hepatica, en een veneuze instroom vanuit de gastro-
intestinale tractus via de v. porta. De uitstroom van het bloed gebeurt via de hepatische venen naar
de v. hepatica inferior naar het rechter atrium.
De lever bestaat uit leverlobuli met een centrale levervene die uitmondt in de v. cava inferior, en op
de hoekpunten (portale venule) een eindtakje van de v. porta, een eindtakje van de a. hepatica en
een galwegje. Hepatocyten verzorgen de klaringsfunctie van het bloed via de sinusoïden die erlangs
lopen.
De zeshoekjes kunnen opgedeeld worden in 3 zones:
1. Zuurstofrijke zone 1: hier gebeurt gluconeogenese en een aantal oxidatieve
processen. Hier gebeurt ook de ureum synthese uit ammonium. minst
gevoelig voor giftige stoffen vanuit de darm.
2. Zone 3: minder zuurstofrijk. Hier gebeurt glycolyse en lipogenese lijdt
onder gemetaboliseerde giftige stoffen en het meest gevoelig voor hypoxie
3. Zone 2 ligt tussen 1 en 3. Overgangszone.
De lever is heel erg doorvloeid met bloed van de v. porta en heeft daarom een
belangrijke detoxificatie en klaringsfunctie van toxische stoffen, bacteriën, endotoxines.. afkomstig
uit de GI tractus. De lever is ook verantwoordelijk voor synthese van galzouten en conjugerende
processen in het endoplasmatisch reticulum (ER). Het lichaam is heel spaarzaam met galzouten,
waarbij een belangrijk hergebruik plaatsvindt met reabsorptie uit de GI tractus.
Naast de klaringsfunctie en het galzouten metabolisme, heeft de lever ook een rol in synthese van
belangrijke eiwitten zoals albumine, fibrinogeen, stollingseiwitten… Ook speelt de lever een grote rol
in de glucose huishouding. Het is een belangrijke stapelplaats voor glycogeen. Dit kan aangewend
worden voor vrijstelling van glucose in de circulatie.
Aantasting van de levercel lijdt tot aantasting van de verschillende grote functies van de lever:
- Energetisch metabolisme en interconversie van substraten (glucose, cholesterol, eiwitten)
- Eiwit synthese
- Solubilisatie, transport (galexcretie) en opstapingsfunctie. Hieronder valt de belangrijke rol
van de lever bij het vetmetabolisme
- Clearance en bescherming. Detoxificatie van ammonium (door vorming van ureum),
medicamenten, eiwtten, hormonen, stollingsfactoren. Verwijdering van bacteriën, antigenen,
celresten (cellen van Kupfer)
In een bloedname kunnen de voornaamste leverfunctietesten gedaan worden. We detecteren in de
routine bloedopnames: bilirubine , alkalische fosfatase en gamma-GT. Deze zeggen iets over het
bilieaire luik, het gal luik. Alkalisch fosfatase en gamma GT worden gesynthetiseerd in de cellen die
de galkanaaltjes opbouwen. Ziekteprocessen die de galkanaaltjes treffen geven een stijging van
gamma GT en alkalische fosfatase in de circulatie.
De transaminasen SGPT en SGOT zijn parachymateuze leverfunctietesten. Bij ziekteprocessen die het
leverparenchym treffen, zullen deze verhoogd in de circulatie zijn.
Ook de totale hoeveelheid stollingseiwitten kan men meten. Dit zegt ook iets over de leverfunctie.