Celbiologie hoofdstuk 4: celsignalering en signaaltransductie
4.1 Inleiding
4.2 Signaaltransductie via receptoren
4.2.1 G-proteïne-gekoppelde receptoren (GPCR)
4.2.2 Kinase receptoren / receptor proteïne kinasen
4.2.2.1 Receptor tyrosine kinasen (RTK)
4.2.2.2 Serine/threonine kinase receptoren
4.2.2.3 Cytokine receptoren
4.2.2.4 Groeifactor-gemedieerde signalering in kankercellen
4.2.3 Intracellulaire receptoren
4.3 Signaaltransductie via elektronische signalen
4.3.1 Neuronen en synapsen
4.3.2 Neuronale signaaltransductie
4.3.2.1 Inleiding
4.3.2.2 Prikkelbare cellen en de actiepotentiaal
4.3.2.3 Transmissie van actiepotentialen doorheen de neuronale
membraan
4.3.2.4 Synaptische transmissie
, 4.1 Inleiding
CEL MOET ADEQUAAT REAGEREN OP STIMULI
(1)SENSOREN, receptoren (thv CM of in cel – signaal gaat recht dr CM) :
signaalmolecule detecteren
(2)Signaal overdragen op effector (cel moet iets DOEN) – nt rechtstreeks mr via
TRANSDUCER tweede boodschappers (geprod tgv herkenning tssn
signaalmol en sensor herkenn signaal-sensorcomplex zelf
KINASEN EN FOSFATASEN : via omkeerbare fosforylaties van eiwitten (en elkaar)
signaaltransd mog maken – eiwitten respctv fosforyleren en defosforyleren
(3)EFFECTOR; transcriptiefactoren, groeifactoren, kanalen, E3 Ub ligase, …
Initieert expressie vn specifieke genen/eiwitten
ADEQUAAT
CELLULAIR ANTWOORD
Soorten signalen: chemische, elektrische of mechanische signalen
PARACRIEN (werken op korte afstand op naburige cellen), AUTOCRIEN
(werken op de cel zelf), ENDOCRIEN (eerst via bloed naar doelwitcel
transp)
SIGNAALTRANSDUCTIE: cascade vn gebeurtenissen, signaal w geamplificeerd –
na elke stap kmn er steeds meer mol bij
4.2 Signaaltransductie via recpetoren
LIGAND (signaalmol) bindt aan spec RECEPTOR volgens sleutel-slotprincipe
Hoe groter de affiniteit vd Lage affiniteit vd receptor:
receptor voor ligand, hoe meer ligandconc groot genoeg om binding
receptoren bij geg ligandconc aan recept mog te maken
ligand gebonden zijn
LANGDURIGE BEZETTING: desensibiliseren (respons op ligand verdwijnt)
# receptoren verminderen (receptor-gemedieerde endocytose
Modificatie van receptor (fosforylatie) – receptor nt mr responsief aan
ligand (verlaging bindingsaffiniteit) en signaal w nt meer doorgeg aan
transducers
Antagonisten op receptor binden (er kan gn ligand mr binden) – genereren
gn signtransd
(angonisten: rol ligand nabootsen en bij afwezigheid vn ligand toch
signtransd genereren)
4.1 Inleiding
4.2 Signaaltransductie via receptoren
4.2.1 G-proteïne-gekoppelde receptoren (GPCR)
4.2.2 Kinase receptoren / receptor proteïne kinasen
4.2.2.1 Receptor tyrosine kinasen (RTK)
4.2.2.2 Serine/threonine kinase receptoren
4.2.2.3 Cytokine receptoren
4.2.2.4 Groeifactor-gemedieerde signalering in kankercellen
4.2.3 Intracellulaire receptoren
4.3 Signaaltransductie via elektronische signalen
4.3.1 Neuronen en synapsen
4.3.2 Neuronale signaaltransductie
4.3.2.1 Inleiding
4.3.2.2 Prikkelbare cellen en de actiepotentiaal
4.3.2.3 Transmissie van actiepotentialen doorheen de neuronale
membraan
4.3.2.4 Synaptische transmissie
, 4.1 Inleiding
CEL MOET ADEQUAAT REAGEREN OP STIMULI
(1)SENSOREN, receptoren (thv CM of in cel – signaal gaat recht dr CM) :
signaalmolecule detecteren
(2)Signaal overdragen op effector (cel moet iets DOEN) – nt rechtstreeks mr via
TRANSDUCER tweede boodschappers (geprod tgv herkenning tssn
signaalmol en sensor herkenn signaal-sensorcomplex zelf
KINASEN EN FOSFATASEN : via omkeerbare fosforylaties van eiwitten (en elkaar)
signaaltransd mog maken – eiwitten respctv fosforyleren en defosforyleren
(3)EFFECTOR; transcriptiefactoren, groeifactoren, kanalen, E3 Ub ligase, …
Initieert expressie vn specifieke genen/eiwitten
ADEQUAAT
CELLULAIR ANTWOORD
Soorten signalen: chemische, elektrische of mechanische signalen
PARACRIEN (werken op korte afstand op naburige cellen), AUTOCRIEN
(werken op de cel zelf), ENDOCRIEN (eerst via bloed naar doelwitcel
transp)
SIGNAALTRANSDUCTIE: cascade vn gebeurtenissen, signaal w geamplificeerd –
na elke stap kmn er steeds meer mol bij
4.2 Signaaltransductie via recpetoren
LIGAND (signaalmol) bindt aan spec RECEPTOR volgens sleutel-slotprincipe
Hoe groter de affiniteit vd Lage affiniteit vd receptor:
receptor voor ligand, hoe meer ligandconc groot genoeg om binding
receptoren bij geg ligandconc aan recept mog te maken
ligand gebonden zijn
LANGDURIGE BEZETTING: desensibiliseren (respons op ligand verdwijnt)
# receptoren verminderen (receptor-gemedieerde endocytose
Modificatie van receptor (fosforylatie) – receptor nt mr responsief aan
ligand (verlaging bindingsaffiniteit) en signaal w nt meer doorgeg aan
transducers
Antagonisten op receptor binden (er kan gn ligand mr binden) – genereren
gn signtransd
(angonisten: rol ligand nabootsen en bij afwezigheid vn ligand toch
signtransd genereren)