Algemene beginsituatie van de kleuter
2,5 – 3j • Behoefte aan geborgenheid en genegenheid: nabijheid lkr
= Geen exploratiedrang om alleen op stap te gaan in ruimte
eerst samen op speelse manier grote ruimte verkennen
• Grondkind: verkent en neemt milieu waar vanuit zithouding
• Speelt nog graag alleen vrij beweginggsspel tijdens bewegingsactiviteiten
• Waarom dat hij die handeling doet is alleen duidelijk voor hem
actieschema’s verwerven
• Imitatiegedrag: beeldspraak gebruiken
Kunnen verbale opdrachten nog niet goed aan
Eenvoudige greopsspelen en eenvoudige opdrachten! (kleuter bootst na en past
toe)
4j • Groepsspel komt tot ontw
• Verkleden is aantrekkellijke bezigheid: jas aandoen, schoenen aandoen..
• Exploratiedrang! zeflstandigheid
• Stappen op juiste ritme blijft nog moeilijk
• Vrij beweginggspel!
• Verbale opdrachten worden begrepen maar ze moeten eenvoudig zijn
• Van belevingsfase naar perceptiefase: bewustwording bewegingen en ruimten
5j • Exploratiedrang, nieuwsgierigheid, creativiteit en fantasie
• Verlangen naar grote activiteiten die zware inspanning vragen
• Tijdens groepsspelen: inzicht in speltactiek
• Ritme-ervaringen en zich bewegen op ritme kan op voorwaarde dat ritme en pas
eenvoudig blijven
, MOTORIEK
2,5-3J • Grootmotorisch bezig! aanbod van groot materiaal, rollend materiaal, in grote
ruimten!
• Oog-hand coordinatie: nog niet genoeg ontwikkeld oog leidt hand nog niet vb. bij
inlegpuzzels: zoeken en tasten
• Twee voeten samen omhoog springen = moeilijk
• Vallen!
• Lateraliteit: gebruikt afwisselend beide handen, geen voorkeur voor dominante hand
• Ruimte en tijdsperceptie nog niet ontwikkeld: onderscheid weinig structuren in
ruimte
4j • Fijne motoriek verbetert: puzzelen, stapelen, bouwen
• Grote motoriek verbeterd: totaalbewegingen worden sierlijker
• Groeiende coordinatie van lichaamsbewegingen
• Huppelen niet maar huppen: kleine sprongen maken
• Lateraliteit: voorkeur voor dezelfde hand of voet = dominante lichaamshelft wordt
duidelijker
• Beginnende ruimte en tijdsperceptie
5j • Automatismen op fijne en grote motoriek
• Oog hand en voetcoordinatie is in volle ontwikkeling Vanop kleine afstand
nauwkeurig
bal naar voorwerp richten Oog leidt en corrigeert beweging van hand
• Lateraliteit: bewustwording van dominante lichaamshelft, kan linker en rechter
hand/voet aanduiden
• Verwerft ruimte en tijdsperceptie: kan zich beeld vormen van gestructureerde ruimte
en kan zich orienteren en ruimte kan afstand en richting schatten!
• Verbale opdrachten worden begrepen door kennis ivm ruimte, tijd,..
• Vanuit perseptiefase naar abstractiefase: begrippen ruimte tijd en beweging worden
begrepen
Persoonlijkheidsvorming
= Menselijk gedrag ontwikkelen dat!
3 belangrijke componenten die in menselijk gedrag
voorkomen
in elk menselijk gedrag: geheel vandie 3
, Motoriek: LICHAAMSPLAN
= Het georganiseerde totaal van alle sensorimotorische structuren dat
geeautomatiseerde gedrag van mensen bepaald
Bewegingen die we dagelijks uitvoeren lopen automatisch
aan de basis van deze mogelijkheden ligt lichaamsplan vb. zonder nadenken
op stoel zitten, zonder te kijken de versnellingen in auto verleggen
Een kind dat moeite heeft met lichaamsplan trapt vb. boven of naast bal omdat
organisatie van bewegingen nog niet correct verloopt
In aanleg gegeven mogelijkheden, verworven motorische schema’s, ervaringen,
herinneringen maken ons mogelijk om zonder beredernering (automatisch)
gepaste lichaamshouding aan te nemen of juiste bewegung uit te voeren
Ontwikkeling lichaamsplan: lichaamsplan is nooit af het groeit en wijzigt
doorheen leven ieder individu heeft in elk levensplan eigen specifiek
gestructureerd lichaamsplan met zijn mogelijkheden en beperkingen
Cognitief: LICHAAMSBESEF
= het bewustzijn van eigen lichaam
We weten hoe ons lichaam eruit ziet, zonder te kijken dat ons linkerbeen over
ons rechterbeen gekruist is bijvoorbeeld
Ontwikkeling lichaamsbesef:Nooit af blijft hele leven doorgaan basis ligt
al in eerste levensmaanden
Emotioneel: LICHAAMSIDEE
= eigen stellingname tegenover eigen lichamelijkheid in uitzicht en
mogelijkheden
Men gaat een subjectief oordeel vormen over mogelijkheid en grenzen van eigen
kunnen, de kwaliteiten van je lichaam, het al dan niet aanvaard voelen omwille
van lichamelijk voorkomen en kunnen
hoe komt dat oordeel? Onder invloed van kennis over eigen lichaam
(mogelijkheden en beperkingen) en negatieve, positieve appreciatie van andere
Vormen van lichaamsidee: subjectief! Het idee die men heeft over eigen kunnen
is niet altijd hetzelfde als de objectieve norm
Ontwikkeling Lichaamsidee blijft levenslang doorgaan wijzigingen kunnen
gebeuren
Relatie tss motoriek en cognitief (psychisch):
psychomotoriek
De ontwikkeling van het ene heeft als noodzakelijk gevolg de verbetering van de
andere
Vb. als gezond kind plots door langdurige ziekte of kansarm milieu heel wat
bewegingservaring moet missen kan dat de oorzaak zijn van aantal storingen op
emotionele, motorische en cognitief vlak
2,5 – 3j • Behoefte aan geborgenheid en genegenheid: nabijheid lkr
= Geen exploratiedrang om alleen op stap te gaan in ruimte
eerst samen op speelse manier grote ruimte verkennen
• Grondkind: verkent en neemt milieu waar vanuit zithouding
• Speelt nog graag alleen vrij beweginggsspel tijdens bewegingsactiviteiten
• Waarom dat hij die handeling doet is alleen duidelijk voor hem
actieschema’s verwerven
• Imitatiegedrag: beeldspraak gebruiken
Kunnen verbale opdrachten nog niet goed aan
Eenvoudige greopsspelen en eenvoudige opdrachten! (kleuter bootst na en past
toe)
4j • Groepsspel komt tot ontw
• Verkleden is aantrekkellijke bezigheid: jas aandoen, schoenen aandoen..
• Exploratiedrang! zeflstandigheid
• Stappen op juiste ritme blijft nog moeilijk
• Vrij beweginggspel!
• Verbale opdrachten worden begrepen maar ze moeten eenvoudig zijn
• Van belevingsfase naar perceptiefase: bewustwording bewegingen en ruimten
5j • Exploratiedrang, nieuwsgierigheid, creativiteit en fantasie
• Verlangen naar grote activiteiten die zware inspanning vragen
• Tijdens groepsspelen: inzicht in speltactiek
• Ritme-ervaringen en zich bewegen op ritme kan op voorwaarde dat ritme en pas
eenvoudig blijven
, MOTORIEK
2,5-3J • Grootmotorisch bezig! aanbod van groot materiaal, rollend materiaal, in grote
ruimten!
• Oog-hand coordinatie: nog niet genoeg ontwikkeld oog leidt hand nog niet vb. bij
inlegpuzzels: zoeken en tasten
• Twee voeten samen omhoog springen = moeilijk
• Vallen!
• Lateraliteit: gebruikt afwisselend beide handen, geen voorkeur voor dominante hand
• Ruimte en tijdsperceptie nog niet ontwikkeld: onderscheid weinig structuren in
ruimte
4j • Fijne motoriek verbetert: puzzelen, stapelen, bouwen
• Grote motoriek verbeterd: totaalbewegingen worden sierlijker
• Groeiende coordinatie van lichaamsbewegingen
• Huppelen niet maar huppen: kleine sprongen maken
• Lateraliteit: voorkeur voor dezelfde hand of voet = dominante lichaamshelft wordt
duidelijker
• Beginnende ruimte en tijdsperceptie
5j • Automatismen op fijne en grote motoriek
• Oog hand en voetcoordinatie is in volle ontwikkeling Vanop kleine afstand
nauwkeurig
bal naar voorwerp richten Oog leidt en corrigeert beweging van hand
• Lateraliteit: bewustwording van dominante lichaamshelft, kan linker en rechter
hand/voet aanduiden
• Verwerft ruimte en tijdsperceptie: kan zich beeld vormen van gestructureerde ruimte
en kan zich orienteren en ruimte kan afstand en richting schatten!
• Verbale opdrachten worden begrepen door kennis ivm ruimte, tijd,..
• Vanuit perseptiefase naar abstractiefase: begrippen ruimte tijd en beweging worden
begrepen
Persoonlijkheidsvorming
= Menselijk gedrag ontwikkelen dat!
3 belangrijke componenten die in menselijk gedrag
voorkomen
in elk menselijk gedrag: geheel vandie 3
, Motoriek: LICHAAMSPLAN
= Het georganiseerde totaal van alle sensorimotorische structuren dat
geeautomatiseerde gedrag van mensen bepaald
Bewegingen die we dagelijks uitvoeren lopen automatisch
aan de basis van deze mogelijkheden ligt lichaamsplan vb. zonder nadenken
op stoel zitten, zonder te kijken de versnellingen in auto verleggen
Een kind dat moeite heeft met lichaamsplan trapt vb. boven of naast bal omdat
organisatie van bewegingen nog niet correct verloopt
In aanleg gegeven mogelijkheden, verworven motorische schema’s, ervaringen,
herinneringen maken ons mogelijk om zonder beredernering (automatisch)
gepaste lichaamshouding aan te nemen of juiste bewegung uit te voeren
Ontwikkeling lichaamsplan: lichaamsplan is nooit af het groeit en wijzigt
doorheen leven ieder individu heeft in elk levensplan eigen specifiek
gestructureerd lichaamsplan met zijn mogelijkheden en beperkingen
Cognitief: LICHAAMSBESEF
= het bewustzijn van eigen lichaam
We weten hoe ons lichaam eruit ziet, zonder te kijken dat ons linkerbeen over
ons rechterbeen gekruist is bijvoorbeeld
Ontwikkeling lichaamsbesef:Nooit af blijft hele leven doorgaan basis ligt
al in eerste levensmaanden
Emotioneel: LICHAAMSIDEE
= eigen stellingname tegenover eigen lichamelijkheid in uitzicht en
mogelijkheden
Men gaat een subjectief oordeel vormen over mogelijkheid en grenzen van eigen
kunnen, de kwaliteiten van je lichaam, het al dan niet aanvaard voelen omwille
van lichamelijk voorkomen en kunnen
hoe komt dat oordeel? Onder invloed van kennis over eigen lichaam
(mogelijkheden en beperkingen) en negatieve, positieve appreciatie van andere
Vormen van lichaamsidee: subjectief! Het idee die men heeft over eigen kunnen
is niet altijd hetzelfde als de objectieve norm
Ontwikkeling Lichaamsidee blijft levenslang doorgaan wijzigingen kunnen
gebeuren
Relatie tss motoriek en cognitief (psychisch):
psychomotoriek
De ontwikkeling van het ene heeft als noodzakelijk gevolg de verbetering van de
andere
Vb. als gezond kind plots door langdurige ziekte of kansarm milieu heel wat
bewegingservaring moet missen kan dat de oorzaak zijn van aantal storingen op
emotionele, motorische en cognitief vlak
