Samenvatting bewegingsonderwijs in het speellokaal - perspectieven op bewegen

Boek perspectieven op bewegen
Hoofdstuk 1
Waarom belangrijk: kunnen meedoen aan bewegingsactiviteiten geeft kinderen de mogelijkheid met
andere kinderen te spelen en zicht te ontwikkelen op allerlei terreinen buiten het bewegen.

Bewegingsonderwijs levert geen directe, maar indirecte bijdrage: stimuleert te bewegen.

Doelstellingen:

1. Leren deelnemen aan bewegingsactiviteiten  optimaliseren
2. Leren met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties  organiseren
3. Leren op eigen wijze met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties.  ontplooien

Organiseren van een Optimaliseren van een Ontplooien van de (eigen)
bewegingssituatie bewegingssituatie wijze van deelname aan
een bewegingssituatie
Doelstelling Leren met anderen deel Leren deelnemen aan Leren op eigen wijze met
te nemen aan bewegingsactiviteiten anderen deel te nemen
bewegingssituaties aan bewegingssituaties
Doelen reguleringsdoelen bewegingsdoelen belevingsdoelen
Leerkracht- Het op gang houden van Het vergroten van de Het waarderen van de
perspectief de les bewegingsmogelijkheden beleving van de kinderen
van de kinderen
Vraag die je Hoe loopt de Hoe lukt de activiteit? Hoe beleven de kinderen
jezelf kan stellen organisatie? de bewegingssituatie?


AARDE als voorbereiding:

- A: activiteitsomschrijving: geeft in korte zinnen de kern van het bewegingsverloop aan
voorbeeld: bokspringen:
- aanlopen, afzetten op de springplank
- afzetten met de hanen op de bok
- landen op de mat
- A: arrangement: de opstelling van materialen en personen: wat heb je allemaal nodig,
hoeveel deelnemers; opstellingen; het moet uitdagend, differentieerbaar zijn, veilig
- R: regels: afspraken over functie en functiewisselingen: start- en stopregels; functie- en
wisselregels.
- D: Doelen: datgene wat de leerkracht beoogt te bereiken (SMART-principe kan helpen).
- E: Extra: wat houdt je achter hand om makkelijker/moeilijker te maken

Informatie verzamelen:

- Observeren: loopt de les? Lukt de activiteit? Leeft de ambitie?
- Gesprek voeren
- Participeren

Evalueren: productevaluatie, procesevaluatie en privé-evaluatie

,Hoofdstuk 2 – organiseren van bewegingssituaties
Klassikale les:

- Kijkles: de activiteiten door een paar kinderen laten doen, de andere kinderen moeten kijken
- Doeles: alle kinderen nemen deel aan dezelfde activiteit
- Copyles: kinderen doen daarbij zelfstandig in verschillende groepen eenzelfde soort activiteit
(ze werken niet meer op commando, maar regelen het zelf. )

Stroomvorm: alle kinderen doen ‘als een treintje’ alle activiteiten in een lange rij achter elkaar.
Tempo wordt bepaald door de laagste, en dat kan nadelig zijn.

Groepsjesles:

- Het starten van de les (klaarzetten en ontvangen)
- Het uitleggen van de activiteiten (en groeperen)
- Het op gang houden van de les (en het wisselen)
- Het beëindigen van de les (en het opruimen

Vrije les: leerkracht zorgt voor uitdagende inrichting zaal; activiteiten waar kinderen al bekend mee

Plaatje: een goed voorbeeld:

- Wordt niet te moeilijk uitgevoerd zodat het afschrikt
- Wordt niet te gemakkelijk uitgevoerd zodat het niet uitdaagt
- Past in de belevingswereld van de deelnemers
 Regels in het voorbeeld geven

Praatje: verhaaltje….; woordkeus aanpassen; kort houden
Daadje: wanneer kinderen aan de gang zijn met de activiteit…. Opnieuw informatie geven;

Algemene loopt het – problemen tijdens de les

- Veiligheid: te gevaarlijk
- Conflicthantering: onenigheid/ ruzie

Functies binnen een bewegingssituatie

- Het verdelen van de functies (tussen de deelnemers)
- Het starten van de activiteit
- Het uitvoeren van de functies
- Het reguleren van onderbrekingen
- Het wisselen van de functies
- Het beëindigen van de situatie

Functies binnen bewegingssituaties:

- Wachter: een leerling die in de rij wacht bij het minitrampspringen
- Teller: blokje omleggen
- Arrangementhersteller; mat recht leggen
- Hulpverlener: meelopen met balanceerder
- Aanvoerder: onderlinge afspraken regelen
- Scheidsrechter: een leerling die spelers terecht wijst als ze spelovertreding maken
- Coach; een leerling die een loper waarschuwt als de tikker er aankomt
- Observeerder: een leerling die een medeleerling of een groepje observeert

, Activiteit kan starten nadat de functies zijn verdeeld en de deelnemers op de posities staan

Reguleringsdoelen:

- Een veilig bewegingsarrangement helpen inrichten
- Herstellen en aanpassen van het arrangement
- Handelen volgens afgesproken regels
- Afspraken maken over team- en groepsindeling
- Verdelen en wisselen van taken en functies
- Hulpverlenen bij bewegingsactiviteiten
- Reflecteren over het eigen handelen en reflecteren over de activiteit
- Inschatting maken van eigen bewegingsmogelijkheden
- Stimuleren en coachen van anderen


Hoofdstuk 3 – optimaliseren van bewegingsactiviteiten

Bewegingscultuur  bewegingsacti viteiten  bewegingsthema’s  leerlijnen

Onder het bewegingsthema schommelen vallen bijvoorbeeld alle activiteiten waarvan het
bewegingsprobleem is: meebewegen in zit of stand op een schommeltoestel om zwaai te vergroten
of te onderhouden.

Leerlijn tikspelen: tikspelen, afgooispelen, honkloopspelen
leerlijn doelspelen: keeperspelen, lummelspelen, aangepaste sportspelen