BIOVEILIGHEID
INHOUDSOPGAVE
1. inleiding tot bedrijfshygiëne .................................................................................................................. 2
1.1 noodzaak ............................................................................................................................................. 2
1.2 hygiëne vs. bioveiligheid ...................................................................................................................... 4
1.3 agentia en populatie niveau ................................................................................................................ 6
1.4 belangrijke begrippen .......................................................................................................................... 7
1.5 driehoeksinteractie ............................................................................................................................ 15
1.5.1 toxisch agens ............................................................................................................................ 16
1.5.2 infectieus agens........................................................................................................................ 17
1.5.3 gastheerfactoren ...................................................................................................................... 18
1.5.4 omgevingsfactoren................................................................................................................... 22
2. bioveiligheid in de praktijk ................................................................................................................... 24
2.1 Maatregelen bv.................................................................................................................................. 26
2.1.1 barrièremaatregelen ................................................................................................................ 26
2.1.2 reinigen en ontsmetten ............................................................................................................ 34
2.1.3 ongedierte en insecten bestrijden ........................................................................................... 67
2.1.3.3 wilde vogels .............................................................................................................................. 81
1
, 1. INLEIDING TOT BEDRIJFSHYGIËNE
1.1 NOODZAAK
- Veel dieren dicht op elkaar
- Vaak kwetsbare dieren: jonge dieren, zieke dieren (eigenlijk al een stap te ver), drachtige
dieren en dieren die lacteren
- Veel contact met mensen
- Ziektes gaan makkelijk rond
- Ook mensen kunnen besmet worden (zoönosen)
Gezondheid van dieren
- Welzijn van dieren
o Levensomstandigheden
o Pijn en lijden vb. preventieve vaccinaties, dagelijkse controles
o levensduur
- Productieprestaties: genetica, omgeving vb. hygiëne, voeding, proper en voldoende water
o Groei, vruchtbaarheid, melkgift, eileg…
o Wanneer daling productieprestaties à medische kosten; met bioveiligheid proberen
vermijden
o Sterfte
o Niet alleen voederconversie: hoeveel voeder in een dier om bepalde groei aan te
maken, ook vruchtbaarheid
o Varkenshouder: liefst iets minder biggen die mooi uniform zijn, dan een heel groot
nest (te weinig tepels moederdier)
- Gezondheid van mensen: gezond dier gaat minder pathogenen verspreiden
o Gezondheid personeel, omwonenden, consumenten, wereldbevolking
o Mond-en klauwzeer crisis
§ Zeer besmettelijke virus bij evenhoevigen zoals rundvee, varkens, schapen,
herten en geiten
§ Aangifteplichtige ziekte: een veehouder of dierenarts die deze ziekte vaststelt
of vermoedt, is verplicht dit direct bij de overheid te melden à zieke dieren
moesten geruimd worden
§ In het jaar 2000
§ Blaasjes rond de mond en rond te hoeven
§ Eens dat mond-en klauwzeer aanwezig was: mochten zowel producten als de
dieren zelf het land niet meer verlaten
§ Symptomen dieren:
• Blaasjes en zweertjes in de mond en op de tong, lippen en tandvlees
à speekselen, moeite met eten; komen als vellen los bij aanraken
• Smakken, tandenknarsen, gewichtsverlies
• Blaasjes op de klauwen à kreupelheid, sloomheied
• Blaren gaan na 1-3 dagen open: vochtige, pijnlijke rode opp erosies
• Koorts (>41°C) en verminderde melkproductie bij koeien
• Jonge dieren kunnen acuut sterven door hartproblemen
§ Extreem besmettelijk virus dat zich kan verspreiden via:
• Direct contact tussen dieren
• Mest, voer, kleding, voertuigen en lucht (windverspreiding is
mogelijk)
• Komt wereldwijd voor, maar in Europa streng bestreden
2
, § Bestrijding: in NL en EU: strikt uitroeiingsbeleid
• Bij een uitbraak worden besmette en risicobedrijven geruimd
• Strenge vervoersbeperkingen ne hygiënemaatregelen
• Vaccinatie wordt alleen in noodgevallen toegepast
§ Epidemie trof VK het hardst: in totaal waren er 2000 zieke dieren en werden
er 10.000.000 dieren afgemaakt
§ Nederlands: 270.000 dieren preventief afgemaakt
• Op grote schaal melkkoeien, dieren op kinderboerderij en herten
Zoönosen
- Veel nieuwe of opkomende infectieziekten die wereldwijd bij mens voorkomen: van dieren
afkomstig
- Voorbeelden zoönosen:
o Ringworm = schimmel à sporen met typische uitlopers
§ 1st kleine ontsteking rond de haard; eventueel door klein wondje
§ Ontstekingsrand wordt alsmaar groter
§ Na verloop van tijd zal het immuunsysteem reageren en de boosdoener
bestrijden
o Ziekte van Orf = zere bekjes
§ Lelijke wonden
§ Van schapen en geiten en mensen
o Koepokken
§ Positief: gebruikt om vaccin te ontwikkelen
- COVID 19-CORONA
o SARS-CoV-2
§ Ziekten SARS en MERS worden ook veroorzaakt door coronavirussen
o Bats: suspect nr. 1
§ Uniek robuust immuunsysteem; kunnen veel virussen dragen zonder er zelf
ziek van te worden
§ Vaak asymptomatisch
• Rabiës, SARS (vleermuizen à zware respiratoire problemen), MERS,
Ebola, Nipah, Hendra
o Pangolin – schubdier
o Wat weten we?
§ Overgedragen van mens op mens
§ Hoesten, vermoeidheid, koorts, ademhalingsklachten, longontsteking en
orgaanfalen
§ R-waarde = 2-2.5 = reproductiewaarden; 1 persoon die ziek is, gaat 2-2.5
personen besmetten
3
, § Superverspreiders
§ Verschillende varianten
o Coronavirus à muteren bij katten à feliene infectieuze peritonitis = fataal
o Sommige heftige symptomen, anderen zijn asymptomatisch
o Virussen maken de weg vrij voor bacteriën: je wordt viraal ziek, zorgt ervoor dat je
immuniteit verzwakt à je hebt opportunistische bacteriën die dan beginnen nestelen
en vermenigvuldigen à dan heb je een virale én bacteriële infectie
- Wat zijn zoönosen?
o ‘One health’-concept
§ Mens: menselijke geneeskunde
§ Livestock
§ Wild
à Allemaal andere pathogenen, dit werd altijd aanzien als aparte groepen,
maar er zijn er ook die in alle groepen voorkomen
§ Veel ziekten en gezondheidsproblemen ontstaan of verspreiden zich op het
raakvlak tussen mens, dier en milieu. Daarom is samenwerking tussen
verschillende disciplines essentieel (artsen, dierenartsen, oncologen,
beleidsmakers…)
o Zoönosen: 60-70% van de infectieziekten bij mensen: afkomstig van dieren
o Antimicrobiële resistentie: overmatig gebruik AB in mens en dier draagt bij aan
resistente bacteriën die zich wereldwijd verspreiden
o Milieufactoren: klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, ontbossing en intensieve
veehouderij vergroten de kans op nieuwe uitbraken van infectieziekten
o Voedselveiligheid-en zekerheid: veilige productie van voedsel van dierlijke oorsprong
is cruciaal om uitbraken en resistentie te voorkomen
o Doel:
§ Gezondheid beschermen van mens én dier
§ Ecosystemen behouden en duurzaam beheren
§ Ziekte-uitbraken voorkomen door monitoring, preventie en snelle respons
1.2 HYGIËNE VS. BIOVEILIGHEID
- Dierhygiëne is een verzameling
- Bedrijfshygiëne: handelingen ter optimalisatie van de gezondheidsstatus van een bedrijf
hanteert men tegenwoordig vaak de term bioveiligheid
4
INHOUDSOPGAVE
1. inleiding tot bedrijfshygiëne .................................................................................................................. 2
1.1 noodzaak ............................................................................................................................................. 2
1.2 hygiëne vs. bioveiligheid ...................................................................................................................... 4
1.3 agentia en populatie niveau ................................................................................................................ 6
1.4 belangrijke begrippen .......................................................................................................................... 7
1.5 driehoeksinteractie ............................................................................................................................ 15
1.5.1 toxisch agens ............................................................................................................................ 16
1.5.2 infectieus agens........................................................................................................................ 17
1.5.3 gastheerfactoren ...................................................................................................................... 18
1.5.4 omgevingsfactoren................................................................................................................... 22
2. bioveiligheid in de praktijk ................................................................................................................... 24
2.1 Maatregelen bv.................................................................................................................................. 26
2.1.1 barrièremaatregelen ................................................................................................................ 26
2.1.2 reinigen en ontsmetten ............................................................................................................ 34
2.1.3 ongedierte en insecten bestrijden ........................................................................................... 67
2.1.3.3 wilde vogels .............................................................................................................................. 81
1
, 1. INLEIDING TOT BEDRIJFSHYGIËNE
1.1 NOODZAAK
- Veel dieren dicht op elkaar
- Vaak kwetsbare dieren: jonge dieren, zieke dieren (eigenlijk al een stap te ver), drachtige
dieren en dieren die lacteren
- Veel contact met mensen
- Ziektes gaan makkelijk rond
- Ook mensen kunnen besmet worden (zoönosen)
Gezondheid van dieren
- Welzijn van dieren
o Levensomstandigheden
o Pijn en lijden vb. preventieve vaccinaties, dagelijkse controles
o levensduur
- Productieprestaties: genetica, omgeving vb. hygiëne, voeding, proper en voldoende water
o Groei, vruchtbaarheid, melkgift, eileg…
o Wanneer daling productieprestaties à medische kosten; met bioveiligheid proberen
vermijden
o Sterfte
o Niet alleen voederconversie: hoeveel voeder in een dier om bepalde groei aan te
maken, ook vruchtbaarheid
o Varkenshouder: liefst iets minder biggen die mooi uniform zijn, dan een heel groot
nest (te weinig tepels moederdier)
- Gezondheid van mensen: gezond dier gaat minder pathogenen verspreiden
o Gezondheid personeel, omwonenden, consumenten, wereldbevolking
o Mond-en klauwzeer crisis
§ Zeer besmettelijke virus bij evenhoevigen zoals rundvee, varkens, schapen,
herten en geiten
§ Aangifteplichtige ziekte: een veehouder of dierenarts die deze ziekte vaststelt
of vermoedt, is verplicht dit direct bij de overheid te melden à zieke dieren
moesten geruimd worden
§ In het jaar 2000
§ Blaasjes rond de mond en rond te hoeven
§ Eens dat mond-en klauwzeer aanwezig was: mochten zowel producten als de
dieren zelf het land niet meer verlaten
§ Symptomen dieren:
• Blaasjes en zweertjes in de mond en op de tong, lippen en tandvlees
à speekselen, moeite met eten; komen als vellen los bij aanraken
• Smakken, tandenknarsen, gewichtsverlies
• Blaasjes op de klauwen à kreupelheid, sloomheied
• Blaren gaan na 1-3 dagen open: vochtige, pijnlijke rode opp erosies
• Koorts (>41°C) en verminderde melkproductie bij koeien
• Jonge dieren kunnen acuut sterven door hartproblemen
§ Extreem besmettelijk virus dat zich kan verspreiden via:
• Direct contact tussen dieren
• Mest, voer, kleding, voertuigen en lucht (windverspreiding is
mogelijk)
• Komt wereldwijd voor, maar in Europa streng bestreden
2
, § Bestrijding: in NL en EU: strikt uitroeiingsbeleid
• Bij een uitbraak worden besmette en risicobedrijven geruimd
• Strenge vervoersbeperkingen ne hygiënemaatregelen
• Vaccinatie wordt alleen in noodgevallen toegepast
§ Epidemie trof VK het hardst: in totaal waren er 2000 zieke dieren en werden
er 10.000.000 dieren afgemaakt
§ Nederlands: 270.000 dieren preventief afgemaakt
• Op grote schaal melkkoeien, dieren op kinderboerderij en herten
Zoönosen
- Veel nieuwe of opkomende infectieziekten die wereldwijd bij mens voorkomen: van dieren
afkomstig
- Voorbeelden zoönosen:
o Ringworm = schimmel à sporen met typische uitlopers
§ 1st kleine ontsteking rond de haard; eventueel door klein wondje
§ Ontstekingsrand wordt alsmaar groter
§ Na verloop van tijd zal het immuunsysteem reageren en de boosdoener
bestrijden
o Ziekte van Orf = zere bekjes
§ Lelijke wonden
§ Van schapen en geiten en mensen
o Koepokken
§ Positief: gebruikt om vaccin te ontwikkelen
- COVID 19-CORONA
o SARS-CoV-2
§ Ziekten SARS en MERS worden ook veroorzaakt door coronavirussen
o Bats: suspect nr. 1
§ Uniek robuust immuunsysteem; kunnen veel virussen dragen zonder er zelf
ziek van te worden
§ Vaak asymptomatisch
• Rabiës, SARS (vleermuizen à zware respiratoire problemen), MERS,
Ebola, Nipah, Hendra
o Pangolin – schubdier
o Wat weten we?
§ Overgedragen van mens op mens
§ Hoesten, vermoeidheid, koorts, ademhalingsklachten, longontsteking en
orgaanfalen
§ R-waarde = 2-2.5 = reproductiewaarden; 1 persoon die ziek is, gaat 2-2.5
personen besmetten
3
, § Superverspreiders
§ Verschillende varianten
o Coronavirus à muteren bij katten à feliene infectieuze peritonitis = fataal
o Sommige heftige symptomen, anderen zijn asymptomatisch
o Virussen maken de weg vrij voor bacteriën: je wordt viraal ziek, zorgt ervoor dat je
immuniteit verzwakt à je hebt opportunistische bacteriën die dan beginnen nestelen
en vermenigvuldigen à dan heb je een virale én bacteriële infectie
- Wat zijn zoönosen?
o ‘One health’-concept
§ Mens: menselijke geneeskunde
§ Livestock
§ Wild
à Allemaal andere pathogenen, dit werd altijd aanzien als aparte groepen,
maar er zijn er ook die in alle groepen voorkomen
§ Veel ziekten en gezondheidsproblemen ontstaan of verspreiden zich op het
raakvlak tussen mens, dier en milieu. Daarom is samenwerking tussen
verschillende disciplines essentieel (artsen, dierenartsen, oncologen,
beleidsmakers…)
o Zoönosen: 60-70% van de infectieziekten bij mensen: afkomstig van dieren
o Antimicrobiële resistentie: overmatig gebruik AB in mens en dier draagt bij aan
resistente bacteriën die zich wereldwijd verspreiden
o Milieufactoren: klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, ontbossing en intensieve
veehouderij vergroten de kans op nieuwe uitbraken van infectieziekten
o Voedselveiligheid-en zekerheid: veilige productie van voedsel van dierlijke oorsprong
is cruciaal om uitbraken en resistentie te voorkomen
o Doel:
§ Gezondheid beschermen van mens én dier
§ Ecosystemen behouden en duurzaam beheren
§ Ziekte-uitbraken voorkomen door monitoring, preventie en snelle respons
1.2 HYGIËNE VS. BIOVEILIGHEID
- Dierhygiëne is een verzameling
- Bedrijfshygiëne: handelingen ter optimalisatie van de gezondheidsstatus van een bedrijf
hanteert men tegenwoordig vaak de term bioveiligheid
4