1
H25 Integrative physiology III: Excercise
Lichaamsbeweging
Uitdaging voor homeostase van het lichaam
Geïntegreerde reactie van meerdere lichaamssystemen
Complexe interacties tussen neurale & locale controle mechanismen
METABOLISM & EXERCISE
ATP energie afkomst voor contractie:
Kleine hoeveelheid in spiervezels
Fosfocreatine + ADP verbinding, maakt ATP
goed voor 15 seconde intense oefening (sprinting/krachttraining)
Additionele ATP van energie in voedingsstoffen:
Vooral koolhydraten en vetten
Moleculen in de spiervezel
Moleculen getransporteerd van lever & vetweefsel naar spieren via
de circulatie
Efficiëntste ATP productie:
Aerobe manier: glycolyse citroen zuur cyclus
o → glycolysis → acetyl CoA → into citric acid cycle pathway
Genoeg zuurstof oxidative phosphorylation
o Glucose en vetzuren metaboliseren tot ATP
Zuurstof nodig spiervezel > zuurstofopslag
Energie productie van vetzuren daalt enorm (aerobe proces)
Glucose volgt anaerobe weg:
o Glycolyse maakt pyruvaat
o Pyruvaat omgezet in melkzuur lactaat + H
o Verlaagt de pH spiervermoeidheid (verzuring)
Anaerobe metabolisme:
ATP productie 2.5 x sneller dan aerobe (+)
Voorziet 2 ATP/glucose tov 30-32 ATP bij aerobe (-)
Produceert H+ metabolische acidose staat
Glucose afkomst voor ATP productie:
Plasma glucose bad
Intercellulaire opslag
Glycogeen in spier en lever
Via gluconeugenese gemaakt in lever
Duursporten:
Niet genoeg ATP door glucose
Ook nood aan vetopslag
Aerobe oefening gebruikt vetzuren en glucose ATP productie:
30 minuten na start aerobe oefening vetzuren in bloed
, 2
H25 Integrative physiology III: Excercise
Afbraak vetzuren is trager dan glycolyse
Lage intensiteitstraining gebruikt vet voor ATP productie
Hoge intensiteitstraining (>70% intensiteit) gebruikt glucose als
eerste energiebron
Verhoogt vet-en glycogeenopslag in spiervezels
Uithoudingstraining : verhoogt enzymactiviteit voor B-oxidatie, zet
spiervezels van fast-twitch glycolytic naar fast-twitch oxidative-
glycolytic
Hormonen reguleren metabolisme tijdens lichaamsbeweging
Tijdens : ↑ glucagon, cortisol, catecholamines ((nor)epinephrine),
growth hormone
Cortisol, catecholamines & growth hormone
o triglycerides glycerol & fatty acids
Glucagon, catecholamines, cortisol
o Mobiliseren lever glycogeen & plasma glucose
plasma glucose, maar insuline secretie (door sympatische input):
Voordelen:
o Andere cellen nemen glucose niet op
o Spaart glucose voor spiergebruik
o Contractiele spieren nemen glucose op (actieve
spieren=insulineonafhn.)
Zuurstofverbruik is gerelateerd aan trainingsintensiteit
Intensiteit van oefening bepaald door zuurstofverbruik VO2
Zuurstof gebruik tijdens oxidatieve fosforylatie in mitochondriën met
H+ H2O
Zuurstofverbruik:
Meting van celademhaling (O2l/min)
Maximale zuurstofconsumptie (VO2max) → indicator voor het
vermogen tot uithoudingstraining
VO2max. , vermogen
Excess postexercise oxygen consumption (EPOC), zuurstofschuld:
= de hoeveelheid zuurstof het lichaam nodig heeft na een
inspanning om het metabolisme te normaliseren en de reserves aan
te vullen
Start van oefening:
o Zuurstofvraag spieren > zuurstofvoorziening in bloed
o Tijdens deze tekortkoming komt de ATP van:
Spierreserves
Fosforcreatine
Myoglobine & hemoglobine
o Het aanvullen van deze reserves is via aerobe metabolisme
extra zuurstoftekort
Einde van oefening:
H25 Integrative physiology III: Excercise
Lichaamsbeweging
Uitdaging voor homeostase van het lichaam
Geïntegreerde reactie van meerdere lichaamssystemen
Complexe interacties tussen neurale & locale controle mechanismen
METABOLISM & EXERCISE
ATP energie afkomst voor contractie:
Kleine hoeveelheid in spiervezels
Fosfocreatine + ADP verbinding, maakt ATP
goed voor 15 seconde intense oefening (sprinting/krachttraining)
Additionele ATP van energie in voedingsstoffen:
Vooral koolhydraten en vetten
Moleculen in de spiervezel
Moleculen getransporteerd van lever & vetweefsel naar spieren via
de circulatie
Efficiëntste ATP productie:
Aerobe manier: glycolyse citroen zuur cyclus
o → glycolysis → acetyl CoA → into citric acid cycle pathway
Genoeg zuurstof oxidative phosphorylation
o Glucose en vetzuren metaboliseren tot ATP
Zuurstof nodig spiervezel > zuurstofopslag
Energie productie van vetzuren daalt enorm (aerobe proces)
Glucose volgt anaerobe weg:
o Glycolyse maakt pyruvaat
o Pyruvaat omgezet in melkzuur lactaat + H
o Verlaagt de pH spiervermoeidheid (verzuring)
Anaerobe metabolisme:
ATP productie 2.5 x sneller dan aerobe (+)
Voorziet 2 ATP/glucose tov 30-32 ATP bij aerobe (-)
Produceert H+ metabolische acidose staat
Glucose afkomst voor ATP productie:
Plasma glucose bad
Intercellulaire opslag
Glycogeen in spier en lever
Via gluconeugenese gemaakt in lever
Duursporten:
Niet genoeg ATP door glucose
Ook nood aan vetopslag
Aerobe oefening gebruikt vetzuren en glucose ATP productie:
30 minuten na start aerobe oefening vetzuren in bloed
, 2
H25 Integrative physiology III: Excercise
Afbraak vetzuren is trager dan glycolyse
Lage intensiteitstraining gebruikt vet voor ATP productie
Hoge intensiteitstraining (>70% intensiteit) gebruikt glucose als
eerste energiebron
Verhoogt vet-en glycogeenopslag in spiervezels
Uithoudingstraining : verhoogt enzymactiviteit voor B-oxidatie, zet
spiervezels van fast-twitch glycolytic naar fast-twitch oxidative-
glycolytic
Hormonen reguleren metabolisme tijdens lichaamsbeweging
Tijdens : ↑ glucagon, cortisol, catecholamines ((nor)epinephrine),
growth hormone
Cortisol, catecholamines & growth hormone
o triglycerides glycerol & fatty acids
Glucagon, catecholamines, cortisol
o Mobiliseren lever glycogeen & plasma glucose
plasma glucose, maar insuline secretie (door sympatische input):
Voordelen:
o Andere cellen nemen glucose niet op
o Spaart glucose voor spiergebruik
o Contractiele spieren nemen glucose op (actieve
spieren=insulineonafhn.)
Zuurstofverbruik is gerelateerd aan trainingsintensiteit
Intensiteit van oefening bepaald door zuurstofverbruik VO2
Zuurstof gebruik tijdens oxidatieve fosforylatie in mitochondriën met
H+ H2O
Zuurstofverbruik:
Meting van celademhaling (O2l/min)
Maximale zuurstofconsumptie (VO2max) → indicator voor het
vermogen tot uithoudingstraining
VO2max. , vermogen
Excess postexercise oxygen consumption (EPOC), zuurstofschuld:
= de hoeveelheid zuurstof het lichaam nodig heeft na een
inspanning om het metabolisme te normaliseren en de reserves aan
te vullen
Start van oefening:
o Zuurstofvraag spieren > zuurstofvoorziening in bloed
o Tijdens deze tekortkoming komt de ATP van:
Spierreserves
Fosforcreatine
Myoglobine & hemoglobine
o Het aanvullen van deze reserves is via aerobe metabolisme
extra zuurstoftekort
Einde van oefening: