Samenvatting biotechnologie
Hoofdstuk 1: Basistools in DNA technologie..................................................................2
1.1 Isolatie van DNA en RNA uit cellen of weefsels....................................................2
1.2 Enzymen die inwerken op DNA of RNA.................................................................4
1.3 Elektroforese voor de analyse van DNA en RNA..................................................6
1.4 Blotten..................................................................................................................8
1.5 DNA- en cDNA-bibliotheken..................................................................................8
1.6 PCR en qPCR.........................................................................................................9
1.7 DNA sequentiebepaling......................................................................................12
Hoofdstuk 2: Moleculaire diagnostiek..........................................................................13
2.1 Moleculaire diagnostiek in de genetica..............................................................13
2.2 Moleculaire diagnostiek in de hematologie........................................................20
2.3 Moleculaire diagnostiek in de forensische analyse............................................22
Hoofdstuk 3: Kloneren van DNA sequenties................................................................25
3.1 De basisstappen in een kloneerstrategie...........................................................25
3. 2 Vectoren voor het dragen van DNA-sequenties................................................28
3.3 Gastheren voor de productie van recombinante eiwitten..................................33
3.4 Binnenbrengen van vectoren in gastheren........................................................37
Hoofdstuk 4: Recombinante eiwitten...........................................................................41
4.1 De structuur van eiwitten...................................................................................41
4.2 Opzuiveren van recombinante eiwitten..............................................................42
Hoofdstuk 5: Biofarmaca.............................................................................................43
5.1 Indeling van biofarmaca.....................................................................................43
5.2 Overzicht van bestaande biofarmaca.................................................................44
5.3 Productie van biofarmaca...................................................................................53
1
, Hoofdstuk 1: Basistools in DNA technologie
1.1 Isolatie van DNA en RNA uit cellen of weefsels
Isolatie van DNA
- Voorbereiding van het startmateriaal
Cellen uit cultuur: scheiden van groeimedium via centrifugatie
Weefselstalen: eerst homogeniseren om individuele cellen te verkrijgen
Startmateriaal vers of direct ingevroren om enzymatische degradatie
te vermijden
- Vrijmaken van DNA
Openbreken van cellen en weefsels
Mechanisch: homogeniseren,
sonicatie, bead mill, french press, …
Lysis membraan
Homogeniseren, koken +
vries-dooi cycli, proteïnase K
weefseldigest
mbv. detergent SDS
Plantencellen: celwand mechanisch
breken (bv. malen van
gevriesdroogd weefsel)
DNA scheiden
Supernatans DNA bruikbaar voor PCR, hybridisatie of
restrictiedigest
Pellet cel debris
- Opzuivering van DNA Nodig wanneer remmende factoren aanwezig zijn in
extract
Protease afbraak eiwitten (DNase)
RNase afbraak RNA
Detergenten (SDS) afbraak lipiden
Zouten klonteren van debris, scheiding via centrifugatie
Grampositieve bacteriën: peptidoglycaanlaag afbreken met lysozyme
- Verdere opzuivering
denaturatie eiwitten ureum of guanidine thiocyanaat:
verminderen hydrofobe interacties en verbreken
H-bruggen
precipitatie eiwitten, RNA en celdebris geconcentreerde
zoutoplossing (NH4)2SO4
afhankelijk van grootte en AZ-samenstelling
Plantenextracten: verwijderen van polysacchariden, polyfenolen en
tannines
CTAB, β-Me reduceren S-S bruggen
Polyvinylpyrrolidon (PVP) inhibeert polyfenolen
- Zuiveringsmethoden
Fenol-chloroform extractie:
eiwitten naar organische fase, DNA/RNA naar
waterige fase
Alcoholprecipitatie:
DNA neerslaan met ijskoude ethanol/isopropanol pellet na
centrifugatie
Kolomchromatografie:
2
, binding DNA aan matrix (anion-uitwisselaar/ silica); elutie ~ pH
en zout conc.
Gelfiltratiechromatografie: scheiding op basis van molecuulgrootte
- Opslag en buffers
Elutie in water of lichte alkalische buffer (Tris-HCl pH 8,5 of TE)
EDTA:
Inhibitie DNase (bindt Mg²⁺) kan reacties zoals PCR hinderen
Zouten beterer oplosbaarheid van DNA
Hinderen bij PCR/ sequencing
Bewaring bij 4 °C, -20 °C of -80 °C; vermijden van vries-dooi cycli
- Kwaliteitscontrole
Concentratie: meten van absorbantie bij 260 nm
Wet van Lambert Beer: A=C.s.l
sdsDNA=0,020 (μg/ml)/cm, l=1 cm C=A260.50
Zuiverheid:
A260/A280 = 1,7–2,0 (eiwitcontrole)
A260/A230 > 1,5 (controle op organische
contaminanten/zouten)
- Isolatie van plasmide DNA
Selectieve alkalische denaturatie
van chromosomaal DNA met hoog moleculair
gewicht
neutralisatie en renaturatie
Gesloten circulair DNA wordt dubbelstrengig
centrifugatie
supernatans: plasmide DNA
pellet: genomisch DNA
Isolatie van RNA
- Algemene aandachtspunten
RNA is zeer gevoelig voor afbraak door RNasen (stabiele enzymen, niet
volledig geïnactiveerd door autoclaveren)
RNase-vrije omstandigheden creëren:
Oplossingen behandelen met DEPC + autoclaveren
DEPC reageert met katalytisch histidine in reactief
centrum RNase
= inhibitie van enzymatische activiteit
Glaswerk/metalen 2 uur bakken bij 180 °C
Handschoenen dragen om contaminatie via huid te vermijden
- Isolatieproces Analoge stappen als bij DNA:
Weefsel homogeniseren + Cellyse met mild detergent (bv. NP40)
Toevoegen van RNase inhibitoren (RNAsin, RNAlater, vanadyl-
ribonucleoside) bij vers dierlijk weefsel
Guanidine isothiocyanaat denatureert eiwitten (incl.
RNasen)
Proteïnase K afbraak ribonucleoproteïne-complexen
- Extractie en precipitatie
Zure fenol-extractie:
Eiwitten fenolfase
Denaturatie van eiwitten met guanidine thiocyanaat
3
, DNA interfase op scheidingsvlak
RNA waterige fase
RNA isolatie uit supernatans via ethanolprecipitatie
Oplossen in RNase-vrij water + toevoeging van RNase inhibitore
- RNA-types en verrijking
Gezuiverd RNA = >95 % rRNA + 5% mRNA
Interesse meestal in mRNA (codeert voor eiwitten)
Silica-kolommen: binden RNA ≥200 nucleotiden verrijking voor mRNA
5,8S rRNA, 5S rRNA en tRNA’s uitgesloten
Affiniteitschromatografie:
PolyA-staart van eukaryotisch mRNA bindt aan oligo(dT)-
cellulose of poly(U)-sepharose bij hoge zoutconcentratie
Elutie door verlagen van zoutconcentratie
- Bewaring: bij -20 °C of -80 °C vermijd vries-dooi cycli
- Kwaliteitscontrole
Concentratie: meten bij 260 nm
C=A260.40
Zuiverheid:
A260/A280 = 1,7-2,0 en A260/A230 > 1,5
A280: eiwitten (aromatische aminozuren)
A230: organische verbindingen en chaotrope zouten
Integriteit:
agarosegelelektroforese
Intact RNA duidelijke 18S en 28S rRNA banden/pieken
Afgebroken RNA diffuse smeer zonder scherpe banden
Bioanalyzer
scherpe ribosomale pieken: 18S < 28S=
intact RNA
RIN (RNA integrity number)
Kleine piekjes = afbraak
1.2 Enzymen die inwerken op DNA of RNA
- Nucleasen
Hydrolyseren fosfodiësterbindingen afbraak van nucleïnezuren
Specificiteit: DNA-specifiek, RNA-specifiek of beide
Voorkeur voor enkelstrengig of dubbelstrengig nucleïnezuur
Exonucleasen: knippen vanaf 3’- of 5’-uiteinde mononucleotiden
Endonucleasen: knippen intern laten hydroxyl- en fosfaatuiteinden
achter
DNase I:
Endonuclease knipt DNA tot mono-/oligonucleotiden
Toepassing: aantonen van DNA-bindende eiwitten die DNA
beschermen tegen afbraak (DNA bindende regio’s = footprint
regio’s)
RNase A:
enkelstrengig RNA, knipt bij C/U 3’-fosfaat uiteinde
RNase H:
knipt RNA in DNA/RNA-duplex ssDNA 5'-fosfaat uiteinde
RNase III:
splitst ds 16S en 23S rRNA in operon (E.coli)
splits pre-miRNA → matuur miRNA (H. sapiens)
4
Hoofdstuk 1: Basistools in DNA technologie..................................................................2
1.1 Isolatie van DNA en RNA uit cellen of weefsels....................................................2
1.2 Enzymen die inwerken op DNA of RNA.................................................................4
1.3 Elektroforese voor de analyse van DNA en RNA..................................................6
1.4 Blotten..................................................................................................................8
1.5 DNA- en cDNA-bibliotheken..................................................................................8
1.6 PCR en qPCR.........................................................................................................9
1.7 DNA sequentiebepaling......................................................................................12
Hoofdstuk 2: Moleculaire diagnostiek..........................................................................13
2.1 Moleculaire diagnostiek in de genetica..............................................................13
2.2 Moleculaire diagnostiek in de hematologie........................................................20
2.3 Moleculaire diagnostiek in de forensische analyse............................................22
Hoofdstuk 3: Kloneren van DNA sequenties................................................................25
3.1 De basisstappen in een kloneerstrategie...........................................................25
3. 2 Vectoren voor het dragen van DNA-sequenties................................................28
3.3 Gastheren voor de productie van recombinante eiwitten..................................33
3.4 Binnenbrengen van vectoren in gastheren........................................................37
Hoofdstuk 4: Recombinante eiwitten...........................................................................41
4.1 De structuur van eiwitten...................................................................................41
4.2 Opzuiveren van recombinante eiwitten..............................................................42
Hoofdstuk 5: Biofarmaca.............................................................................................43
5.1 Indeling van biofarmaca.....................................................................................43
5.2 Overzicht van bestaande biofarmaca.................................................................44
5.3 Productie van biofarmaca...................................................................................53
1
, Hoofdstuk 1: Basistools in DNA technologie
1.1 Isolatie van DNA en RNA uit cellen of weefsels
Isolatie van DNA
- Voorbereiding van het startmateriaal
Cellen uit cultuur: scheiden van groeimedium via centrifugatie
Weefselstalen: eerst homogeniseren om individuele cellen te verkrijgen
Startmateriaal vers of direct ingevroren om enzymatische degradatie
te vermijden
- Vrijmaken van DNA
Openbreken van cellen en weefsels
Mechanisch: homogeniseren,
sonicatie, bead mill, french press, …
Lysis membraan
Homogeniseren, koken +
vries-dooi cycli, proteïnase K
weefseldigest
mbv. detergent SDS
Plantencellen: celwand mechanisch
breken (bv. malen van
gevriesdroogd weefsel)
DNA scheiden
Supernatans DNA bruikbaar voor PCR, hybridisatie of
restrictiedigest
Pellet cel debris
- Opzuivering van DNA Nodig wanneer remmende factoren aanwezig zijn in
extract
Protease afbraak eiwitten (DNase)
RNase afbraak RNA
Detergenten (SDS) afbraak lipiden
Zouten klonteren van debris, scheiding via centrifugatie
Grampositieve bacteriën: peptidoglycaanlaag afbreken met lysozyme
- Verdere opzuivering
denaturatie eiwitten ureum of guanidine thiocyanaat:
verminderen hydrofobe interacties en verbreken
H-bruggen
precipitatie eiwitten, RNA en celdebris geconcentreerde
zoutoplossing (NH4)2SO4
afhankelijk van grootte en AZ-samenstelling
Plantenextracten: verwijderen van polysacchariden, polyfenolen en
tannines
CTAB, β-Me reduceren S-S bruggen
Polyvinylpyrrolidon (PVP) inhibeert polyfenolen
- Zuiveringsmethoden
Fenol-chloroform extractie:
eiwitten naar organische fase, DNA/RNA naar
waterige fase
Alcoholprecipitatie:
DNA neerslaan met ijskoude ethanol/isopropanol pellet na
centrifugatie
Kolomchromatografie:
2
, binding DNA aan matrix (anion-uitwisselaar/ silica); elutie ~ pH
en zout conc.
Gelfiltratiechromatografie: scheiding op basis van molecuulgrootte
- Opslag en buffers
Elutie in water of lichte alkalische buffer (Tris-HCl pH 8,5 of TE)
EDTA:
Inhibitie DNase (bindt Mg²⁺) kan reacties zoals PCR hinderen
Zouten beterer oplosbaarheid van DNA
Hinderen bij PCR/ sequencing
Bewaring bij 4 °C, -20 °C of -80 °C; vermijden van vries-dooi cycli
- Kwaliteitscontrole
Concentratie: meten van absorbantie bij 260 nm
Wet van Lambert Beer: A=C.s.l
sdsDNA=0,020 (μg/ml)/cm, l=1 cm C=A260.50
Zuiverheid:
A260/A280 = 1,7–2,0 (eiwitcontrole)
A260/A230 > 1,5 (controle op organische
contaminanten/zouten)
- Isolatie van plasmide DNA
Selectieve alkalische denaturatie
van chromosomaal DNA met hoog moleculair
gewicht
neutralisatie en renaturatie
Gesloten circulair DNA wordt dubbelstrengig
centrifugatie
supernatans: plasmide DNA
pellet: genomisch DNA
Isolatie van RNA
- Algemene aandachtspunten
RNA is zeer gevoelig voor afbraak door RNasen (stabiele enzymen, niet
volledig geïnactiveerd door autoclaveren)
RNase-vrije omstandigheden creëren:
Oplossingen behandelen met DEPC + autoclaveren
DEPC reageert met katalytisch histidine in reactief
centrum RNase
= inhibitie van enzymatische activiteit
Glaswerk/metalen 2 uur bakken bij 180 °C
Handschoenen dragen om contaminatie via huid te vermijden
- Isolatieproces Analoge stappen als bij DNA:
Weefsel homogeniseren + Cellyse met mild detergent (bv. NP40)
Toevoegen van RNase inhibitoren (RNAsin, RNAlater, vanadyl-
ribonucleoside) bij vers dierlijk weefsel
Guanidine isothiocyanaat denatureert eiwitten (incl.
RNasen)
Proteïnase K afbraak ribonucleoproteïne-complexen
- Extractie en precipitatie
Zure fenol-extractie:
Eiwitten fenolfase
Denaturatie van eiwitten met guanidine thiocyanaat
3
, DNA interfase op scheidingsvlak
RNA waterige fase
RNA isolatie uit supernatans via ethanolprecipitatie
Oplossen in RNase-vrij water + toevoeging van RNase inhibitore
- RNA-types en verrijking
Gezuiverd RNA = >95 % rRNA + 5% mRNA
Interesse meestal in mRNA (codeert voor eiwitten)
Silica-kolommen: binden RNA ≥200 nucleotiden verrijking voor mRNA
5,8S rRNA, 5S rRNA en tRNA’s uitgesloten
Affiniteitschromatografie:
PolyA-staart van eukaryotisch mRNA bindt aan oligo(dT)-
cellulose of poly(U)-sepharose bij hoge zoutconcentratie
Elutie door verlagen van zoutconcentratie
- Bewaring: bij -20 °C of -80 °C vermijd vries-dooi cycli
- Kwaliteitscontrole
Concentratie: meten bij 260 nm
C=A260.40
Zuiverheid:
A260/A280 = 1,7-2,0 en A260/A230 > 1,5
A280: eiwitten (aromatische aminozuren)
A230: organische verbindingen en chaotrope zouten
Integriteit:
agarosegelelektroforese
Intact RNA duidelijke 18S en 28S rRNA banden/pieken
Afgebroken RNA diffuse smeer zonder scherpe banden
Bioanalyzer
scherpe ribosomale pieken: 18S < 28S=
intact RNA
RIN (RNA integrity number)
Kleine piekjes = afbraak
1.2 Enzymen die inwerken op DNA of RNA
- Nucleasen
Hydrolyseren fosfodiësterbindingen afbraak van nucleïnezuren
Specificiteit: DNA-specifiek, RNA-specifiek of beide
Voorkeur voor enkelstrengig of dubbelstrengig nucleïnezuur
Exonucleasen: knippen vanaf 3’- of 5’-uiteinde mononucleotiden
Endonucleasen: knippen intern laten hydroxyl- en fosfaatuiteinden
achter
DNase I:
Endonuclease knipt DNA tot mono-/oligonucleotiden
Toepassing: aantonen van DNA-bindende eiwitten die DNA
beschermen tegen afbraak (DNA bindende regio’s = footprint
regio’s)
RNase A:
enkelstrengig RNA, knipt bij C/U 3’-fosfaat uiteinde
RNase H:
knipt RNA in DNA/RNA-duplex ssDNA 5'-fosfaat uiteinde
RNase III:
splitst ds 16S en 23S rRNA in operon (E.coli)
splits pre-miRNA → matuur miRNA (H. sapiens)
4