Linguïs(ek
- Hoofdstuk 1: Taal en taalvermogen
- Hoofdstuk 2: Fone8ek
- Hoofdstuk 3: Fonologie
- Hoofdstuk 4: Morfologie
- Hoofdstuk 5: Seman8ek
- Hoofdstuk 6: Syntaxis
- Hoofdstuk 7: Pragma8ek
Woordenlijst kijk cursus pg 9-15
Hoofdstuk 1: Taal en taalvermogen
1. Wat is linguis-ek?
Linguïs8ek = taalwetenschappen
Het is de studie van de taal, we beschrijven en verklaren de gemeenschappelijke kenmerken
van de taal.
Wat is taal?
- Talen maken gebruik van een geheel van klanken
- Gebruiken klankcombina8es = universeel
2. Menselijke natuurlijke taal?
2.1 Algemene kenmerken
Talen verschillen van elkaar maar ze hebben ook veel gemeenschappelijke kenmerken:
- Interac8ef = taal is het communica8emiddel, er ontstaat een wisselwerking tussen de
luisteraar en de spreker = heel belanrijk voor de taalontwikkeling
- Crea8ef of produc8ef = talen evolueren steeds mee, er worden nieuwe woorden
gemaakten andere verdwijnen
- Gestructureerd = taal is in hoge mate gestructureerd en heeQ gramma8ca nodig, deze
gramma8ca bevindt zich zowel op klank- als op zinsniveau
- Referen8eel = taal verwijst naar iets in de reële of in de fantasiewereld
- Spontaan = de menselijke taal is spontaan van stand gekomen en evolueert voortduren
- Arbitrair en conven8oneel
Aribitrair = geen enkel verband tussen de vorm en datgene waarnaar het verwijst,
waarom noemt een stoel stoel?
Conven8oneel = inmpliciete afspraken tussen betekenis
Uitzonderingen!
- Onomatopeeën of klanknabootsende woorden (bv: tjiQjaf)
- Gebarentaal
2.2 Andere taalvormen
,Andere menselijke talen
- Kuns[alen (bv: Ido)
- Computertalen (taal waar computerprogramma’s worden geschreven)
Andere natuurlijke talen
- Dierentalen
2.3 Gramma8ca
Kenmerken van MNT gelden voor alle talen = universeel
- Linguïs8sche competence = impliciete taalkennis of taalvermogen = kennis zit in je
hoofd
• Impliceert gramma8ca = set van regels over fonologie + morfosyntaxis + seman8ek
• Deels universeel - deels taalspecifiek
• Complex in kaart te brengen, want deels onbewust, abstract en uitgebreid
- Performance = taalgebruik in bepaalde situa8e
• zichtbaar in versprekingen, gekozen registers, ellipsen
2.4 Uitdrukkingsvormen van taal
- Alle talen worden gesproken
- Niet alle talen worden geschreven (= primi8eve talen).
- Geschreven taal is ‘jong’.
- Geschreven taal is stabieler dan gesproken taal
- Geschreven taal wordt niet verworven, wel geleerd
- In de geschreven vorm zijn verschillende systemen te onderscheiden, waarbij:
• Tendens naar schriQsysteem gebaseerd op kleinere taaleenheden.
• Oudste schriQvormen gebaseerd op pictogrammen
• Recentste schriQvormen gebaseerd op klanken
Taal en taalvermogen
- Pictogrammen van Azteken
- Logogrammen. à voorstelling van een woord
- Fonogrammen à tekening voor een klank
- SyllabeschriQ à een type schriQ bestaande uit een verzameling geschreven tekens
- Alfabe8sch schriQ à ons geschriQ
Allofonen: Verschillende fone8sche realisa8es (= verschillende manieren van uitspraak) van
fonemen
Een kind ontwikkeld de taal spontaan maar leert niet spontaan schrijven.
2.4.1 Verbalen en non-verbale communica8e
Vaak simultaan met verbale communica8e, non-verbale communicatie ondersteunt de
verbale communicatievorm
Non-verbale communica8e
- Handgebaren
- Lichaamshouding
, - Gezichtsuitdrukkingen
Stemvariaties over prosodie (verzamelterm voor)
Taal is universeel maar ook cultuurgebonden
Gebarentaal maakt gebruik van:
- Visuele modaliteit: de taal heeft een zichtbare vorm (gebaren met de handen)
- Iconiciteit: vaker een verband tussen vorm en betekenis
1/3 van de tekens in de gebarentaal is iconisch.
2.4.2 Taalvaria8es en meertaligheid
Vb: standaardtaal en regionaal dialect
In een meertalige context is het evenzeer mogelijk dat mensen die elkaars moedertaal niet
beheersen toevlucht zoeken tot een derde taal = lingua franca
2.4.3 Taalontwikkeling
Nurture – Nature
Ieder kind kan elke taal leren, het kind zal de taal van de omgeving verwerven en dit wordt dan
zijn moedertaal.
3. Denken over taal
3.1 Lokalisatie taal en denken
Denken doen we met onze hersenen in het hoofd maar dat is niet van alle tijden
Vroeger waren er 2 Griekse wijzen dat debatteerden over waar ons denken plaatsvond
- Localiseren denken in het hart (Homeros en Aristoteles)
- Localiseren denken in de hersenen (Hippocrates)
Waar in de hersenen, welk gebied gebruiken we om te denken?
2 visies:
Lokalisationische visie à specifiek deel van de hersenen, lokaal
- Franz Gall: frenologie à probeerde persoonlijkheid van mesnen toe te schrijven aan
de hersenen
- Linkt vorm schedel & hersenen aan persoonlijkheid eigenaar
- Taal situeert zich in de frontale cortex (volgens hem)
Holistische visie à heel de hersenen (meer algemeen) (alle hersengbeieden werken als een
netwerk samen)
- John Huglings Jackson
- Niet elk hersengebied heeft een specifieke functie, maar hersengebieden werken met
elkaar samen als een soort netwerk
- Taal en denken zijn onlosmakelijk verbonden.
3.2 Relatie tussen taal en denken
Taal en denken zijn 2 verschillende activiteiten
Meertaligheid:
- Je denkt niet fundamenteel anders in een andere taal
, - Meertalige mensen denken niet op meerdere manieren afhankelijk van de taal
- Taalontwikkeling: ook mentaal zwak kind kan taal leren
- Verworven taal: ook persoon met afasie kan nog denken
à Verschil woordvinding en woordvlotheid
Taal en denken = Onderscheiden, maar sterk verweven vaardigheden
- mentalees (S. Pinker à de taal van het denken
Beïnvloedt taal ons denken of bepaalt denken taal?
- Linguïstisch determinisme: taal bepaalt denken
à MAAR ook zonder taal dingen bedenken (zoals technische constructie)
à MAAR denken is deels non-verbaal
Bv.: Nederlandse ‘onweer’ heeft geen Turkse vertaling, maar begrip kan wel uitgelegd worden
in het Turks ‘weer met donder en regen’, m.a.w. Turks heeft wel een begrip, maar geen woord
- Universalisme: iedereen denkt op dezelfde manier
à Elke taal heeft voor dit denken welbepaalde woorden
- Werkelijkheid ligt wellicht in het midden:
à Alle talen bevatten enkele universele concepten. (‘ik’, ‘daar’, ‘groot’, …)
à Ook taal- en/of cultuurspecifieke concepten.
à Taal beïnvloedt denken (maar beheerst het niet volledig).
à Taalontwikkeling gaat hand in hand met cognitieve ontwikkeling.
Geen woorden? Niet over kunnen nadenken? à wel non verbaal denken
Linguïstische relativiteitshypothese van Sapir-Whorf
Dat waren 2 auteurs die heel veel empirisch onderzoek hebben gedaan naar de vraag of onze
waarnemingen en woordenschat overeen komen.
Zien we wat we zien of omdat we daar woorden voor hebben en het aangeleerd hebben?
Ze beweren dat onze taal onze perceptie beinvloed
3.3 Taalvermogen
nature’ – ‘nurture’ debat
1. Rationalisme (19de E): Rede is bron van kennis
Denken en taal zijn universeel à universele grammatica mogelijk taal is aangeboren
2. Empirisme (20ste E): (leer)ervaring bron van kennis
behaviorisme leren op basis van beloning en straf
Taal wordt geleerd uit taalaanbod.
Tegenwoordig (21ste E): Combinatie
à genetische achtergrond + omgevingsinvloeden
3.4 Studieobject: taal
- Hoofdstuk 1: Taal en taalvermogen
- Hoofdstuk 2: Fone8ek
- Hoofdstuk 3: Fonologie
- Hoofdstuk 4: Morfologie
- Hoofdstuk 5: Seman8ek
- Hoofdstuk 6: Syntaxis
- Hoofdstuk 7: Pragma8ek
Woordenlijst kijk cursus pg 9-15
Hoofdstuk 1: Taal en taalvermogen
1. Wat is linguis-ek?
Linguïs8ek = taalwetenschappen
Het is de studie van de taal, we beschrijven en verklaren de gemeenschappelijke kenmerken
van de taal.
Wat is taal?
- Talen maken gebruik van een geheel van klanken
- Gebruiken klankcombina8es = universeel
2. Menselijke natuurlijke taal?
2.1 Algemene kenmerken
Talen verschillen van elkaar maar ze hebben ook veel gemeenschappelijke kenmerken:
- Interac8ef = taal is het communica8emiddel, er ontstaat een wisselwerking tussen de
luisteraar en de spreker = heel belanrijk voor de taalontwikkeling
- Crea8ef of produc8ef = talen evolueren steeds mee, er worden nieuwe woorden
gemaakten andere verdwijnen
- Gestructureerd = taal is in hoge mate gestructureerd en heeQ gramma8ca nodig, deze
gramma8ca bevindt zich zowel op klank- als op zinsniveau
- Referen8eel = taal verwijst naar iets in de reële of in de fantasiewereld
- Spontaan = de menselijke taal is spontaan van stand gekomen en evolueert voortduren
- Arbitrair en conven8oneel
Aribitrair = geen enkel verband tussen de vorm en datgene waarnaar het verwijst,
waarom noemt een stoel stoel?
Conven8oneel = inmpliciete afspraken tussen betekenis
Uitzonderingen!
- Onomatopeeën of klanknabootsende woorden (bv: tjiQjaf)
- Gebarentaal
2.2 Andere taalvormen
,Andere menselijke talen
- Kuns[alen (bv: Ido)
- Computertalen (taal waar computerprogramma’s worden geschreven)
Andere natuurlijke talen
- Dierentalen
2.3 Gramma8ca
Kenmerken van MNT gelden voor alle talen = universeel
- Linguïs8sche competence = impliciete taalkennis of taalvermogen = kennis zit in je
hoofd
• Impliceert gramma8ca = set van regels over fonologie + morfosyntaxis + seman8ek
• Deels universeel - deels taalspecifiek
• Complex in kaart te brengen, want deels onbewust, abstract en uitgebreid
- Performance = taalgebruik in bepaalde situa8e
• zichtbaar in versprekingen, gekozen registers, ellipsen
2.4 Uitdrukkingsvormen van taal
- Alle talen worden gesproken
- Niet alle talen worden geschreven (= primi8eve talen).
- Geschreven taal is ‘jong’.
- Geschreven taal is stabieler dan gesproken taal
- Geschreven taal wordt niet verworven, wel geleerd
- In de geschreven vorm zijn verschillende systemen te onderscheiden, waarbij:
• Tendens naar schriQsysteem gebaseerd op kleinere taaleenheden.
• Oudste schriQvormen gebaseerd op pictogrammen
• Recentste schriQvormen gebaseerd op klanken
Taal en taalvermogen
- Pictogrammen van Azteken
- Logogrammen. à voorstelling van een woord
- Fonogrammen à tekening voor een klank
- SyllabeschriQ à een type schriQ bestaande uit een verzameling geschreven tekens
- Alfabe8sch schriQ à ons geschriQ
Allofonen: Verschillende fone8sche realisa8es (= verschillende manieren van uitspraak) van
fonemen
Een kind ontwikkeld de taal spontaan maar leert niet spontaan schrijven.
2.4.1 Verbalen en non-verbale communica8e
Vaak simultaan met verbale communica8e, non-verbale communicatie ondersteunt de
verbale communicatievorm
Non-verbale communica8e
- Handgebaren
- Lichaamshouding
, - Gezichtsuitdrukkingen
Stemvariaties over prosodie (verzamelterm voor)
Taal is universeel maar ook cultuurgebonden
Gebarentaal maakt gebruik van:
- Visuele modaliteit: de taal heeft een zichtbare vorm (gebaren met de handen)
- Iconiciteit: vaker een verband tussen vorm en betekenis
1/3 van de tekens in de gebarentaal is iconisch.
2.4.2 Taalvaria8es en meertaligheid
Vb: standaardtaal en regionaal dialect
In een meertalige context is het evenzeer mogelijk dat mensen die elkaars moedertaal niet
beheersen toevlucht zoeken tot een derde taal = lingua franca
2.4.3 Taalontwikkeling
Nurture – Nature
Ieder kind kan elke taal leren, het kind zal de taal van de omgeving verwerven en dit wordt dan
zijn moedertaal.
3. Denken over taal
3.1 Lokalisatie taal en denken
Denken doen we met onze hersenen in het hoofd maar dat is niet van alle tijden
Vroeger waren er 2 Griekse wijzen dat debatteerden over waar ons denken plaatsvond
- Localiseren denken in het hart (Homeros en Aristoteles)
- Localiseren denken in de hersenen (Hippocrates)
Waar in de hersenen, welk gebied gebruiken we om te denken?
2 visies:
Lokalisationische visie à specifiek deel van de hersenen, lokaal
- Franz Gall: frenologie à probeerde persoonlijkheid van mesnen toe te schrijven aan
de hersenen
- Linkt vorm schedel & hersenen aan persoonlijkheid eigenaar
- Taal situeert zich in de frontale cortex (volgens hem)
Holistische visie à heel de hersenen (meer algemeen) (alle hersengbeieden werken als een
netwerk samen)
- John Huglings Jackson
- Niet elk hersengebied heeft een specifieke functie, maar hersengebieden werken met
elkaar samen als een soort netwerk
- Taal en denken zijn onlosmakelijk verbonden.
3.2 Relatie tussen taal en denken
Taal en denken zijn 2 verschillende activiteiten
Meertaligheid:
- Je denkt niet fundamenteel anders in een andere taal
, - Meertalige mensen denken niet op meerdere manieren afhankelijk van de taal
- Taalontwikkeling: ook mentaal zwak kind kan taal leren
- Verworven taal: ook persoon met afasie kan nog denken
à Verschil woordvinding en woordvlotheid
Taal en denken = Onderscheiden, maar sterk verweven vaardigheden
- mentalees (S. Pinker à de taal van het denken
Beïnvloedt taal ons denken of bepaalt denken taal?
- Linguïstisch determinisme: taal bepaalt denken
à MAAR ook zonder taal dingen bedenken (zoals technische constructie)
à MAAR denken is deels non-verbaal
Bv.: Nederlandse ‘onweer’ heeft geen Turkse vertaling, maar begrip kan wel uitgelegd worden
in het Turks ‘weer met donder en regen’, m.a.w. Turks heeft wel een begrip, maar geen woord
- Universalisme: iedereen denkt op dezelfde manier
à Elke taal heeft voor dit denken welbepaalde woorden
- Werkelijkheid ligt wellicht in het midden:
à Alle talen bevatten enkele universele concepten. (‘ik’, ‘daar’, ‘groot’, …)
à Ook taal- en/of cultuurspecifieke concepten.
à Taal beïnvloedt denken (maar beheerst het niet volledig).
à Taalontwikkeling gaat hand in hand met cognitieve ontwikkeling.
Geen woorden? Niet over kunnen nadenken? à wel non verbaal denken
Linguïstische relativiteitshypothese van Sapir-Whorf
Dat waren 2 auteurs die heel veel empirisch onderzoek hebben gedaan naar de vraag of onze
waarnemingen en woordenschat overeen komen.
Zien we wat we zien of omdat we daar woorden voor hebben en het aangeleerd hebben?
Ze beweren dat onze taal onze perceptie beinvloed
3.3 Taalvermogen
nature’ – ‘nurture’ debat
1. Rationalisme (19de E): Rede is bron van kennis
Denken en taal zijn universeel à universele grammatica mogelijk taal is aangeboren
2. Empirisme (20ste E): (leer)ervaring bron van kennis
behaviorisme leren op basis van beloning en straf
Taal wordt geleerd uit taalaanbod.
Tegenwoordig (21ste E): Combinatie
à genetische achtergrond + omgevingsinvloeden
3.4 Studieobject: taal