klasse, gender,
etniciteit
1
, Les 1: Sociale
ongelijkheid
Inkomensongelijkheid:
Gini coëfficiënt en Inkomen voor en na herverdeling
Gini-coëfficient: maat van ongelijkheid → economische maat, cijfer ligt altijd tussen 0 en 1 → 0 = geen ongelijkheid,
100 euro verdelen over 100 mensen, 1 = meest extreme vorm van ongelijkheid, 100 euro geven aan 1 persoon uit
de 100. Hoe dichter de gini-coëfficient bij 1, hoe hoger de ongelijkheid.
De laatste 30 jaar algemene stijging inkomensongelijkheid (OESO rapport), wordt afgebeeld
met Gini-coëfficiënt. Herverdeling door sociale zekerheid heeft het grootste invloed op
pensioenen (Gini-coëfficiënt daalt het hardste). Vaak moeilijk omzetbaar vermogen bij armen
dan bij rijken (woonst vs aandelen/auto)
Sociale ongelijkheid en Sociale positie
Definitie sociale ongelijkheid (Sociologisch perspectief):
- Ongelijke verdeling van schaarse maar maatschappelijk gewaardeerde middelen
(geld, macht, toegang tot diensten, kennis, erkenning,…)
- Ongelijke behandeling van individuen en groepen obv. hun sociale positie
Focus van de sociologische definitie:
- Niet enkel over graduele verdeling van middelen over individuen, maar over maatschappelijke
verhoudingen tss sociale groepen
- Geanalyseerd vanuit de sociale posities die mensen in samenleving innemen
- Sociale posities worden ge(re-)produceerd door maatschappelijke organisatie
Impact van ongelijkheid:
- Individuele levenskansen
- Op de maatschappij als geheel (bijv. criminaliteit, onderling vertrouwen,…)
Sociaal probleem:
Sociaal probleem en Mercantilisme
Sociale ongelijkheid = sociaal geconstrueerd als probleem voor maatschappij als:
1) Objectieve conditie om zich voldoende tot sociaal probleem te maken
2) Ook subjectieve dimensie nodig: wordt pas een sociaal probleem als groepen het zo beschouwen pas
sociaal probleem na sociaal, maatschappelijk proces
3) Genoeg discrepantie tussen objectieve conditie en bepaalde maatschappelijke gedeelde waarden (voor
2
,relevante groepen)
3
, 4) Dysfunctioneel of onaanvaardbaar gezien door ‘relevante groepen’ in samenleving
5) Als aan te pakken wordt beschouwd op maatschappelijk niveau
~ dus werd niet altijd beschouwd als sociaal probleem
Armoede als sociaal probleem, voor en tijdens 16de - 18de eeuw:
Ongelijkheid geproblematiseerd door historisch veranderende ideeën over armoede
- Tot 18e eeuw: niet gezien als sociaal probleem waar maatschappij verantwoordelijk voor is
- 16e tot 18e eeuw: mercantilisme economische filosofie gericht op maximalisatie van
export door goedkope input, armoede garandeert goedkope & gehoorzame
arbeidskrachten ‘armoede is goed’
- Voordeel in armoede en onwetendheid → onderwijs voor brede bevolking gezien als
verspilling, ontmoedigt inzet van arbeid mensen moeten dom en arm zijn om onder
de gemeenste omstandigheden te gehoorzamen en de maatschappij gelukkig te
houden
- Geen link tss slechte omstandigheden in arbeidsmarkt en armoede
- Armoede was gevolg van zwak moreel armen → dwang arbeid als oplossing om armoede tegen te gaan
Eerste armoede verlichting:
Instituties en Liefdadigheid vs. rechtvaardigheid
Kort:
Meer morele argumenten dat overheid armoede moet bestrijden → maar nog weinig actie
Oorzaken eerste armoede verlichting → veranderende ideeën Europeanen door verlichting:
- ‘Wil van God’ of ‘natuur’ steeds minder aanvaard als verklaring
- Samenleving = mensenwerk: oorzaken van maatschappelijke fenomenen =
manier waarop mensen samenleving organiseren
~ Samenleving kan worden begrepen en gecontroleerd daardoor ook veranderd (FR)
Kernideeën eerste armoede verlichting eind 18de eeuw:
- Kant: Mens is doel in zichzelf, nooit een middel tot een ander, armen hebben zelfde morele waarden als
rijken
- Smith: Welvaart = niet bepaald door handelsbalans maar door wat burgers van een land
bezitten armoede reduceren als doel van economische ontwikkeling ( mercantilisme)
- Rousseau: Armoede is deels gevolg van problematische instituties (bv privé eigendom) eigendomsrecht
= ontstaan doordat iemand heeft gezegd ‘dit is van mij’ en iedereen hem geloofde. Eigendom =
maatschappelijke verhouding tss mensen (hadden wij dit niet aanvaard = geen ongelijkheid)
Gevolgen eerste armoede verlichting:
- Idee dat staat/overheid rol kan spelen in armoedebestrijding
- Kant: rechtvaardigheid > liefdadigheid geen ongelijke relaties tss wie geeft en wie krijgt
- Opkomst publieke vertogen die sociale ongelijkheid problematiseren en gelijkwaardigheid
van mensen vooropstellen
- Veel verzet tegen deze beweging ⇒ vooral intellectuele evolutie ⇒ weinig verandering
4