Les 1 – introductie onderzoek en EBP
Welke bronnen kennis gebruiken we in praktijk van de zorgverlening?
Bronnen van evidentie voor de praktijk
Klinische besluitvorming kan gebaseerd zijn op:
• Studie/ wetenschappelijk onderzoek
• Klinische ervaring
• Boeken
• Trail and error
• Expertise
• Afdelingsgewoonten
• Tradities
• ...... en andere bronnen…
→ hiërarchie in bronnen van informatie of evidentie
Tradities, gewoonten & authoriteit
• beslissingen gebaseerd op gewoonten en tradities
• vertrouwen geplaatst in experten = autoriteit
• “waarheden” geaccepteerd als standaard
• validiteit? Een risico om steeds een expert te geloven, deze spreken elkaar ook
voortdurend tegen
Klinische ervaring, trial & error, intuïtie
• Klinische ervaring:
• Is een functionele bron van kennis
• Laat toe om te generaliseren, regelmatigheden te herkennen, voorspellingen te
doen
• maar: ervaring is persoonlijk, dus hoog variabel
• Trial & error:
• proberen en blijven proberen tot oplossing gevonden wordt
• Intuïtie:
• kennis die losstaat van rede/instructies; een ‘aanvoelen’
• niet over te dragen aan anderen, maar altijd relevant om uit te spreken
Logisch redeneren
• proces van logisch redeneren
• combinatie van ervaring + intellect + formeel redeneringspatroon (2)
, Inductief: Ik zie 3 kanaries, die zijn geel → besluit: kanaries zijn geel
Deductief: we weten dat decubitus ontstaat door langdurige druk op dezelfde plaats, als we de
druk verlichten → geen decubitus
Wetenschappelijk onderzoek
• Research (re-search = zoeken en opnieuw zoeken)
• Planmatig en volgens vastgelegde methoden op zoek gaan naar kennis, volgens een
vooropgesteld plan
• Werkwijze dient rigoureus (nauwkeurig, standvastig), diepgaand en systematisch te zijn
Wat is evidence-based practice?
“The process of shared decision-making between practitioner, patient and others significant to
them based on research evidence, patients’ experiences and preferences, clinical expertise or
know-how, and other valuable robust sources of information.” (STTI 2008)
Je gebruikt research evidence om een beslissing te nemen, maar je gebruikt ook je klinische
expertise. Tot slot ga je met de zorgvrager in dialoog.
,EBP- is everyone’s business in healthcare
EBP impliceert geïnformeerd kiezen voor zorg en behandeling
• begrijpen wat ‘goede’/’beste’ evidentie is
• begrijpen hoe rigoureus onderzoek werd uitgevoerd
• interpreteren hoe toepasbaar resultaten uit onderzoek zijn voor een klinische casus
• evidentie zien te integreren in besluitvorming
• essentie EBP = personaliseren van de ‘beste’ evidentie
• basis EBP = klinisch probleemoplossende strategie
• focus EBP = zoeken naar de beste evidentie én deze integreren met andere aspecten
(waarden, normen, voorkeuren)
Bijv: Evidentie geeft aan dat buikligging voor baby schadelijk kan zijn en dat rugpositie de
voorkeur geniet, maar voorkeur baby wordt gerespecteerd
Het EBP-proces in stappen
Hoe onderzoek omzetten in de praktijk? 5 A’s
Appraise : beoordeel → passen de artikels bij jouw onderzoek?
Process of EBP
, • Probleem vertalen naar een onderzoeksvraag
• Is TEZ een effectieve methode voor pijnbestrijding tijdens een bevalling?
• Volgens PICO(T)/(S)/(D)-acronym
• Volgens PICO(T)/(S)/(D)-acronym
• P = population/patients
= de hoogzwangere vrouw
• I = interventie/zorgoptie/zorgcomponent
= TEZ
• C = controle/counter intervention
= geen pijnbestrijding/basale medicamenteuze pijnbestrijding
• O = outcomes (primair of secundair)
= minder pijnlijke bevalling
• T = timing
= tijdens de bevalling
• S = setting
= thuis
• D = design/specifieke stuiemethodologie
= gestandardiseerde metingen/experiment/interview/… (eigen keuze)
Zoeken naar relevante evidentie
• nagaan of er reeds gesynthetiseerde evidentie beschikbaar is (bestaande richtlijn,
systematic review..?).
Nee?
• principes van een systematische literatuurstudie toepassen
• PICO = leiddraad systematische zoektocht
Beoordelen van beschikbare evidentie
• Is de studie van goede kwaliteit?
• Zijn de uitkomsten belangrijk voor de praktijk?
• Hoe groot/sterk zijn de gevonden effecten?
• Hoe nauwkeurig zijn de schattingen?
• Hoe verhouden effecten zich tot kosten?
Integratie evidentie
• combinatie van bronnen
• evidentie
+ klinische expertise
, + kennis over klinische setting
+ faciliterende/hinderende factoren
+ patiëntenvoorkeur en – waarden
• integratie QT / QL onderzoek
Implementatie evidentie en evaluatie uitkomsten
• evidentiegebaseerde keuze/ klinische beslissing implementeren
• zijn de effect in de praktijk zoals verwacht?
• eventueel aanzet tot nieuwe onderzoeksvragen of nood aan verdieping of nuancering?
Tenslotte: EBP is een doorlopend proces
Paradigma’s en methoden in wetenschappelijk onderzoek
Paradigma
• overkoepelende visie, wereldbeeld, filosofie
• algemeen perspectief op de complexiteiten van de wereld
• manier om te kijken naar de ‘realiteit’
• set assumpties, ideeën, overtuigingen, waarden die richting geven aan onderzoek
• 3 paradigma’s van toepassing binnen vpk-vrdk
Positivistisch paradigma
• gefundeerd in exacte wetenschappen (fysica, chemie, wiskunde..)
• overtuiging dat feiten niet per toeval en ‘ad random’ optreden maar onderliggende
causaliteit (het een veroorzaakt het ander) kennen
• objectieve realiteit bestaat onafhankelijk van gedragingen of interpretaties van mensen
• meetbare, objectieve en generaliseerbare data
• objectiviteit = sleutelwoord
• kwantitatieve onderzoeksmethoden
• Reductionistische aanpak is noodzakelijk
• Fenomeen wordt gereduceerd tot bevattelijke elementen die objectief en meetbaar zijn,
alle verstorende factoren weghalen
, • Onderzoeker – neutrale positie, ontkoppeling tijdens het onderzoek- ‘outside’ research,
persoon is niet belangrijk en vervangbaar, er is een protocol
• Herhaalbaarheid is enorm belangrijk bij dit paradigma
Doel
Vinden van causale verbanden met onderzoeksmethoden die gebruik maken van een
gestructureerd, fixed design
• Onderzoek binnen positivisme richt zich op:
• het begrijpen van onderliggende mechanismen
• het begrijpen van oorzaak/gevolg
• objectiviteit, zo nauwkeurig mogelijk, controleer- en herhaalbaar
• het wegnemen/voorkomen van persoonlijke assumpties (want deze zorgen voor
vertekening), ruis wegnemen
• het gebruik van strikt gecontroleerde en gestructureerde onderzoeksmethoden
Tabel 1a: Assumpties van het positivistisch paradigma
Deductief → proberen een voorspelling te doen en dit te bevestigen
Constructivistisch paradigma
• ± tegenkanting t.o.v. positivisme
• Gaat uit van meerdere visies op de waarheid die subjectief zijn
• Realiteit is gebaseerd op hoe individuen hun wereld construeren
• Subjectiviteit = onvermijdelijk; Individuele perceptie = rijkdom
• Nadruk op begrijpen van de ‘betekenis’ die individuen aan iets geven
• Diverse meningen en interpretaties ≠ diverse realiteiten
• Fenomeen gezien door de ogen van de persoon; ‘inside’ research
• Kwalitatieve onderzoeksmethoden (flexibiliteit en interactie)
Tabel 1b: Assumpties van het constuctivistisch paradigma
,Dit perspectief stelt dat er meer dan 1 werkelijkheid is, niet alles is feitelijk.
Wie heeft het bekeken? Welke betekenis heeft de onderzoeker hieraan gegeven?
Pragmatisme
• Tussenweg tussen positivisme en constructivisme
• Methode waarbij de onderzoeker gebruik maakt van zowel QT als QL methodologie,
afhankelijk van het soort onderzoek
• Selectie van de meest gepaste aanpak voor de doelstelling
• ‘Best of both worlds’
• Triangulatie (alternatieve bronnen/methoden versterken elkaar)
Link paradigma’s- en onderzoeksmethoden
• onderzoeksmethode =
manier van structuur geven aan studie, datacollectie, data-analyse en – synthese
• 3 paradigma’s corresponderen elk met verschillende onderzoekstechnieken
• positivisme <-> kwantitatief (QT) onderzoek
• constructivisme <-> kwalitatief (QL) onderzoek
• pragmatisme <-> zowel QT als QL onderzoek
• niet 100% strikt gescheiden
Kwantitatieve onderzoeksmethoden
• traditionele, positivistische wetenschappelijke methode
• geordende, gedisciplineerde procedures voor datacollectie en – analyse
• deductieve redeneringen voor het formuleringen van voorspellingen (hypothesen) die in
de realiteit worden getest
• flow:
→ definitie vraag of probleem
→ selecteren van belangrijkste concepten
→ bepalen studiemethoden voor vinden van antwoorden
,SYSTEMATIEK
• Logische en opeenvolgende stappen, conform vast studieprotocol, vooraf opgesteld en
vastgelegd
CONTROLE
• methoden van controle worden ingebouwd in studie
• controle van situatie, context, experiment, controlegroep wordt per toeval bepaald
• minimaliseren van bronnen van bias (=vertekening)
• maximaliseren van precisie en validiteit
• Typisch voorbeeld: Randomised Controlled Trial (RCT)
EMPIRISCHE EVIDENTIE
• evidentie (=bewijslast) vindt zijn oorsprong in de objectieve realiteit
• gegevens komen voort uit observaties/vaststellingen (bijv. bloedwaarden)
• persoonlijk overtuigingen worden altijd vermeden
TYPE DATA
• doorgaans kwantitatieve data
→ numerieke informatie verkregen via metingen
• analyse via statistische methoden
GENERALISEERBAARHEID
• focus van onderzoek, altijd hier naar streven
BEPERKING
• meetbaarheid of kwantificeerbaarheid = gelimiteerd
niet alles is even gemakkelijk te meten en in getallen uit te drukken (bijv. Rouw)
• menselijke ervaringen zijn met QT onderzoek niet echt in de diepte te onderzoeken
Kwalitatieve onderzoeksmethoden
• passen binnen constructivisme
• erkennen complexiteit en mogelijkheid om ervaringen te creeëren
• uitgangspunt: er is niet één objectieve realiteit
• focus op menselijke ervaring → ‘lived experience’
• verzamelen & analyseren van kwalitatieve data; doorgaans narratief + subjectief
• beschouwen positivisme als reductionistisch; reductie van fenomeen
tot slechts enkele elementen; rijkdom van ervaringen gaat verloren
• hechten belang aan context, dynamiek, holisme, individuele ervaringen en inzichten
Methodieken voor data collectie en analyse zijn meestal:
• flexibel
• dynamisch
• evoluerend
• methodiek ontstaat tijdens studieverloop
• typerend zijn lange periode van datacollectie + analyse + inbedding in context (≈ field)
• datacollectie en –analyse verlopen vaak simultaan
BEPERKINGEN:
• mensen zijn het directe studie-object
, • mensen zijn het meetinstrument van de studie (dubbele rol; mogelijke bias)
• subjectiviteit speelt een rol in bevraging en analyses
• vaak kleine steekproeven; beperkte generaliseerbaarheid
Voorbeelden – paradigma’s
• Onderzoeksvraag 1:
“Wat zijn de effecten van cryotherapie op misselijkheid en het ontstaan van orale mucositis bij
patiënten die chemotherapie ondergaan?”
→ QT onderzoek – positivisme
→ focus op kwantificeerbare meting van concepten
• Onderzoeksvraag 2:
“Wat is het proces dat optreedt als ouders moeten omgaan met het overlijden van een kind?”
→ QL onderzoek – constructivisme
→ focus op rijkelijke beschrijving van ‘lived experience’
Tabel 2: Onderzoeksdoelstellingen en types onderzoeksvragen
Eens lezen, niet in detail kennen
Hoe bepalen wat de ‘beste’ evidentie is?
Evidentiehiërarchie
• wat is de beste of hoogste graad van onderzoek?
• initieel sterke berusting op RCT’s (gouden standaard)
• maar: sterke van evidentie hangt af van onderzoeksvraag
• hierarchisch model voor studiesdesigns
• hiërarchie op basis van gedegenheid van het onderzoek + generaliseerbaarheid
van de bevindingen
, Niveau 1: expert opinie
• basis van de hierarchie
• experten hebben variabele meningen → variatie in zorg
• de enige basis voor keuzes in de zorg indien totaal gebrek aan evidentie
• voorkeur aan consensusopinie (10 experts) vs single expert opinion
Niveau 2: één kwalitatieve studie
• essentiële waarde van QL onderzoek binnen EBP
• op lager niveau wegens minder rigoureuze (gecontroleerde) methodologie, meer
flexibiliteit in onderzoeksmethode
• focus op ervaring, voorkeur, interpretatie
Niveau 3: descriptieve, cross-sectionele studie
• descriptief = beschrijvend, niet verklarend!
• cross-sectioneel = dwarsdoorsnede, momentopname, niet longitudinaal
• vaak voorkomend design binnen verpleeg- en vroedkunde
• low effort, lower level of evidence
• bijv. Hoeveel bewoners hebben covid in WZC?
Niveau 4: case-control studie
• observationele studie
• groep personen: cases versus controls
• case = persoon die op moment X een uitkomst A heeft (longca+)
• control= persoon die op moment X uitkomst A niet heeft (longca-)
• terugblik in het verleden (retrospectief) naar exposure (rookgedrag)