Hoofdstuk 4. De behavioristische benadering
1. Je legt in eigen woorden de uitgangspunten van de behavioristische
benadering uit, vergelijkt die uitgangspunten met die van andere
psychologische benaderingen en duidt de verschillen en de gelijkenissen
aan.
2. Je legt in eigen woorden uit waar het om gaat in de nature-nurture-
discussie.
3. Je verbindt enkele belangrijke figuren met de behavioristische
benadering.
4. Je geeft aan hoe de behavioristische benadering is geëvolueerd en wat
de belangrijkste actuele tendensen daarin zijn.
5. Je legt in eigen woorden uit wat klassieke conditionering inhoudt en
illustreert dat aan de hand van een eigen voorbeeld.
6. Je legt in eigen woorden uit wat een ongeconditioneerde stimulus, een
geconditioneerde stimulus en een neutrale stimulus is en ook wat een
ongeconditioneerde reactie en een geconditioneerde reactie is, je legt de
relatie tussen die begrippen uit en illustreert die aan de hand van een
eigen voorbeeld.
7. Je legt met eigen woorden de bijkomende processen bij de klassieke
conditionering uit en illustreert die begrippen aan de hand van een eigen
voorbeeld.
8. Je legt in eigen woorden de verschillende factoren uit die een klassiek
conditioneringsproces beïnvloeden.
9. Je geeft aan op welke manier men binnen de hulpverlening
gebruikmaakt van klassieke conditionering en geeft aan hoe dat
voortbouwt op het leermodel van de klassieke conditionering.
10. Je legt in eigen woorden uit wat operante conditionering inhoudt en
illustreert dat aan de hand van een eigen voorbeeld.
11. Je legt in eigen woorden uit wat een antecedent, een behavior en een
consequent is, je legt de relatie tussen die begrippen uit en illustreert dat
aan de hand van een eigen voorbeeld.
12. Je legt in eigen woorden de wet van het effect uit.
13. Je legt in eigen woorden de verschillen tussen klassieke en operante
conditionering uit.
14. Je legt in eigen woorden de verschillende factoren uit die het operante
conditioneringsproces beïnvloeden.
15. Je legt in eigen woorden uit wat een positieve en een negatieve
bekrachtiger is, wat een positieve en een negatieve straf is, je omschrijft
de verschillende soorten bekrachtigers en bestraffers en illustreert die
begrippen aan de hand van een eigen voorbeeld.
16. Je legt met eigen woorden de bijkomende processen bij operante
conditionering uit en illustreert die begrippen aan de hand van een eigen
, voorbeeld.
17. Je geeft aan op welke manier men binnen de hulpverlening
gebruikmaakt van operante conditionering.
18. Je legt in eigen woorden de begrippen shaping, prompting, uitdoving
en token economy uit en geeft aan hoe dat voortbouwt op het paradigma
van de operante conditionering.
19. Je legt met eigen woorden uit wat sociaal leren inhoudt en geeft er een
eigen voorbeeld van.
20. Je geeft aan welke wetmatigheden er spelen bij sociaal leren en op
welke manier men daar in de hulpverlening gebruik van maakt.
1. Uitgangspunten en basisbegrippen
In 1913 riep John Watson in Psychology as the behaviorist views it op om
psychologie te richten op observeerbaar gedrag in plaats van innerlijke
processen. Hij vond dat alleen objectieve, experimentele methoden de
psychologie een echte wetenschap konden maken, vergelijkbaar met de
natuurwetenschappen.
a. Ons gedrag, gevoelens, gedachten en interacties
worden bepaald door allerlei externe prikkels in onze
omgeving
- Gedrag, gevoelens en gedachten worden volgens het behaviorisme
bepaald door prikkels uit de omgeving, niet door het individu zelf.
- Het is periferalistisch: gedrag komt voort uit externe invloeden, niet
uit innerlijke processen.
- Persoonlijkheidsverschillen bestaan volgens Skinner niet; mensen
reageren op prikkels zoals marionetten.
- Gedrag wordt aangeleerd door beloning of bekrachtiging uit het
verleden.
- Het behaviorisme ontkent vrije wil en ziet de mens als een
voorspelbare machine die reageert op externe krachten.
b. Ons gedrag, gevoelens, gedachten en interacties
worden bepaald door wat we geleerd hebben
- Het klassieke behaviorisme gaat ervan uit dat mensen als een blanco
blad (tabula rasa) geboren worden, zonder aangeboren
eigenschappen.
- Alle gedragingen, gevoelens en gedachten ontstaan door ervaring en
leren.
- Dit is een optimistische visie: als gedrag aangeleerd is, kan ongewenst
of afwijkend gedrag ook weer afgeleerd en vervangen worden door
aangepast gedrag.
- Er is geen wezenlijk verschil tussen mens en dier: beide reageren op
prikkels volgens dezelfde principes.
1. Je legt in eigen woorden de uitgangspunten van de behavioristische
benadering uit, vergelijkt die uitgangspunten met die van andere
psychologische benaderingen en duidt de verschillen en de gelijkenissen
aan.
2. Je legt in eigen woorden uit waar het om gaat in de nature-nurture-
discussie.
3. Je verbindt enkele belangrijke figuren met de behavioristische
benadering.
4. Je geeft aan hoe de behavioristische benadering is geëvolueerd en wat
de belangrijkste actuele tendensen daarin zijn.
5. Je legt in eigen woorden uit wat klassieke conditionering inhoudt en
illustreert dat aan de hand van een eigen voorbeeld.
6. Je legt in eigen woorden uit wat een ongeconditioneerde stimulus, een
geconditioneerde stimulus en een neutrale stimulus is en ook wat een
ongeconditioneerde reactie en een geconditioneerde reactie is, je legt de
relatie tussen die begrippen uit en illustreert die aan de hand van een
eigen voorbeeld.
7. Je legt met eigen woorden de bijkomende processen bij de klassieke
conditionering uit en illustreert die begrippen aan de hand van een eigen
voorbeeld.
8. Je legt in eigen woorden de verschillende factoren uit die een klassiek
conditioneringsproces beïnvloeden.
9. Je geeft aan op welke manier men binnen de hulpverlening
gebruikmaakt van klassieke conditionering en geeft aan hoe dat
voortbouwt op het leermodel van de klassieke conditionering.
10. Je legt in eigen woorden uit wat operante conditionering inhoudt en
illustreert dat aan de hand van een eigen voorbeeld.
11. Je legt in eigen woorden uit wat een antecedent, een behavior en een
consequent is, je legt de relatie tussen die begrippen uit en illustreert dat
aan de hand van een eigen voorbeeld.
12. Je legt in eigen woorden de wet van het effect uit.
13. Je legt in eigen woorden de verschillen tussen klassieke en operante
conditionering uit.
14. Je legt in eigen woorden de verschillende factoren uit die het operante
conditioneringsproces beïnvloeden.
15. Je legt in eigen woorden uit wat een positieve en een negatieve
bekrachtiger is, wat een positieve en een negatieve straf is, je omschrijft
de verschillende soorten bekrachtigers en bestraffers en illustreert die
begrippen aan de hand van een eigen voorbeeld.
16. Je legt met eigen woorden de bijkomende processen bij operante
conditionering uit en illustreert die begrippen aan de hand van een eigen
, voorbeeld.
17. Je geeft aan op welke manier men binnen de hulpverlening
gebruikmaakt van operante conditionering.
18. Je legt in eigen woorden de begrippen shaping, prompting, uitdoving
en token economy uit en geeft aan hoe dat voortbouwt op het paradigma
van de operante conditionering.
19. Je legt met eigen woorden uit wat sociaal leren inhoudt en geeft er een
eigen voorbeeld van.
20. Je geeft aan welke wetmatigheden er spelen bij sociaal leren en op
welke manier men daar in de hulpverlening gebruik van maakt.
1. Uitgangspunten en basisbegrippen
In 1913 riep John Watson in Psychology as the behaviorist views it op om
psychologie te richten op observeerbaar gedrag in plaats van innerlijke
processen. Hij vond dat alleen objectieve, experimentele methoden de
psychologie een echte wetenschap konden maken, vergelijkbaar met de
natuurwetenschappen.
a. Ons gedrag, gevoelens, gedachten en interacties
worden bepaald door allerlei externe prikkels in onze
omgeving
- Gedrag, gevoelens en gedachten worden volgens het behaviorisme
bepaald door prikkels uit de omgeving, niet door het individu zelf.
- Het is periferalistisch: gedrag komt voort uit externe invloeden, niet
uit innerlijke processen.
- Persoonlijkheidsverschillen bestaan volgens Skinner niet; mensen
reageren op prikkels zoals marionetten.
- Gedrag wordt aangeleerd door beloning of bekrachtiging uit het
verleden.
- Het behaviorisme ontkent vrije wil en ziet de mens als een
voorspelbare machine die reageert op externe krachten.
b. Ons gedrag, gevoelens, gedachten en interacties
worden bepaald door wat we geleerd hebben
- Het klassieke behaviorisme gaat ervan uit dat mensen als een blanco
blad (tabula rasa) geboren worden, zonder aangeboren
eigenschappen.
- Alle gedragingen, gevoelens en gedachten ontstaan door ervaring en
leren.
- Dit is een optimistische visie: als gedrag aangeleerd is, kan ongewenst
of afwijkend gedrag ook weer afgeleerd en vervangen worden door
aangepast gedrag.
- Er is geen wezenlijk verschil tussen mens en dier: beide reageren op
prikkels volgens dezelfde principes.