SAMENVATTING GODSDIENST
HOOFDSTUK 1: GODSDIENST EN ZILL
1.1 OMSCHRIJVING VAN DE 4 ONTWIKKELINGSTHEMA’S:
1. Vertrouwen en wantrouwen, mogelijkheden en beperkingen.
ik ontdek, doorheen mogelijkheden en beperkingen, dat vertrouwen kan
groeien in mezelf en in andere mensen en dat dit voor christenen kan groeien
dankzij een liefdevolle God.
2. Verbondenheid met zichzelf, anderen, gemeenschappen, natuur en cultuur.
Ik ontwikkel een cultuur van innerlijkheid. Ik groei in verbondenheid met
mezelf, anderen en gemeenschappen en ontdek hoe God voor christenen bron
van liefde is. Ik kom tot bewondering voor het scheppingswerk van God en
mens.
3. Gevoeligheid voor goed en kwaad.
Ik ga bewust om met goed en kwaad. Ik laat me inspireren door Jezus en
mensen die zoals hij anderen liefhebben in hun kwetsbaarheid en kracht.
4. Openkomen voor geloofstaal, symboliek en rituelen.
Ik word vertrouwd met symbolen, geloofstaal, Bijbelverhalen, rituelen en
vieringen. Hierin kom ik een diepere dimensie van het leven op het spoor.
1.2 OMSCHRIJVING VAN DE DRIE ‘GROTE GEBIEDEN’ OF LEERLIJNEN IN ZILL:
1. (levens)ervaringen die je ter sprake brengt via een impuls, verhalen of eigen
belevingen.
2. Uitdrukkelijke geloofstaal (in geloofsverhalen, gods- en Jezusbeelden,…).
3. Rituelen, feesten en symboliek beleven.
HOOFDSTUK 3: WAAROM VIEREN WE FEEST?
3.1 FEESTEN
Feesten hebben altijd een aanleiding
Feesten brengen mensen samen (samenhorigheid/verbondenheid)
Feesten geven structuur aan het leven
Feesten worden gevierd rond een betekenisvolle gebeurtenis
Feesten zijn verbonden met het ritme van de tijd
Feesten hebben hun specifieke rituelen
1. Algemene belevingslaag:
- In wanneer en in welke tijd van het jaar valt het feest?
- Wat gebeurt er deze periode in de natuur?
- Welke activiteiten horen bij dit feest?
- Wat eet jij bij dit feest?
- Is er specifieke kledij?
, 2. Symbolische belevingslaag:
- Welke kleuren, voorwerpen, symbolen, rituelen horen bij dit feest?
- Welke gebruiken, tradities en symbolen passen bij dit feest?
3. Levensbeschouwelijke belevingslaag:
- Waar gaat het bij het feest om?
- Wat wordt er gevierd en wat is de betekenis?
- Wat staat centraal?
- Welke levensbeschouwelijke verhalen passen bij dit feest?
- Welke liedjes horen erbij?
BELEVINGSLAGEN BIJ KLEUTERS
Peuters en kleuters beleven de algemene belevingslaag
- Ze ervaren dat de natuur stilvalt en in wintermodus gaat.
- Ze gaan met familie naar het kerkhof, maar begrijpen het concept ‘dood’ of
‘sterven’ nog niet (peuters).
Kleuters: gevoeligheid voor symbolische belevingslaag
- Participatief geloof: families maken de graven schoon, plaatsen chrysanten,
kaarsen en andere aandenken op de graven. Ze ervaren dat een kaarsje en
bloemen op het graf zetten iets bijzonders is.
- Magisch denken: Martin (4j) aan het graf van zijn grootvader: “Heeft pa hier dan
een holletje gegraven?” Ja, hij gaat hier voor altijd slapen.
- Hier passen prentenboeken over afscheid nemen en sterven op kleuterniveau
instap via prentenboeken over (huis)dieren. Verhalen over het afscheid nemen
van een persoon kunnen later nog aan bod komen.
Levensbeschouwelijke belevingslaag
- Kleuters zijn nog niet vatbaar voor levensbeschouwelijke belevingslaag en de
diepere, religieuze betekenis van feestdagen.
DRIE BELEVINGSLAGEN VAN DE ADVENT
1. Algemene belevingslaag:
Natuur valt stil
Dagen worden korter
Sneller donker
2. Symbolische belevingslaag:
Straten worden verlicht
Mensen verlichten hun huis (binnen & buiten)
Kransen aan de deur
Adventskrans met 4 kaarsen
3. Levensbeschouwelijke belevingslaag:
Het feest draait om het uitkijken naar de geboorte van Jezus
4 kaarsen symboliseren Jezus als ‘lichtpuntje’ voor de wereld
Groene takken: symbool voor nieuw leven
Verhalen vd aankondiging van Jezus’ geboorte
, 3.2 FEESTEN IN DE KLEUTERKLAS
Begin en einde vh schooljaar
Grootouderfeest
Schoolfeest
Verjaardagen
Een thema feestelijk afsluiten
Geboorte broertje / zusje
Feesten vh liturgisch jaar:
o Allerheiligen / Allerzielen
o Advent
o Kerstmis
o Doopsel van Jezus
o Driekoning
o Lichtmis
o Veertigdagentijd
o Goede Week
o Pasen
Heiligen
o St. Fransiscus
o Sint Nicolaas
o Sint Maarten
o Maria
3.3 VAN FEEST TOT VIERING
Het verschil tussen ‘feesten’ en ‘vieren’?
Een viering is steeds gekoppeld aan een levensbeschouwelijke/godsdienstige
dimensie uit een levensbeschouwelijke traditie.
Je spreekt van ‘vieren’ wanneer het feest verbonden kan worden aan een traditie
(3e belevingslaag).
ADVENT EN KERST VOORBEREIDEN EN VIEREN MET PEUTERS
Het gevoelsmatige/de beleving aanspreken: klas inkleden
Wat is er reeds aanwezig in de klas?
Eenvoudige symboliek van het licht:
o 4 lichtjes aansteken/branden terwijl we wachten op Kerstmis (eenvoudige
adventskrans)
o Observatie van het vlammetje van de kaars (+ beweging vh vlammetje
nadoen).
Vanaf 2e week Advent: stukjes vh kerstverhaal vertellen + eventueel verwerking
(bv. Sterren vissen in zandtafel).
Verteltafel pet peg dolls + spel met peg dolls (loose parts – symbolic play)
Kerstverhaal in de hoeken (bouwhoek + dierenfiguren, ezel, os, schaap; baby
verzorgen in huishoek).
Thema ‘op reis vertrekken’
3.4 RITUELEN EN KENMERKEN
HOOFDSTUK 1: GODSDIENST EN ZILL
1.1 OMSCHRIJVING VAN DE 4 ONTWIKKELINGSTHEMA’S:
1. Vertrouwen en wantrouwen, mogelijkheden en beperkingen.
ik ontdek, doorheen mogelijkheden en beperkingen, dat vertrouwen kan
groeien in mezelf en in andere mensen en dat dit voor christenen kan groeien
dankzij een liefdevolle God.
2. Verbondenheid met zichzelf, anderen, gemeenschappen, natuur en cultuur.
Ik ontwikkel een cultuur van innerlijkheid. Ik groei in verbondenheid met
mezelf, anderen en gemeenschappen en ontdek hoe God voor christenen bron
van liefde is. Ik kom tot bewondering voor het scheppingswerk van God en
mens.
3. Gevoeligheid voor goed en kwaad.
Ik ga bewust om met goed en kwaad. Ik laat me inspireren door Jezus en
mensen die zoals hij anderen liefhebben in hun kwetsbaarheid en kracht.
4. Openkomen voor geloofstaal, symboliek en rituelen.
Ik word vertrouwd met symbolen, geloofstaal, Bijbelverhalen, rituelen en
vieringen. Hierin kom ik een diepere dimensie van het leven op het spoor.
1.2 OMSCHRIJVING VAN DE DRIE ‘GROTE GEBIEDEN’ OF LEERLIJNEN IN ZILL:
1. (levens)ervaringen die je ter sprake brengt via een impuls, verhalen of eigen
belevingen.
2. Uitdrukkelijke geloofstaal (in geloofsverhalen, gods- en Jezusbeelden,…).
3. Rituelen, feesten en symboliek beleven.
HOOFDSTUK 3: WAAROM VIEREN WE FEEST?
3.1 FEESTEN
Feesten hebben altijd een aanleiding
Feesten brengen mensen samen (samenhorigheid/verbondenheid)
Feesten geven structuur aan het leven
Feesten worden gevierd rond een betekenisvolle gebeurtenis
Feesten zijn verbonden met het ritme van de tijd
Feesten hebben hun specifieke rituelen
1. Algemene belevingslaag:
- In wanneer en in welke tijd van het jaar valt het feest?
- Wat gebeurt er deze periode in de natuur?
- Welke activiteiten horen bij dit feest?
- Wat eet jij bij dit feest?
- Is er specifieke kledij?
, 2. Symbolische belevingslaag:
- Welke kleuren, voorwerpen, symbolen, rituelen horen bij dit feest?
- Welke gebruiken, tradities en symbolen passen bij dit feest?
3. Levensbeschouwelijke belevingslaag:
- Waar gaat het bij het feest om?
- Wat wordt er gevierd en wat is de betekenis?
- Wat staat centraal?
- Welke levensbeschouwelijke verhalen passen bij dit feest?
- Welke liedjes horen erbij?
BELEVINGSLAGEN BIJ KLEUTERS
Peuters en kleuters beleven de algemene belevingslaag
- Ze ervaren dat de natuur stilvalt en in wintermodus gaat.
- Ze gaan met familie naar het kerkhof, maar begrijpen het concept ‘dood’ of
‘sterven’ nog niet (peuters).
Kleuters: gevoeligheid voor symbolische belevingslaag
- Participatief geloof: families maken de graven schoon, plaatsen chrysanten,
kaarsen en andere aandenken op de graven. Ze ervaren dat een kaarsje en
bloemen op het graf zetten iets bijzonders is.
- Magisch denken: Martin (4j) aan het graf van zijn grootvader: “Heeft pa hier dan
een holletje gegraven?” Ja, hij gaat hier voor altijd slapen.
- Hier passen prentenboeken over afscheid nemen en sterven op kleuterniveau
instap via prentenboeken over (huis)dieren. Verhalen over het afscheid nemen
van een persoon kunnen later nog aan bod komen.
Levensbeschouwelijke belevingslaag
- Kleuters zijn nog niet vatbaar voor levensbeschouwelijke belevingslaag en de
diepere, religieuze betekenis van feestdagen.
DRIE BELEVINGSLAGEN VAN DE ADVENT
1. Algemene belevingslaag:
Natuur valt stil
Dagen worden korter
Sneller donker
2. Symbolische belevingslaag:
Straten worden verlicht
Mensen verlichten hun huis (binnen & buiten)
Kransen aan de deur
Adventskrans met 4 kaarsen
3. Levensbeschouwelijke belevingslaag:
Het feest draait om het uitkijken naar de geboorte van Jezus
4 kaarsen symboliseren Jezus als ‘lichtpuntje’ voor de wereld
Groene takken: symbool voor nieuw leven
Verhalen vd aankondiging van Jezus’ geboorte
, 3.2 FEESTEN IN DE KLEUTERKLAS
Begin en einde vh schooljaar
Grootouderfeest
Schoolfeest
Verjaardagen
Een thema feestelijk afsluiten
Geboorte broertje / zusje
Feesten vh liturgisch jaar:
o Allerheiligen / Allerzielen
o Advent
o Kerstmis
o Doopsel van Jezus
o Driekoning
o Lichtmis
o Veertigdagentijd
o Goede Week
o Pasen
Heiligen
o St. Fransiscus
o Sint Nicolaas
o Sint Maarten
o Maria
3.3 VAN FEEST TOT VIERING
Het verschil tussen ‘feesten’ en ‘vieren’?
Een viering is steeds gekoppeld aan een levensbeschouwelijke/godsdienstige
dimensie uit een levensbeschouwelijke traditie.
Je spreekt van ‘vieren’ wanneer het feest verbonden kan worden aan een traditie
(3e belevingslaag).
ADVENT EN KERST VOORBEREIDEN EN VIEREN MET PEUTERS
Het gevoelsmatige/de beleving aanspreken: klas inkleden
Wat is er reeds aanwezig in de klas?
Eenvoudige symboliek van het licht:
o 4 lichtjes aansteken/branden terwijl we wachten op Kerstmis (eenvoudige
adventskrans)
o Observatie van het vlammetje van de kaars (+ beweging vh vlammetje
nadoen).
Vanaf 2e week Advent: stukjes vh kerstverhaal vertellen + eventueel verwerking
(bv. Sterren vissen in zandtafel).
Verteltafel pet peg dolls + spel met peg dolls (loose parts – symbolic play)
Kerstverhaal in de hoeken (bouwhoek + dierenfiguren, ezel, os, schaap; baby
verzorgen in huishoek).
Thema ‘op reis vertrekken’
3.4 RITUELEN EN KENMERKEN