INFECTIEPREVENTIE
Inleiding:
Practicum handen wassen = VERPLICHT
➔ Onderverdeling staat op canvas + voorbereidende video
Algemene practicum: zelfde regels van in het UZ, voorbereiding maken...
(Frasaco gebit, wangen en instrumenten set niet meenemen)
Kennen voor examen → kijk naar de leerdoelen!!
HOOFDSTUK 1 => ALGEMENE INFECTIELEER
1. Commensale en pathogene flora
2. Medische microbiologie
3. Infectie
4. Immuniteit
1) Commensale en pathogene flora
Commensale flora = gezonde flora
= Micro-organismen (bacteriën) die het normaal functioneren van ons lichaam mogelijk maken
Bv. darmflora, huidflora, mondflora
- Direct na de geboorte
- Evolutie beïnvloed door: leefomgeving, medicatie en gezondheid
- Symbiose
→ Wederzijds voordeel gastheer – m.o.
→Essentieel voor fysiologisch normale functies
- Belangrijk voor:
→Evenwichtige immuunrespons
→Bescherming tegen infecties
Wanneer commensalen pathogeen worden?
- Onder bepaalde omstandigheden
➔ Voorbeeld: Candida albicans
- Dysbiose = verstoring van het microbieel
evenwicht
Pathogene flora = potentieel schadelijk
- Ziekte veroorzaken
- Bacteriën, virussen en schimmels
Commensale flora = gezonde flora
, Huidflora:
- Residente huidflora (altijd)
➔ Afweermechanisme tegen indringers
➔ Deel van gezonde huidomgeving
- Transiëte huidflora (tijdelijk)
➔ Huidkwaliteit en gezondheid van gastheer van belang
➔ Kan infectie veroorzaken
Mond:
- Bestaat uit bacteriën, schimmels en virussen
- Leven in symbiose binnen mondholte
- Eerste verdedigingslinie
- Belangrijk voor behoud van orale homeostase
- Functies:
➔ afbraak van voedselresten
➔ regulatie van pH in de mond
➔ preventie van kolonisatie door pathogenen
Invloeden op de samenstelling van de mondflora:
- Voeding: suikerrijke voeding → bevordert Streptococcus mutans
- Mondhygiëne: slecht poetsen en geen interdentale reiniging → plaquevorming & dysbiose
- Leefstijl: stress en darmgezondheid beïnvloeden mondflora
- Medicatiegebruik: o.a. antibiotica en antiseptische mondspoelingen → verstoren
microbieel evenwicht
- Gevolgen van dysbiose: gingivitis, parodontitis, cariës, halitose
2) Medische microbiologie
Belang => Inzicht in rol en werking van micro-organismen in de orale omgeving
Medische biologie:
• Medisch => Organismen met een ziekteverwekkend vermogen
• Micro => Levende organismen die niet met het blote oog kunnen worden gezien
• Biologie => De studie van de levende organismen
Indeling medische microbiologie:
◼ Bacteriologie: Bestudeert bacteriën, ééncellige prokaryote organismen
◼ Virologie: Bestudeert virussen, infectieuze agentia die voor hun metabolisme en
vermeerdering afhankelijk zijn van een gastheer
◼ Parasitologie: Bestudeert parasieten, eukaryote organismen die ten koste van de
gastheer leven
◼ Mycologie: Bestudeert gisten en schimmels, meercellige eukaryote organismen
Bacteriën:
, - Menselijke cellen: eukaryote cellen
➔ Met celkern
- Bacteriën: prokaryote cellen
➔ Geen celkern
➔ Ééncellig
➔ DNA drijft los in het cytoplasma
Bacteriën = prokaryote cel
- Celmembraan: dun vlies omheen het cytoplasma
- Celwand: rondom het celmembraan (niet altijd)
- Kapsel: slijmlaag (bescherming)
- Cytoplasma: vloeistof met organellen
- Organellen: zorgen voor de stofwisseling van de cel en het transport van stoffen
(bv. ribosomen)
- Chromosomen: dragers van DNA
- Flagella: zorgen voor de voortbeweging van de cel
- Pili: haarachtige structuren
- Fimbria: korte pili om zich vast te houden
Voedingswijze:
- Autotroof = zelfvoorzienend
→Energie uit anorganische stoffen (waterstof,
ammoniak, of ijzer)
→Zonlicht (fotosynthese)
- Heterotroof = halen voedingsstoffen uit andere organismen
Vorm:
- Coccen (bolvormig)
- Bacillen (staafvormig)
- Spirillen (spiraalvormig
Gramkleuring:
◼ Zichtbaar maken onder microscoop
◼ Gram +: blauwpaars
- Dikke peptidoglycanen celwand
- Houdt kleurstof vast tijdens spoelen met alcohol
◼ Gram -: rood
- Dunne peptidoglycanen laag
- Buitenmembraan bestaat uit lipopolysachariden (LPS)
- Ontkleurt tijdens het spoelen
Gramkleurig:
, ➔ Klinische relevantie van de celwand
- Celwandstructuur bepaalt ziekteverwekkend vermogen
- Verschillen tussen gramnegatief en grampositief
(zie dia 18 voor tekening)
Zuurstofafhankelijkheid:
- Aerobe bacteriën (zuurstof nodig om te groeien)
- Anaerobe bacteriën (groeit enkel in afwezigheid van zuurstof)
- Facultatief anaerobe (met en zuurstof zuurstof)
- Micro-aerofiel (zeer weinig zuurstof nodig)
Soorten micro-organismen:
- Voedingsstoffen
- Vocht
- Zuurstof
- Temperatuur
Bacteriële groei en deling:
- Temperatuur tussen 20°C en 45°C
- Piek rond 37°C
- Donker en vochtig milieu
- Celdeling elke 20 minuten
Virussen:
➔ Infectieuze agentia, afhankelijk van de gastheer
➔ Bevinden zich op grensvlak tussen leven en niet- leven
➔ Geen eigen energieproductie of replicatie
➔ Levenskenmerken pas bij infectie gastheercel
➔ Infecteren mensen, dieren, planten, ...
➔ Voorbeelden: adenovirussen, herpesvirussen, pokkenvirussen,
Virussen bestaan uit:
• Genoom:
- Genetische informatie
- DNA of RNA-molecule
• Capside:
- complexe eiwitstructuur (bescherming)
• Enveloppe (optioneel):
- Lipidenmembraam
- Bevat virale eiwitten die belangrijk zijn voor
het infecteren van de gastheer
Naakte virussen of capside virussen:
Inleiding:
Practicum handen wassen = VERPLICHT
➔ Onderverdeling staat op canvas + voorbereidende video
Algemene practicum: zelfde regels van in het UZ, voorbereiding maken...
(Frasaco gebit, wangen en instrumenten set niet meenemen)
Kennen voor examen → kijk naar de leerdoelen!!
HOOFDSTUK 1 => ALGEMENE INFECTIELEER
1. Commensale en pathogene flora
2. Medische microbiologie
3. Infectie
4. Immuniteit
1) Commensale en pathogene flora
Commensale flora = gezonde flora
= Micro-organismen (bacteriën) die het normaal functioneren van ons lichaam mogelijk maken
Bv. darmflora, huidflora, mondflora
- Direct na de geboorte
- Evolutie beïnvloed door: leefomgeving, medicatie en gezondheid
- Symbiose
→ Wederzijds voordeel gastheer – m.o.
→Essentieel voor fysiologisch normale functies
- Belangrijk voor:
→Evenwichtige immuunrespons
→Bescherming tegen infecties
Wanneer commensalen pathogeen worden?
- Onder bepaalde omstandigheden
➔ Voorbeeld: Candida albicans
- Dysbiose = verstoring van het microbieel
evenwicht
Pathogene flora = potentieel schadelijk
- Ziekte veroorzaken
- Bacteriën, virussen en schimmels
Commensale flora = gezonde flora
, Huidflora:
- Residente huidflora (altijd)
➔ Afweermechanisme tegen indringers
➔ Deel van gezonde huidomgeving
- Transiëte huidflora (tijdelijk)
➔ Huidkwaliteit en gezondheid van gastheer van belang
➔ Kan infectie veroorzaken
Mond:
- Bestaat uit bacteriën, schimmels en virussen
- Leven in symbiose binnen mondholte
- Eerste verdedigingslinie
- Belangrijk voor behoud van orale homeostase
- Functies:
➔ afbraak van voedselresten
➔ regulatie van pH in de mond
➔ preventie van kolonisatie door pathogenen
Invloeden op de samenstelling van de mondflora:
- Voeding: suikerrijke voeding → bevordert Streptococcus mutans
- Mondhygiëne: slecht poetsen en geen interdentale reiniging → plaquevorming & dysbiose
- Leefstijl: stress en darmgezondheid beïnvloeden mondflora
- Medicatiegebruik: o.a. antibiotica en antiseptische mondspoelingen → verstoren
microbieel evenwicht
- Gevolgen van dysbiose: gingivitis, parodontitis, cariës, halitose
2) Medische microbiologie
Belang => Inzicht in rol en werking van micro-organismen in de orale omgeving
Medische biologie:
• Medisch => Organismen met een ziekteverwekkend vermogen
• Micro => Levende organismen die niet met het blote oog kunnen worden gezien
• Biologie => De studie van de levende organismen
Indeling medische microbiologie:
◼ Bacteriologie: Bestudeert bacteriën, ééncellige prokaryote organismen
◼ Virologie: Bestudeert virussen, infectieuze agentia die voor hun metabolisme en
vermeerdering afhankelijk zijn van een gastheer
◼ Parasitologie: Bestudeert parasieten, eukaryote organismen die ten koste van de
gastheer leven
◼ Mycologie: Bestudeert gisten en schimmels, meercellige eukaryote organismen
Bacteriën:
, - Menselijke cellen: eukaryote cellen
➔ Met celkern
- Bacteriën: prokaryote cellen
➔ Geen celkern
➔ Ééncellig
➔ DNA drijft los in het cytoplasma
Bacteriën = prokaryote cel
- Celmembraan: dun vlies omheen het cytoplasma
- Celwand: rondom het celmembraan (niet altijd)
- Kapsel: slijmlaag (bescherming)
- Cytoplasma: vloeistof met organellen
- Organellen: zorgen voor de stofwisseling van de cel en het transport van stoffen
(bv. ribosomen)
- Chromosomen: dragers van DNA
- Flagella: zorgen voor de voortbeweging van de cel
- Pili: haarachtige structuren
- Fimbria: korte pili om zich vast te houden
Voedingswijze:
- Autotroof = zelfvoorzienend
→Energie uit anorganische stoffen (waterstof,
ammoniak, of ijzer)
→Zonlicht (fotosynthese)
- Heterotroof = halen voedingsstoffen uit andere organismen
Vorm:
- Coccen (bolvormig)
- Bacillen (staafvormig)
- Spirillen (spiraalvormig
Gramkleuring:
◼ Zichtbaar maken onder microscoop
◼ Gram +: blauwpaars
- Dikke peptidoglycanen celwand
- Houdt kleurstof vast tijdens spoelen met alcohol
◼ Gram -: rood
- Dunne peptidoglycanen laag
- Buitenmembraan bestaat uit lipopolysachariden (LPS)
- Ontkleurt tijdens het spoelen
Gramkleurig:
, ➔ Klinische relevantie van de celwand
- Celwandstructuur bepaalt ziekteverwekkend vermogen
- Verschillen tussen gramnegatief en grampositief
(zie dia 18 voor tekening)
Zuurstofafhankelijkheid:
- Aerobe bacteriën (zuurstof nodig om te groeien)
- Anaerobe bacteriën (groeit enkel in afwezigheid van zuurstof)
- Facultatief anaerobe (met en zuurstof zuurstof)
- Micro-aerofiel (zeer weinig zuurstof nodig)
Soorten micro-organismen:
- Voedingsstoffen
- Vocht
- Zuurstof
- Temperatuur
Bacteriële groei en deling:
- Temperatuur tussen 20°C en 45°C
- Piek rond 37°C
- Donker en vochtig milieu
- Celdeling elke 20 minuten
Virussen:
➔ Infectieuze agentia, afhankelijk van de gastheer
➔ Bevinden zich op grensvlak tussen leven en niet- leven
➔ Geen eigen energieproductie of replicatie
➔ Levenskenmerken pas bij infectie gastheercel
➔ Infecteren mensen, dieren, planten, ...
➔ Voorbeelden: adenovirussen, herpesvirussen, pokkenvirussen,
Virussen bestaan uit:
• Genoom:
- Genetische informatie
- DNA of RNA-molecule
• Capside:
- complexe eiwitstructuur (bescherming)
• Enveloppe (optioneel):
- Lipidenmembraam
- Bevat virale eiwitten die belangrijk zijn voor
het infecteren van de gastheer
Naakte virussen of capside virussen: