Leerpad ethologie: examen leerstof
4 vormen van leren:
1. Niet-associatief leren
Habituatie
Sensitisatie
2. Associatief leren
Pavloviaanse/ klassieke conditionering
Operante conditionering)
3. Exploratorisch leren
4. Sociaal leren
1. Niet-associatief leren/ one-event learning
De reactie op een stimulus verandert omdat het dier deze stimulus
eerder heeft meegemaakt.
Er is geen associatie met een andere gebeurtenis (zoals beloning of
straf).
Twee vormen:
o Habituatie: afname van reactie.
o Sensitisatie: toename van reactie
1) Habituatie
het proces waarbij een dier steeds minder reageert op een
herhaalde, onbelangrijke stimulus.
Doel: onnodige prikkels filteren om tijd, energie en aandacht te
besparen.
Laat dieren/mensen toe om irrelevante signalen te negeren en
zich te focussen op belangrijke stimuli.
Treedt op wanneer een stimulus herhaald wordt zonder dat er
iets betekenisvols volgt.
= Voorbeelden
Paard & ruisende bladeren: reageert eerst angstig, maar stopt
daarmee wanneer blijkt dat er geen gevaar volgt.
Alarmkreten bij dieren: dieren stoppen alarmen te geven
wanneer ze gewend raken aan soorten die géén predatoren zijn (bv.
prairiehonden bij wandelaars).
Geluid van straatverkeer: iemand die verhuist hoort in het begin
elk voertuig, maar raakt eraan gewend.
Onderzoekers in het veld: dieren zoals
chimpansees moeten wennen aan de
aanwezigheid van onderzoekers (zoals bij
Jane Goodall).
, 2) Sensitisatie
Sensitisatie is het omgekeerde van habituatie.
Het dier gaat steeds sterker reageren op een herhaalde stimulus
of na een intense/irriterende gebeurtenis.
Ook een kleine verandering in een stimulus kan sensitisatie
uitlokken, zelfs als het dier eerder gehabitueerd was.
Individuele verschillen spelen een rol: sommige dieren wennen aan
prikkels, andere worden juist gevoeliger.
= Voorbeelden
Zeeslang & elektrische schok: na een schok trekt de slang zijn
kieuw veel sterker terug bij een lichte aanraking.
Pup & stofzuiger: een pup die gewend was aan een normale
stofzuiger kan gesensitiseerd raken als het
apparaat plots een luid, abnormaal geluid
maakt.
Boswandeling: je bent gewend aan de
bosgeluiden, maar bij het plots breken van
een tak word je meteen alert.
2. Associatief leren
Bij associatief leren leert een dier een stimulus/gebeurtenis te
koppelen aan een andere.
o Klassieke (Pavloviaanse) conditionering: associatie
tussen twee stimuli.
o Instrumentele/operante conditionering: associatie tussen
gedrag en de gevolgen ervan (beloning of straf).
1) Klassiek (Pavloviaanse) conditionering
Genoemd naar Ivan Pavlov, die ontdekte dat honden niet alleen
speekselen bij voedsel, maar ook bij voorafgaande signalen.
Klassieke conditionering berust op een aangeboren verband tussen:
o Onvoorwaardelijke stimulus (OS) → Iets dat vanzelf een
rectie uitlokt
Onvoorwaardelijke respons (OR) → automatische reactie
Wanneer een neutrale stimulus herhaaldelijk samen met de OS
wordt aangeboden:
o Wordt de neutrale stimulus een voorwaardelijke stimulus
(VS).
o Roept deze na verloop van tijd een voorwaardelijke respons
(VR) op.
4 vormen van leren:
1. Niet-associatief leren
Habituatie
Sensitisatie
2. Associatief leren
Pavloviaanse/ klassieke conditionering
Operante conditionering)
3. Exploratorisch leren
4. Sociaal leren
1. Niet-associatief leren/ one-event learning
De reactie op een stimulus verandert omdat het dier deze stimulus
eerder heeft meegemaakt.
Er is geen associatie met een andere gebeurtenis (zoals beloning of
straf).
Twee vormen:
o Habituatie: afname van reactie.
o Sensitisatie: toename van reactie
1) Habituatie
het proces waarbij een dier steeds minder reageert op een
herhaalde, onbelangrijke stimulus.
Doel: onnodige prikkels filteren om tijd, energie en aandacht te
besparen.
Laat dieren/mensen toe om irrelevante signalen te negeren en
zich te focussen op belangrijke stimuli.
Treedt op wanneer een stimulus herhaald wordt zonder dat er
iets betekenisvols volgt.
= Voorbeelden
Paard & ruisende bladeren: reageert eerst angstig, maar stopt
daarmee wanneer blijkt dat er geen gevaar volgt.
Alarmkreten bij dieren: dieren stoppen alarmen te geven
wanneer ze gewend raken aan soorten die géén predatoren zijn (bv.
prairiehonden bij wandelaars).
Geluid van straatverkeer: iemand die verhuist hoort in het begin
elk voertuig, maar raakt eraan gewend.
Onderzoekers in het veld: dieren zoals
chimpansees moeten wennen aan de
aanwezigheid van onderzoekers (zoals bij
Jane Goodall).
, 2) Sensitisatie
Sensitisatie is het omgekeerde van habituatie.
Het dier gaat steeds sterker reageren op een herhaalde stimulus
of na een intense/irriterende gebeurtenis.
Ook een kleine verandering in een stimulus kan sensitisatie
uitlokken, zelfs als het dier eerder gehabitueerd was.
Individuele verschillen spelen een rol: sommige dieren wennen aan
prikkels, andere worden juist gevoeliger.
= Voorbeelden
Zeeslang & elektrische schok: na een schok trekt de slang zijn
kieuw veel sterker terug bij een lichte aanraking.
Pup & stofzuiger: een pup die gewend was aan een normale
stofzuiger kan gesensitiseerd raken als het
apparaat plots een luid, abnormaal geluid
maakt.
Boswandeling: je bent gewend aan de
bosgeluiden, maar bij het plots breken van
een tak word je meteen alert.
2. Associatief leren
Bij associatief leren leert een dier een stimulus/gebeurtenis te
koppelen aan een andere.
o Klassieke (Pavloviaanse) conditionering: associatie
tussen twee stimuli.
o Instrumentele/operante conditionering: associatie tussen
gedrag en de gevolgen ervan (beloning of straf).
1) Klassiek (Pavloviaanse) conditionering
Genoemd naar Ivan Pavlov, die ontdekte dat honden niet alleen
speekselen bij voedsel, maar ook bij voorafgaande signalen.
Klassieke conditionering berust op een aangeboren verband tussen:
o Onvoorwaardelijke stimulus (OS) → Iets dat vanzelf een
rectie uitlokt
Onvoorwaardelijke respons (OR) → automatische reactie
Wanneer een neutrale stimulus herhaaldelijk samen met de OS
wordt aangeboden:
o Wordt de neutrale stimulus een voorwaardelijke stimulus
(VS).
o Roept deze na verloop van tijd een voorwaardelijke respons
(VR) op.