KINDEREN & MEDIA
LES 1: MEDIAGEBRUIK BIJ KINDEREN EN ADOLESCENTEN
MEDIAGEBRUIK VAN KINDEREN EN JONGEREN VANDAAG
WAAROM FOCUS OP KINDEREN?
Kinderen zijn GEEN passieve groep zonder eigen keuzes Ze zijn snel weg met
nieuwe media
PUBLIEK DISCOURS T.A.V. MEDIA EN KINDEREN: VEELAL NEGATIEF
Seksualiserende media
Gewelddadige/gevaarlijke media
Impact op cognitieve & sociale ontwikkeling
Geld uitgeven aan/ in media
Kinderen zouden er dommer en asocialer van worden
Link obesitas
Toegang tot ‘dark’ activities (vb. gokken)
Voorbeelden:
Rellen Tieners communiceerden veel op sociale media, o.a. locatie delen, daarom
wouden ze media verbannen
Spongebob werd in Indonesië gecensureerd wegens ‘te gewelddadig’, vb.
voedselgevecht
TENDENSEN BINNEN MEDIALANDSCHAP
Sterke toename aanbod technologie
o Convergentie van mediatechnologie, vb. reageren op livestream
o Concentratie in ownership
o Toename in commercialisatie verschillende platformen en kanalen vaak samen
in 1 bedrijf
Kinderen zijn vaker het doelpubliek
o Vb. Gebruik van figuurtjes
Digitalisering biedt intense media-ervaring
o Niet enkel passief, steeds meer actief
Voorbeeld:
Producten van Studio100 cfr. Pesterpower = Kind dat zaagt omdat het iets van die
producten/ uit die winkel wilt hebben
,ZEER SNEL VERANDEREND MEDIALANDSCHAP
Veranderd steeds sneller doorheen de jaren moeilijk voor het onderzoeksveld
Vb. Moore’s Law = hoeveelheid transistoren (kracht van processoren) verdubbelt elke 2
jaar
Media-effecten = domein dat steeds die veranderingen en hun impact dient bij te
benen
Voorbeeld:
Facebook is tegenwoordig niet meer hip
MEDIABEZIT VLAANDEREN GRAFIEK ZIE PPT.
2 linkse staven = kinderen
2 middelste staven = tieners
2 rechtse staven = jongeren
Conclusie: Leeftijd eerste smartphone daalt steeds
DE VERSCHILLENDE PLATFORMEN
Bijna alle groepen gebruiken sociale media, 3e graad enorm veel
Populariteit is er zowel bij kinderen als tieners
Persoonlijk bezit sociale platformen stijgt vanaf 8 jaar en 1 maand.
Bij kinderen (8-12 jaar)
1ste middelbaar was sleutelmoment, MAAR nu al 5de-6de leerjaar
Op 4 jaar tijd is de gemiddelde leeftijd voor het bezit van een smartphone met 4 jaar
gezakt
Mobiele communicatie = enorm prominent
o Smartphone is toegangspoort tot de wereld
o Weinig restricties (van ouders uit) 72,7% van de kinderen mag zelf apps
installeren
o Kinderen kunnen niet zonder
o Communiceren met (on)bekende
o Op de hoogte blijven
Schermtijd = enorm hoog
o Vooral kijken van video’s Verschuiving van TV naar Sociale platformen
o Ook hele jonge kinderen
Conclusie:
Persoonlijk bezit neemt toe
Mobiele media en vooral sociale platformen transformeren mediabeleving
Sterke stijging schermtijd (begint ook erg vroeg, op jonge leeftijd)
, Weinig restricties door ouders
Belang van media-effecten onderzoek bij kinderen en adolescenten
KINDEREN ALS MEDIACONSUMENT: EEN APART DOELPUBLIEK
KINDEREN VS VOLWASSENEN
Third Person Effect = Gedachte dat media geen effect heeft op jou, maar wel op
iemand anders Ouders die denken dat kinderen worden beïnvloed door reclame,
maar zijzelf niet.
o Perceptie dat anderen kwetsbaar zijn voor invloed van media
o Effect neemt tie indien “de andere” jonger is
Lijdt soms zelfs tot morele paniek vb. bannen
Verschillende standpunten:
Door snelle verandering kunnen ouders moeilijker de digitale leefwereld van hun kinderen
inschatten
Verschil in technologische expertise
Potentiële risico’s
Gevolgen voor ouderlijke begeleiding kinderen moeten controle krijgen over hun
eigen mediagebruik
Kinderen zijn sneller weg met de nieuwe technologie dus moeilijker voor ouders om
risico’s in te schatten
We moeten de kinderen loslaten, ze kunnen zelf wel hun eigen keuzes maken
VS
Kinderen zijn kwetsbaar en hebben bescherming nodig
Beschermende rol over kinderen
Over bepaalde platformen zelfs paniekerig (= media-panics)
De waarheid ligt wellicht tussen de twee: hen beschermen, laar onthouden dat kinderen
ook veel weten van media en er snel mee weg zijn
Beperkte achtergrondkennis heeft impact op:
o Minder kennis in het leven
o Begrip mediaboodschap
o Volwassenen begrijpen vaker boodschappen die in de media verstopt zijn
o Vb. kijken naar een programma over een ander land is moeilijker voor kinderen
om te plaatsen
o Moeilijker voor kinderen om de waarheid te achterhalen van de
mediaboodschappen
o Kinderen nemen iets vaker aan voor waarheid als iets op tv of in de media
verschijnt: ‘het zal wel correct zijn’ en zien vaker niet in dat reclame gemaakt is
om dingen te verkopen
, MAAR komt ook voor bij volwassenen: soms moeilijk om waarheid te
onderscheiden, wel moeten vooral kinderen dit nog leren
Kinderen zijn leergierig:
o Positief = kinderen leren van de media, vb. rekenen, talen, etc.
o Negatief = ze zien ook stereotypering binnen de media, cfr. Moeilijk te
onderscheiden van waarheid dus nemen ze het stereotype aan als waarheid en
nemen het over
o Normen & waarden: vb. Held moet zwakke prinses redden
o Gedrag (negatief): vb. leren inbreken door een tv programma
o Vb. Bobo doll experiment
Video’s waarin een pop werd verminkt
Kinderen die gedrag overnamen door ernaar te kijken, zeker indien
beloning na agressief gedrag
Minder ervaring met media:
o Conventies binnen medium, vb. filmtechnieken
Volwassenen herkennen verschillende effecten vb. flashback, MAAR voor
kinderen moeilijk te begrijpen
In SpongeBob komt pop-up ‘flashback’ – ‘end of flashback’
o Productiecontext: reclame vs. geen reclame Kinderen zien het vb. als leuke
video van K3
o Genres: ‘het is maar een mopje’ Kinderen snappen satire niet
The child-effect
o Kinderen kunnen hun ouders ook dingen bijleren
o Ouders socialiseren kinderen, MAAR kinderen socialiseren ook hun ouders
o Vooral zichtbaar bij introductie van nieuwe technologieën tablets, internet, etc.
KINDEREN ALS MEDIACONSUMENT: KINDEREN ALS EEN HETEROGENE GROEP
LEEFTIJD: COGNITIEVE ONTWIKKELING
Snelle ontwikkeling van de hersenen
Kind van 4 jaar kan andere dingen dan kind van 6 jaar Ook zo op vlak van media
Leeftijd speelt een rol
o Vb. Piaget’s stage theory; information processing theorieën
o Cognitieve ontwikkeling: wat kunnen/begrijpen kinderen al
Verschillende categorieën moeilijk af te bakenen
o Socio-emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling verandert ook per leeftijd
PERSOONLIJKHEIDSKENMERKEN
Hoe reguleren ze emoties = moeilijk onderscheid
Mate waarin op zoek wordt gegaan naar spanning = sensation seeking
Extravert vs. introvert
Prosociaal gedrag
LES 1: MEDIAGEBRUIK BIJ KINDEREN EN ADOLESCENTEN
MEDIAGEBRUIK VAN KINDEREN EN JONGEREN VANDAAG
WAAROM FOCUS OP KINDEREN?
Kinderen zijn GEEN passieve groep zonder eigen keuzes Ze zijn snel weg met
nieuwe media
PUBLIEK DISCOURS T.A.V. MEDIA EN KINDEREN: VEELAL NEGATIEF
Seksualiserende media
Gewelddadige/gevaarlijke media
Impact op cognitieve & sociale ontwikkeling
Geld uitgeven aan/ in media
Kinderen zouden er dommer en asocialer van worden
Link obesitas
Toegang tot ‘dark’ activities (vb. gokken)
Voorbeelden:
Rellen Tieners communiceerden veel op sociale media, o.a. locatie delen, daarom
wouden ze media verbannen
Spongebob werd in Indonesië gecensureerd wegens ‘te gewelddadig’, vb.
voedselgevecht
TENDENSEN BINNEN MEDIALANDSCHAP
Sterke toename aanbod technologie
o Convergentie van mediatechnologie, vb. reageren op livestream
o Concentratie in ownership
o Toename in commercialisatie verschillende platformen en kanalen vaak samen
in 1 bedrijf
Kinderen zijn vaker het doelpubliek
o Vb. Gebruik van figuurtjes
Digitalisering biedt intense media-ervaring
o Niet enkel passief, steeds meer actief
Voorbeeld:
Producten van Studio100 cfr. Pesterpower = Kind dat zaagt omdat het iets van die
producten/ uit die winkel wilt hebben
,ZEER SNEL VERANDEREND MEDIALANDSCHAP
Veranderd steeds sneller doorheen de jaren moeilijk voor het onderzoeksveld
Vb. Moore’s Law = hoeveelheid transistoren (kracht van processoren) verdubbelt elke 2
jaar
Media-effecten = domein dat steeds die veranderingen en hun impact dient bij te
benen
Voorbeeld:
Facebook is tegenwoordig niet meer hip
MEDIABEZIT VLAANDEREN GRAFIEK ZIE PPT.
2 linkse staven = kinderen
2 middelste staven = tieners
2 rechtse staven = jongeren
Conclusie: Leeftijd eerste smartphone daalt steeds
DE VERSCHILLENDE PLATFORMEN
Bijna alle groepen gebruiken sociale media, 3e graad enorm veel
Populariteit is er zowel bij kinderen als tieners
Persoonlijk bezit sociale platformen stijgt vanaf 8 jaar en 1 maand.
Bij kinderen (8-12 jaar)
1ste middelbaar was sleutelmoment, MAAR nu al 5de-6de leerjaar
Op 4 jaar tijd is de gemiddelde leeftijd voor het bezit van een smartphone met 4 jaar
gezakt
Mobiele communicatie = enorm prominent
o Smartphone is toegangspoort tot de wereld
o Weinig restricties (van ouders uit) 72,7% van de kinderen mag zelf apps
installeren
o Kinderen kunnen niet zonder
o Communiceren met (on)bekende
o Op de hoogte blijven
Schermtijd = enorm hoog
o Vooral kijken van video’s Verschuiving van TV naar Sociale platformen
o Ook hele jonge kinderen
Conclusie:
Persoonlijk bezit neemt toe
Mobiele media en vooral sociale platformen transformeren mediabeleving
Sterke stijging schermtijd (begint ook erg vroeg, op jonge leeftijd)
, Weinig restricties door ouders
Belang van media-effecten onderzoek bij kinderen en adolescenten
KINDEREN ALS MEDIACONSUMENT: EEN APART DOELPUBLIEK
KINDEREN VS VOLWASSENEN
Third Person Effect = Gedachte dat media geen effect heeft op jou, maar wel op
iemand anders Ouders die denken dat kinderen worden beïnvloed door reclame,
maar zijzelf niet.
o Perceptie dat anderen kwetsbaar zijn voor invloed van media
o Effect neemt tie indien “de andere” jonger is
Lijdt soms zelfs tot morele paniek vb. bannen
Verschillende standpunten:
Door snelle verandering kunnen ouders moeilijker de digitale leefwereld van hun kinderen
inschatten
Verschil in technologische expertise
Potentiële risico’s
Gevolgen voor ouderlijke begeleiding kinderen moeten controle krijgen over hun
eigen mediagebruik
Kinderen zijn sneller weg met de nieuwe technologie dus moeilijker voor ouders om
risico’s in te schatten
We moeten de kinderen loslaten, ze kunnen zelf wel hun eigen keuzes maken
VS
Kinderen zijn kwetsbaar en hebben bescherming nodig
Beschermende rol over kinderen
Over bepaalde platformen zelfs paniekerig (= media-panics)
De waarheid ligt wellicht tussen de twee: hen beschermen, laar onthouden dat kinderen
ook veel weten van media en er snel mee weg zijn
Beperkte achtergrondkennis heeft impact op:
o Minder kennis in het leven
o Begrip mediaboodschap
o Volwassenen begrijpen vaker boodschappen die in de media verstopt zijn
o Vb. kijken naar een programma over een ander land is moeilijker voor kinderen
om te plaatsen
o Moeilijker voor kinderen om de waarheid te achterhalen van de
mediaboodschappen
o Kinderen nemen iets vaker aan voor waarheid als iets op tv of in de media
verschijnt: ‘het zal wel correct zijn’ en zien vaker niet in dat reclame gemaakt is
om dingen te verkopen
, MAAR komt ook voor bij volwassenen: soms moeilijk om waarheid te
onderscheiden, wel moeten vooral kinderen dit nog leren
Kinderen zijn leergierig:
o Positief = kinderen leren van de media, vb. rekenen, talen, etc.
o Negatief = ze zien ook stereotypering binnen de media, cfr. Moeilijk te
onderscheiden van waarheid dus nemen ze het stereotype aan als waarheid en
nemen het over
o Normen & waarden: vb. Held moet zwakke prinses redden
o Gedrag (negatief): vb. leren inbreken door een tv programma
o Vb. Bobo doll experiment
Video’s waarin een pop werd verminkt
Kinderen die gedrag overnamen door ernaar te kijken, zeker indien
beloning na agressief gedrag
Minder ervaring met media:
o Conventies binnen medium, vb. filmtechnieken
Volwassenen herkennen verschillende effecten vb. flashback, MAAR voor
kinderen moeilijk te begrijpen
In SpongeBob komt pop-up ‘flashback’ – ‘end of flashback’
o Productiecontext: reclame vs. geen reclame Kinderen zien het vb. als leuke
video van K3
o Genres: ‘het is maar een mopje’ Kinderen snappen satire niet
The child-effect
o Kinderen kunnen hun ouders ook dingen bijleren
o Ouders socialiseren kinderen, MAAR kinderen socialiseren ook hun ouders
o Vooral zichtbaar bij introductie van nieuwe technologieën tablets, internet, etc.
KINDEREN ALS MEDIACONSUMENT: KINDEREN ALS EEN HETEROGENE GROEP
LEEFTIJD: COGNITIEVE ONTWIKKELING
Snelle ontwikkeling van de hersenen
Kind van 4 jaar kan andere dingen dan kind van 6 jaar Ook zo op vlak van media
Leeftijd speelt een rol
o Vb. Piaget’s stage theory; information processing theorieën
o Cognitieve ontwikkeling: wat kunnen/begrijpen kinderen al
Verschillende categorieën moeilijk af te bakenen
o Socio-emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling verandert ook per leeftijd
PERSOONLIJKHEIDSKENMERKEN
Hoe reguleren ze emoties = moeilijk onderscheid
Mate waarin op zoek wordt gegaan naar spanning = sensation seeking
Extravert vs. introvert
Prosociaal gedrag