OPSOMMINGEN
= Het geheel van rechtsregels die de positie beheersen van de schuldenaar in financiële
moeilijkheden.
DEEL I: HET VERMOGEN EN ZIJN VEREFFENING
H1: HET VERMOGEN
= Het vermogen van een persoon is de juridische algemeenheid die het geheel van de
bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen omvat (Art. 3.35 BW)
AFD 1: BASISPRINCIPES
Vermogensleer: 3 basisregels
o Alle rechtssubjecten hebben een vermogen
o Een rechtssubject heeft slechts één vermogen – eenheid of ondeelbaarheid
o Alleen rechtssubjecten hebben een vermogen
Voorwaarden deelvermogen
1. Belang
2. Publiciteit
Fiduciaire eigendom
o = splitsing tussen juridische eigendom en economische eigendom
o Uitz mogelijk voor kwaliteitsrekening (art. 3.37 BW)
Overdracht van vermogen
o Rechtsopvolging onder ALGEMENE TITEL : wnr vermogen in totaliteit wordt
overgedragen
o Rechtsopvolging onder BIJZONDERE TITEL: wnr bepaald goed wordt
overgedragen
Bestuur van een vermogen
o = de bevoegdheid tot stellen van handelingen van beheer, bewaring en
beschikking
Twee soorten bewind in het insolventierecht
1. Aanzuiveringsbewind = gericht op het herstructeren van de financiële
positie van de schuldenaar door het verlenen van betalingsuitstel of een
gedeeltelijke kwijtschelding (redding met oog op continuïteit)
2. Vereffeningsbewind = beoogt de loutere vereffening van de activa en de
verdeling van de opbrengst onder de schuldeisers (discontinuïteit)
AFD 2: VERMOGEN ALS VERHAALSOBJECT
Vermogen als verhaalsobject (art. 3.36 BW) 3 Beginselen:
1. Goederen vd SA zijn het algemeen verhaalsonderpand van alle
schuldeisers
2. Alle goederen vd SA dienen als waarborg voor zijn verbintenissen, maar
wettelijke of contractuele afwijkingen zijn mogelijk
1
, 3. SE’s worden op gelijke wijze behandeld bij de (evenredige) verdeling, tenzij
er wettelijke redenen van voorrang bestaan ( = zekerheidsrechten)
Beperkingen aan het verhaalsrecht van de SE
o CONTRACTUELE BEPERKINGEN = contractuele afspraken over het
verhaalsrecht → bindend (maar niet t.a.v. andere SE ~ relativiteit van
verbintenissen)
o WETTELIJKE BEPERKINGEN = verbodsbepalingen om bepaalde goederen
aan het verhaalsrecht te onderwerpen
Beschermende maatregelen door de schuldeisers
o Preventieve maatregelen = Zorgen ervoor dat het vermogen behouden
wordt in een bepaalde toestand. Deze maatregelen zijn erop gericht om
(tijdelijk) vermogensveranderingen te beperken
o Curatieve maatregelen = Maatregelen die een schuldeiser kan nemen om
het vermogen van de schuldenaar waarop hij verhaal kan uitoefenen, te
vergroten
Soorten curatieve maatregelen
1. Zelf actie ondernemen
2. Zijdelingse vordering vs. Derdenbeslag
3. Pauliaanse vordering
AFD 3: OVERDRACHT VAN GOEDEREN EN PUBLICITEIT
Onderscheid overdracht van goederen en publiciteit
o Roerende goederen (lichamelijk roerende goederen en schuldvorderingen)
o Onroerende goederen
Drie vormen van hypothecaire publiciteit:
1. Overschrijving: overdracht van zakelijke onroerende rechten (art. 3.30 3.31
BW)
2. Inschrijving: onroerende voorrechten en hypotheken (art. 29-40 en art. 81-
91 Hyp.W.)
3. Kant – of randmelding
H2: SAMENLOOP
= de situatie wanneer meerdere SE’s (minstens 2) gelijktijdig aanspraken doen gelden op
het vermogen (of een gedeelte ervan bv. een auto) van hun gemeenschappelijke
schuldenaar
Twee basisprincipes
1. Gelijkheidsbeginsel = Alle schuldeisers moeten gelijk behandeld worden,
onafhankelijk van het tijdstip van het ontstaan van de schuldvordering, dan
wel het tijdstip waarop betaling werd gevraagd of beslag werd gelegd
2. Fixatiebeginsel = Vanaf het tijdstip van ontstaan van de samenloop worden
de rechten van de SE’s in hun onderlinge verhouding onherroepelijk
vastgelegd
Soorten samenloop
2
, o Feitelijke samenloop = wnr er gelijktijdig concurrente aanspraken worden
geformuleerd door meerdere SE’s
o Samenloop van rechtswege = wnr een bepaalde procedure wordt ingeleid
o Kleine samenloop = wnr de bewindvoerder de verplichting heeft om actief
bepaalde categorieën SE’s op te sporen om hen de kans te geven tussen te
komen in de procedure
o Grote samenloop = wnr de bewindvoerder de verplichting heeft om actief
alle potentiële SE’s op te sporen om hen de kans te geven tussen te komen
in de procedure
AFD 3: SAMENLOOP BIJ INSOLVENTIEPROCEDURES
Concrete toepassing op de insolventieprocedures:
o Beslag (deel V ger.w.)
= Een ambtshandeling van de gerechtsdeurwaarder waarin hij aan
de SA aanzegt en aanwijst welke vermogensbestanddelen van de
SA zullen dienen tot delging van de schuld.
o Collectieve schuldenregeling (1675/2 tot 1675/19 Ger.W)
= Een procedure voor particulieren die financiële problemen hebben
en hun schulden niet langer kunnen betalen - schulden afbetalen én
menswaardig bestaan garanderen
o Gerechtelijke reorganisatie (art. XX.39/2-XX.83/41 WER)
= (afgekort ‘GRP)’ probeert de SA met zijn SE’s een minnelijk
akkoord (‘l’accord amiable’) of een collectief akkoord (‘l’accord
collectif’) te sluiten. → doel: continuïteit v/d onderneming
o Overdracht onder gerechtelijk gezag (XX.84-97/6 WER)
= Tijdens de procedure zal volledige ondernemingsactiviteit of een
deel ervan worden overgedragen, met andere woorden going
concern verkocht worden aan een derde. De opbrengst wordt
gebruikt om de SE’s zo goed mogelijk te vergoeden. ! Wordt steeds
gevolgd door een andere procedure
o Faillissement (art. XX.98 XX.201 WER)
= strekt ertoe vermogen vD SA onder bevoegdheid ve curator te
plaatsen, die belast is vermogen vd gefailleerde te beheren en te
vereffenen en de opbrengst ervan te verdelen onder de SE’s.
Betekent dat in beginsel ALLE goederen vd SA ten gelde worden
gemaakt en dat opbrengst zal worden verdeeld onder de SE’s.
o Ontbinding en vereffening (2:70-2.108 WVV)
= wordt een einde gesteld aan de vennootschap
3