ANTIMICROBIËLE THERAPIE
1e Master Farmaceutische Zorg
ACADEMIEJAAR 2025-2026
,INFECTIEZIEKTEN EN ANTIMICROBIËLE
THERAPIE
Examen: bestaat uit 3 delen (op elk deel moet je geslaagd zijn)
➔ ALTIJD min 1 vraag over werkingsmechanisme van AB en/of resistentie (zie ppts van vorig jaar)
1. MORTALITEIT DOOR INFECTIEZIEKTEN
Mortaliteit door infectieziekten in VS
• Begint hoog en je ziet grote piek en sterke daling
• Je ziet ook aantal interventies:
o Chloor in drinkwater -> risico op infecties ↓
o Vaccins
o Penicilline
• Rond jaren 80 lichte stijging: begin AIDS epidemie
Data uit engeland en wales: Alle ziekten kennen daling die vglb zijn met trends in VS
➔ Levensomstandigheden verbeterde: betere kwaliteit voeding/dringwater/gezondheidszorg DUS
levensverwachting ↑
10 top redenen voor mortaliteit? Grote verschillen
• Landen laag gem inkomen (3e wereld landen)
➔ Bijna allemaal infectieziekten
• Landen met gem/hoog gem inkomen (westerse wereld)
➔ Enkel covid en lagere luchtweginfecties = infectieziekten
Gezondere levenstijl, beter water, gezondheidszorg droegen ook bij aan minder mortaliteit NAAST AB
Verplicht om naar historiek v infectieziekten te kijken (voor AB)
➔ WANT medisch niet verantwoord studie uit te voeren met groep die geen AB krijgt (want we weten
dat dit werkt en fataal kan zijn als je mensen onthoudt)
➔ Voorbeeld: 80 % sterft zonder AB <-> 10 % sterft met AB (mortaliteitsbeeld wordt omgekeerd)
➔ Resistentie zorgt voor weer ernstige mortaliteit!
Resistentie:
• 2011:
o Noord-Europa: nauwelijks resistentie
o Zuid-Europa: hogere % resistentie
• 2025: nergens meer lage %
o Noord-Europa: hogere % resistentie
o Zuid-Europa: ernstige % resistentie
• Mortaliteit door resistentie:
o 5-10 jaar: verbetering
o Ouderen: achteruitgang
1
, ➔ Oorzaak: betere gezondheidszorg (komt kinderen te goede) en mensen worden steeds ouder (steeds
gevoeliger voor ziekten en organismen die resistent zijn) + kans op overlijden is groter bij patiënten
geïnfecteerd met een resistant organisme!!
Welke soort infecties zijn het dodelijkst door AB resistentie?
o LRI = lower respiratory infectie
o BSI = blood stream infections
Multidrug resistentie = resistent tegen verschillende AB
➔ Laag % in noordelijke landen <-> zuidelijke/oostelijke landen
Penicilline resistentie ontstond VOORdat penicilline ontdenkt was
➔ Penicilline uit natuur door schimmels bestond al dus er waren ook al organismen met resistentie
➔ Resistentie ontstaat zeer snel en resistentie ontstaat ALTIJD!!
Welke factoren zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van resistentie?
• Onnodig en onoordeelkundig gebruik van antibiotica
o Vb. Antibiotica voor behandeling van verkoudheid of griep
o Vb. Patient voelt zich na 3 d beter en stopt de behandeling
o Gebruik van antibiotica in andere settings (veeteelt, aquacultuur, ...)
• Onvoldoende monitoring van antibioticumgebruik
• Onvoldoende bewustzijn mbt problematiek bij overheden, zorgverstrekkers en gebruikers
• Onvoldoende maatregelen om infecties te voorkomen en eventuele verspreiding van infecties tegen
te gaan (infectiecontrole)
OPM: slechts 20% laat zich vaccineren dus rest moet nog steeds met AB behandeld w
• Geen beschikking hebben over up-to-date/state-of-the-art diagnostica, geneesmiddelen en vaccins
OPM: up to date info is er enkel als er voldoende bewustzijn is
• Onvoldoende investeringen in R&D naar nieuwe antibiotica (momenteel geen onderzoek meer naar
gedaan)
One health (dichte leefomgeving = water, ziekenhuizen, veeteelt,..) <-> global health (wereldwijd = handel,
weer, migratie v dieren,...)
BELANGRIJK: 2 manieren waarop AB resistentie kan verspreiden
• Resistent organisme w overgedragen (persoon/bron -> persoon)
• Doorgeven v AB resistentie-genen (horizontale gen transfer)
Transformatie, conjugatie en transductie
Resistentie is niet enkel te linken aan gebruik MAAR ook andere factoren (bv. Water)
➔ Verschillende actieplannen (ook in belgie) -> one health context
Sinds 2017 minder AB terugbetaald -> minder stimulerend om het in te nemen voor patiënt
Arts mag niet meer zomaar voorschrijven, anders boete
➔ Meer gebruik van amoxicilline: goed want we gebruiken meer small spectrum AB -> minder
resistentie
Breed spectrum: meer kans op off target effect en meer resistentie
➔ Grote inspanningen in veterinaire context
2
,Rol van de apotheker in beperking van antibioticaresistentie: Apotheker w gezien als primaire en
betrouwbare bron om te praten over AB met patiënt
• 57% van bevolking in EU weet niet dat AB niet werken tegen virussen, verkoudheid, griep
• AB gebruik daalt met toenemende kennis
• Preventie door bvb
o Benadrukken van belang van vaccinaties
o Benadrukken dat naar arts gaan om AB te vragen voor verkoudheid zinloos is (~beperken van
‘antibiotic-seeking behaviour’)
o Correct advies mbt behandeling van bvb verkoudheid en griep zodat patiënt geholpen is
(~beperken van ‘antibiotic-seeking behaviour’)
• Nieuwe samenwerkingsverbanden openen in de toekomst mogelijk opportuniteiten
2. BELGIAN ANTIBIOTIC POLICY COORDINATION COMMITTEE – BAPCOC
BAPCOC = federale instantie met sterk wetenschappelijke basis die streeft naar het promoten van
verantwoord AB-gebruik in België en het bestrijden vd toenemende antibioticaresistentie
BAPCOC richtlijnen:
• Bevatten informatie voor rationeel antibioticumgebruik in België
• Bevatten daarnaast een overzicht van welke antibiotica aangewezen zijn bij welke infectie en geven
ook duidelijk aan wanneer antibiotica niet aangewezen zijn
• ‘Antibiotica’ en ‘antimicrobiële middelen’ w wel eens door elkaar gebruikt -> gaat hier OOK over
antimycotica en antivirale middelen
BAPCOC richtlijnen ~zelfstudie
➔ Algemene richtlijnen voor rationeel antibioticumgebruik zijn te kennen
➔ Weten bij welke infectieziekten antibiotica in de regel niet geïndiceerd zijn
➔ Je hoeft niet te weten bij welke ‘speciale’ patiëntengroepen antibiotica wel geïndiceerd zijn
➔ Weten welk antibioticum de eerste keuze is voor een behandeling, Ook voor aandoeningen waarbij
antibiotica in de regel niet geïndiceerd zijn
➔ Je hoeft niet te weten wat het toedieningsschema is
➔ Je hoeft niet te weten welke alternatieven er zijn
3. DOSERING VAN ANTIBIOTICA
Lokale richtlijnen ivm dosering: voorrang want ze houden rekening met locale resistentiecijfers
➔ Vb. Belgë vs. Nederland: Nederlandse resistentiecijfers zijn beter en lagere dosissen zijn dan ook
gangbaar (en aanvaardbaar) in Nederland
De wetenschappelijke bijsluiter (SKP, ‘Samenvatting van de kenmerken van het product’) = medico-legaal
document waar brede dosisranges gegeven worden omdat er vaak verschillende indicaties (waarbij
verschillende doseringen aanbevolen zijn) gegroepeerd worden en waarbij geen rekening gehouden wordt
met lokale resistentiecijfers
➔ SKP is dus geen goede bron van informatie voor dosering van antibiotica in een specifieke casus
➔ Gebruik dus BAPCOC-dosering richtlijnen
3
,4. BIJKOMENDE INFORMATIE OVER MOMENT VAN INNAME
Penicilline allergie:
• Incidentie IgE-gemedieerde penicilline-allergie = overschat: anafylactische shock maar bij 0,015 %
• Mensen denken dat bijwerkingen duiden op allergie
➔ Diarree, braken, hoofdpijn, buikpijn of schimmelinfectie
➔ Dit zijn GEEN contra-indicaties om penicilline niet toe te dienen
• Allergie wordt vaak vermoed wanneer er een exantheem optreedt
o Huiduitslag kan een (al dan niet allergische) bijwerking zijn van antibiotica
o Andere oorzaken zoals virale infecties (virale rash), andere pathogenen of koorts op zich zijn ook
mogelijk en meer waarschijnlijk
• Enkel bij voorgeschiedenis van symptomen van anafylaxis (<1 uur na inname) of symptomen zoals
urticaria, angio-oedeem, larynxoedeem en/of bronchospasme binnen 72 u na inname, moet men
afzien van een behandeling met penicillines
• Aangezien er kruisallergie met cefalosporines gerapporteerd wordt, raadt men in dit geval geen
cefalosporine aan
Antibioticum-geassocieerde diarree:
• Gastro-intestinale problemen: +- 10 % vd patiënten, afh vh AB en therapieduur, lijdt aan AB-
geassocieerde diarree
• Risicopatiënten voor dehydratatie (jonge kinderen, ouderen) die een lange AB-kuur (> 1 week)
volgen of reeds eerder antibioticum-geassocieerde diarree doormaakten, kan men preventief
probiotica aanraden
• Voorkeur voor S. Boulardii -> herstel darmmicrobioom
Vergeten dosis:
• Zo snel mogelijk innemen
• Tenzij het bijna tijd is voor volgende dosis -> dosissen schuiven een dag op en kuur eindigt dus 1 dag
later
AB kan gecombineerd worden met alcohol -> er treedt dus geen/amper disulfiram-achtige reactie op
Overzicht van de verschillende klassen antibiotica en antimycotica => Zie overzicht op ufora
5. ESKAPE PATHOGENS = O NTS NA P P E N A A N W ER K I NG V A N A B
• Enterococcus faecium (VRE)
• Staphylococcus aureus (MRSA)
• Klebsiella and Escherichia coli – speciale aandacht voor carbapenemase-positieve Klebsiella pneumoniae
• Acinetobacter baumannii
• Pseudomonas aeruginosa
• Enterobacter spp.
4
, 6. EXTENDED-SPECTRUM -LACTAMASE (ESBL) EN CARBAPENEMASE -PRODUCERENDE
ENTEROBACTERALES (CPE)
Enterobacterales: Gram-negatieve fermenters
Vb. Escherichia coli, Klebsiella pneumoniae, Enterobacter sp. (vb. E.
cloacae), Citrobacter sp. (vb. C. freundii)
ESBL & CPE worden gekenmerkt door aanwezigheid van -lactamase
(= enzym dat beta lactamring openknipt tot penicilline zuur geeft ->
geen anti-microbiële actviteit meer)
➔ ESBL’s = β‑lactamasen die bacteriële resistentie kunnen veroorzaken tegen penicillines, cefalosporines
van de 1e, 2e en 3e generatie, en aztreonam (maar niet tegen de cefamycinen of carbapenems) door
hydrolyse van deze antibiotica. Ze worden geremd door β‑lactamase‑remmers zoals clavulaanzuur
Bijzondere relevantie: TEM-1, TEM-2 en SHV-1 ESBL (= beta lactamase enzymen)
• Ontstaan door mutaties
• Mutaties zorgen voor uitbreiding van aantal substraten en hydrolysesnelheid
• Geven aanleiding tot resistentie tegen 3e en 4e generatie cephalosporines
Verspreiding
• Clonale verspreiding van stam met resistentiegenen
• Verspreiding van MGE (plasmide/transposon) tussen verschillende soorten
• Translocatie van resistentiegenen tussen verschillende MGE (= mobiel genetisch element)
6.1 NOSOCOMIALE INFECTIES (= INFECTIE OPGELOPEN IN ZORGINSTELLING)
Zeer divers klinisch beeld: urineweginfecties, bacteremie, HAP, intra-abdominale infecties, meningitis,...
Risicofactoren voor nosocomiale infectie
• Ernstige onderliggende aandoening
• Lang verblijf in ziekenhuis
• Aanwezigheid van invasieve medische hulpmiddelen
• Toedienen van parenterale voeding
• Hemodialyse
• Doorligwonden
Vermoedelijk ook verband tussen antibioticumgebruik en acquisitie van ESBL + organisme
• Vnl. met 3e generatie cephalosporines
• Ook voor quinolonen, trimethoprim-sulfamethoxazole, aminoglycosiden en metronidazole
OPM: plasmide met gen dat codeert voor ESBL + gen voor resistentie tegen quinolone + gen voor resistentie
tegen aminoglycosiden
➔ Patiënt behandelen met aminoglycoside? Gen gaat doorgegeven willen worden naar andere bacteriën
want geeft resistentie
➔ Zo kan 1 AB aanleiding geven tot multi-resistentie
5