SAMENVATTING H5 Motivatie & Emotie
1. Inleiding — Situaties uit de praktijk
Voorbeelden tonen hoe motivatie & emoties cruciaal zijn in zorgcontext:
Mevrouw Peeters (MRI-angst)
→ angst blijft ondanks rationele uitleg → emoties ≠ logisch → rol van
automatisch emotioneel systeem.
Je wil beginnen studeren maar stelt uit
→ lage intrinsieke motivatie, extrinsieke motivatie niet voldoende →
conflict tussen intentie en motivatie.
Mevrouw Thys emotioneel, jij geraakt zelf ook emotioneel
→ eigen emotiecontrole vs. professionele afstand.
Mevrouw Van Gelder (mastectomie + marathontraining)
→ zeer hoge prestatiemotivatie, behoefte aan competentie,
autonomie en doelgericht gedrag.
Mijnheer Vanderhaegen niet therapietrouw
→ lage motivatie voor gezondheidsgedrag.
Je leidinggevende motiveert team goed
→ autonomie, competentie & verbondenheid →
zelfdeterminatietheorie.
Te laat beginnen studeren → stress → blokkade
→ omgekeerde U-relatie tussen arousal en prestatie.
2. Appetizer — Wat is motivatie?
Wat drijft jou? → intrinsieke of extrinsieke factoren?
Hoe ga je om met motivatieverlies?
PPT wil bewustmaken dat motivatie verschillende bronnen heeft:
biologisch, psychologisch, sociaal.
3. Wat is motivatie? — Definitie en kern
3.1 Te eenvoudige definitie
→ “Innerlijke drijfveren”
Maar:
innerlijk → niet rechtstreeks observeerbaar
drijfveer → in drijfveertheorie = biologisch begrip
3.2 Uitgebreide, correcte definitie
Alle processen die te maken hebben met het selecteren,
aanzetten, sturen, intensiteit en volhouden van lichamelijke en
, psychische activiteiten, inclusief het voelen van een behoefte of
verlangen.
Motivatie = complexe combinatie van:
biologische factoren
psychologische factoren
sociale factoren
3.3 Drive reduction (biologisch)
Oriëntatie op reductie van biologische spanning
o bv. dorst lessen → spanning verdwijnt
Maar: motivatie vaak veel complexer (plezier, normen, reclame…).
4. Intrinsieke vs. extrinsieke motivatie
4.1 Intrinsiek
→ activiteit uitvoeren omdat ze op zichzelf waardevol is (interesse,
plezier).
4.2 Extrinsiek
→ activiteit uitvoeren voor uitkomst buiten de taak (beloning, straf, druk).
5. Belangrijke theorieën van motivatie
5.1 Beloningstheorie
Motivatie stijgt als je beloningen verwacht.
5.2 Verwachtingstheorie
Motivatie ontstaat als iemand:
1. Verwacht succesvol te kunnen zijn
2. De uitkomst waardeert
6. Prestatiemotivatie
Need for Achievement (prestatiemotivatie)
Verlangen om een uitdagend doel te bereiken.
Wordt vaak gemeten met TAT (Thematic Apperception Test).
1. Inleiding — Situaties uit de praktijk
Voorbeelden tonen hoe motivatie & emoties cruciaal zijn in zorgcontext:
Mevrouw Peeters (MRI-angst)
→ angst blijft ondanks rationele uitleg → emoties ≠ logisch → rol van
automatisch emotioneel systeem.
Je wil beginnen studeren maar stelt uit
→ lage intrinsieke motivatie, extrinsieke motivatie niet voldoende →
conflict tussen intentie en motivatie.
Mevrouw Thys emotioneel, jij geraakt zelf ook emotioneel
→ eigen emotiecontrole vs. professionele afstand.
Mevrouw Van Gelder (mastectomie + marathontraining)
→ zeer hoge prestatiemotivatie, behoefte aan competentie,
autonomie en doelgericht gedrag.
Mijnheer Vanderhaegen niet therapietrouw
→ lage motivatie voor gezondheidsgedrag.
Je leidinggevende motiveert team goed
→ autonomie, competentie & verbondenheid →
zelfdeterminatietheorie.
Te laat beginnen studeren → stress → blokkade
→ omgekeerde U-relatie tussen arousal en prestatie.
2. Appetizer — Wat is motivatie?
Wat drijft jou? → intrinsieke of extrinsieke factoren?
Hoe ga je om met motivatieverlies?
PPT wil bewustmaken dat motivatie verschillende bronnen heeft:
biologisch, psychologisch, sociaal.
3. Wat is motivatie? — Definitie en kern
3.1 Te eenvoudige definitie
→ “Innerlijke drijfveren”
Maar:
innerlijk → niet rechtstreeks observeerbaar
drijfveer → in drijfveertheorie = biologisch begrip
3.2 Uitgebreide, correcte definitie
Alle processen die te maken hebben met het selecteren,
aanzetten, sturen, intensiteit en volhouden van lichamelijke en
, psychische activiteiten, inclusief het voelen van een behoefte of
verlangen.
Motivatie = complexe combinatie van:
biologische factoren
psychologische factoren
sociale factoren
3.3 Drive reduction (biologisch)
Oriëntatie op reductie van biologische spanning
o bv. dorst lessen → spanning verdwijnt
Maar: motivatie vaak veel complexer (plezier, normen, reclame…).
4. Intrinsieke vs. extrinsieke motivatie
4.1 Intrinsiek
→ activiteit uitvoeren omdat ze op zichzelf waardevol is (interesse,
plezier).
4.2 Extrinsiek
→ activiteit uitvoeren voor uitkomst buiten de taak (beloning, straf, druk).
5. Belangrijke theorieën van motivatie
5.1 Beloningstheorie
Motivatie stijgt als je beloningen verwacht.
5.2 Verwachtingstheorie
Motivatie ontstaat als iemand:
1. Verwacht succesvol te kunnen zijn
2. De uitkomst waardeert
6. Prestatiemotivatie
Need for Achievement (prestatiemotivatie)
Verlangen om een uitdagend doel te bereiken.
Wordt vaak gemeten met TAT (Thematic Apperception Test).