LES 1 -> 24/09/2025
INRTO+TAALZORG
p. 4 syllabus =gedicht: ‘mijn taal’
Haiku= een Japanse dichtvorm 5 lettergrepen, 7 lettergrepen, 5
lettergrepen
vb.:
Taal is een middel gebruik het, het is geen doel, het is een middel
over schoolsucces
SCHRIFTELIJKE TAALVAARDIGHEID
- Om te functioneren op klas- en schoolniveau
- Voor de eigen professionalisering of bijscholen (levenslang leren)
- Voor communicatieve doeleinden (schriftelijk in orde zijn)
- Belang van begrijpelijke en correcte teksten
→Spelling
→Taalzorg
- Teksten afgestemd op tekstsoort, doel en publiek
→Register (welke taal gebruik ik en in welke situatie en tegen wie)
- Taaladvies en digitaal oefenen (ofwel ik weet het niet of hulpsites vb.:
dikke Vandaele, groene boekje)
→Syllabus p. 7
TAALADVIES -> WEBSITES
https://woordenlijst.org ,
https://www.vandale.nl/pages/gratis-woordenboek?
srsltid=AfmBOoqc392U4t-
BdJqBSTK1FNBg9kRnhhontardT8ve4VPt1rCPXaPu
https://synoniemen.net
https://taaladvies.net
https://rijmwoordenboek.vandale.nl
https://www.vlaanderen.be/team-taaladvies/boek-en-webwijzer/taaladvies
https://taaldrop.be (online oefenen)
TAALZORG P.24
Alle talen met een hoofdletter
Schrijfstijl, kledingstijl, presentatiestijl
Hoe je iets zegt of wat je doet niet wat, maar hoe
Verschillende schrijfstijlen: deftig, zakelijk, vriendelijk, formeel, bot,
spottend.
Stijlkeuze heeft effect op lezer
→Passend: prettig contact
→niet-passend: staat contact in weg, gefrustreerd (kunnen
stoornissen tot stand komen -> emoties kunnen gebruikt worden voor
een emotie bij te geven)
, Geen kwestie van beter, wel passend, aanvoelend (cf. kleding, sporten
heeft andere kleren als uitgaan en als slapen)
→Afhankelijk van (lezers)groep en (schrijf)doel
REGISTER
Vergelijkbaar met een tattoo, je kiest ervoor en het zegt iets over jezelf
Taalvarianten in verschillende contexten
→Gepast
→Goede indruk
→Goodwill of juiste taalvorm
In welke situatie en tegen wie je het gebruikt
• Afhankelijk van doelgroep en bedoeling
Vb.; Chat vs. mail naar docent =
- Formeel beleefd VS informeel naar vrienden toe
- Vaktaal -> jargon (gebruikt bij 1 specifiek beroep) vb.: leerkaren =
OLOD
- Standaardnederlands VS-dialect
Voetbaltaal/ sporttaal
Wetenschappelijke taal
Kindertaal/ we spreken automatisch hoger (taal aanpassen aan
een doelgroep)
Spreektaal VS-schrijftaal (je zet je gedachten om in schrijftaal)
Academisch taalgebruik
Vakjargon = in 1 bepaalde groep versta je elkaar en kon je dichter bij
elkaar (sport)
Oefening p. 26-27
VERSCHILLENDE SOORTEN NEDERLANDS
Verschillende soorten Nederlands
- Juiste Nederlands voor juiste situatie
Variatie in tijd
- Nieuwe woorden
-verschillende eeuwen andere talen
- Uitspraak
- Grammatica
Variatie binnen taal
- Dialecten, regiolecten, sociolecten, groepstalen,
standaardtaal
*Archaïsme = verouderd woord
*verbuiging = iets dat is weggelaten -> wel nog in het Duits, daar worden
er wel nog verbuigingen gebruikt
*sociolect = een taalvariant per status
1. Standaard Nederlands
2. Dialecten = een taalvariant van de regio waar je afkomstig bent
3. Regiolecten = afhankelijk van de regio
4. Tussentaal = tussen SN en dialect (vooral op Tv- soaps, niet op het
nieuws)
,STANDAARD NEDERLANDS
- Formeel, iedereen begrijpt het, weinigen beheersen het SN goed,
- Iedereen die verbonden is aan de overheid moet SN gebruiken
- Taalvariëteit buiten eigen vertrouwde omgeving (schept een afstand,
je voelt je er ongemakkelijk bij)
o Alleen deze mensen gebruiken het: Bestuur, administratie, rechtspraak,
onderwijs, media
o Sociale afstand
o Dynamisch (evolueert altijd)
o Gekleurd door dialecten en sociolecten
o Varianten in uitspraak, intonatie en
woordenschat
o Geografisch en stilistisch bepaald (qua stijl)
o Pakket normen en regels
o Sociale stratificatie (status-> je komt
intelligenter over en je staat hoger dan
andere mensen als je SN praat)
o Norm: Randstad Holland (Alle belangrijke
steden in Nl = den haag, Rotterdam,
Amsterdam)
-Zuid-Nederlandse norm
* SN is ontslaan door dat dialecten en omdat
er een te grote taalbarrière was heeft men SN uitgevonden
Antwerpen was het meest gesproken en omdat het aan de haven lag was
er veel transport
DIALECTEN
Streekgebonden variant van standaardtaal
• Beperkt bruikbaar
• Ouder
• Verdwijnen (taal van het onderwijs, sommige
vakken worden in dialect gesproken)
Taalonderwijs
→Mobiliteit (verplaatsing naar: Antwerpen, Gent,
Hasselt = andere regiolecten)
→Status
Evolueren naar regiolecten
→Taalvariant van hele regio vb. West-Vlaams
TUSSENSAAL
Verkavelingsvlaams/frans met haar
→Gekuiste versie van dialect
→voornamelijk gebruikt in soaps
Kenmerken en tips
→Zie syllabus p. 31
Lijst dialectwoorden syllabus p. 31-32 KENNEN
→Te kennen van links naar rechts (uiteraard)
, Oefening syllabus p. 32-33
→Te kennen van links naar rechts (uiteraard)
Vakman à stielman Ajuin (spreekt.): ui
Metselaar à metselen appelsien (spreekt.):
Stukadoor àPleisteraar sinaasappel
Pompier à brandweerman Ardeense hesp: Ardense ham
Patissier à banketbakker autostrade (spreekt.):
Mazout à stookolie auto(snel)weg
Charcuterie àfijne vleeswaarden bak (spreekt.): krat
Nieuwkuis à stomerij bloemsuiker: poedersuiker
Paté à pastei bot (spreekt.): laars
Ardeense hesp à ardense ham bussel: bos
Schelletje à pakje (blokje kaas = een draaitrap: wenteltrap
hompje) frigo (spreekt.): koelkast
Een lat chocolade à een reep chocolade gelule: capsule
Schoteldoek à vaatdoek hospitalisatie:
En tas en een ondertas à kop en ziekenhuisopname
schoteltje koffer: kluis
Autostrade à autosnelweg lavabo: wastafel
Faars, kruilichten, standlichten à leeggoeg (spreekt.): statiegeld
grootlichten, dimlichten, stadslichten mazout: stookolie
Dominoà verdeelstekker materniteit: kraaminrichting
Plong à verzekeringskast Nieuwkuis: stomerij
Charcuterie → vleeswaren onderlijnen: onderstrepen
Een schelletje kaas → een plakje kaas ondertas (spreekt.): schoteltje
Een lat chocola → een reep chocolade plakker: stukadoor
Een schoteldoek, -vod → een (tennis)raket (spreekt.): racket
afwasdoek/ dweil regenvlaag: regenbui
De tas - ondertas → de tas - rondpunt: rotonde
theekopje/ ondertas (afhankelijk van ruitenwasser: glazenwasser
context) schelletje: plakje, sneetje,
De autostrade → de snelweg schijfje
De parese, kruislichten, schoteldoek: vaatdoek
standlichten → de koplampen, schuif (spreekt.): lade
dimlichten, stadslichten schuifaf: glijbaan
Het gelijkvloers → de begane grond solden (spreekt.):
Het tweede verdiep → de tweede seizoenopruiming
verdieping stamp (spreekt.): trap
Solden → uitverkoop
De Pries, domino, plomb → Een platte band → een lekke
dobbelsteen (Pries)/ dominosteen/ kurk band
(plomb) – afhankelijk van context Een camionette → een
Ingang verboden → verboden toegang bestelwagen
Het bord, de vloer, de ruiten Plat water → mineraalwater
kuisen → het bord, de vloer, de ramen zonder prik
schoonmaken Op het eerste zicht → op het
Zijn kopje omgooien en dus ... → zijn eerste gezicht
kopje laten vallen → morsen/ Op voorhand → van tevoren
kapotmaken Aflasten → annuleren