Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Resume

Volledige samenvatting Economie, geslaagd in eerste zit met 14/20

Note
-
Vendu
1
Pages
56
Publié le
01-12-2025
Écrit en
2023/2024

Dit is een volledige samenvatting economie. Het wordt gedoceerd in het eerste jaar van de richting rechtspraktijk. Geslaagd in eerste zit met een 14/20












Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

Infos sur le Document

Publié le
1 décembre 2025
Nombre de pages
56
Écrit en
2023/2024
Type
Resume

Aperçu du contenu

Economie

Maatschappelijk verantwoorde economie
= voor een bloeiende economie moeten we kijken naar drie
dimensies
1.​ Profit: de harde economische realiteit, groei, duurzaam.
Dit is nodig om welvaart te creëren.
2.​ Planet: ecologisch verantwoord ondernemen
3.​ People sociale dimensie, een bedrijf heeft werknemers
nodig. Als de welvaart niet verdeeld wordt, zijn we niet
goed bezig.



Inleiding
1 Doel van economische wetenschap
= het gevolg van de spanning die ontstaat tussen enerzijds de individuele en collectieve behoeften
van een samenleving enerzijds en anderzijds de schaarse beschikbare middelen
-​ behoefte (worden niet onderzocht op hun morele waarden)
-​ Schaarse middelen (beperktheid van ons inkomen)

behoefte: het aanvoelen van een tekort en het streven om dit tekort te bevredigen
schaarse middelen: de middelen- goederen en diensten- waarover de consument beschikt om zijn
talrijke behoeften te bevredigen, zijn maar in beperkte mate beschikbaar.

Economie is een keuzeprobleem:
-​ goederen/diensten zijn nuttig omdat ze behoeften bevredigen.
-​ een mens tracht met zijn beschikbare middelen te kiezen, dat hij volgens zijn schatting een
maximale behoeftebevrediging bereikt.
-​ behoeftebevrediging vindt plaats in gezinnen die geld uitgeven aan goederen/diensten.
-​ Men moet dus steeds kiezen hoe men beperkte middelen gaat gebruiken.
-​ CONCLUSIE: De mens heeft behoeften die ze graag ingevuld willen zien. Daartegenover
staan middelen, diensten en producten die de behoeften kunnen invullen. Die zijn veelvuldig,
maar moeten schaars en nuttig zijn. Je moet er een prijs voor betalen. Je moet er een deel
van je inkomen aan geven. Je kan zelf kiezen om behoeftes in te vullen.




nuttigheid: kiezen wat nuttig is + Rationeel over nadenken.
economie: een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van schaarse middelen.

,2 Welvaart en Welzijn

Welvaart: de mate waarin mensen de beschikbare schaarse middelen in hun behoeften kunnen
voorzien. (Vb. eten, verwarming, woning). Als we erin slagen de schaarse middelen te verminderen,
dan is de welvaart gestegen.

Welzijn: je gevoel van ‘welbevinden’ en de bevrediging van verlangens die geen beslag leggen op
schaarse middelen. Vb. Luxe-ervaring, liefde, gevoelens, vriendschap hebben.

gaat het samen?
→ Je hebt een minimum aan welvaart nodig om gelukkig te zijn (deprivatie). Als je het minimum niet
hebt zal het moeilijk zijn om gelukkig te zijn. Als je al super rijk bent, ga je niet gelukkiger worden als
je nog meer geld krijgt.

3 Soorten goederen

1.​ vrije goederen: niet schaarse goederen. Ze zijn overvloedig aanwezig dat de volledige
behoeften aan dergelijke goederen kan worden bevredigd. Vb. lucht, zon en zeewater.

2.​ economische goederen: schaarse goederen/diensten. Je betaalt er een prijs voor en ze
worden geproduceerd.
-​ zuivere individuele goederen: rivaliteit onder consumenten en producenten kunnen
consumenten uitsluiten van gebruik. Ze worden geproduceerd door de overheid en
de marktprijs dekt de kosten en maakt winst mogelijk. Vb. MIJN fiets

-​ zuivere collectieve goederen: niet-rivaliserend en niet-uitsluitbaar, omdat de
bescherming van de ene persoon de bescherming van de andere persoon niet
hindert. Geen uitsluiting, omdat het voor iedereen bereikbaar is. Ze worden aan de
samenleving als geheel geleverd waardoor iedereen de kosten daarvan moet
meebetalen via belastingen. Vb. Politie, brandweer

-​ Quasi collectieve goederen: komen voor verkoop op de markt in aanmerking, maar
soms worden ze uit sociale of praktische overwegingen door de overheid
aangeboden. De overheid regelt de organisatie, er is rivaliteit en uitsluitbaarheid.
Vb. onderwijs, tolweg

3.​ consumptie en investeringsgoederen
-​ consumptie: bevredigen onmiddellijk de behoeften van gezinshuishouding.
Vb. broodje, boekentas. Je consumeert het en gebruikt het.
-​ investering: dienen om andere (consumptie)goederen te produceren.

4.​ gebruik en verbruiksgoederen
-​ Gebruik: iets dat je veel vroeger kan gebruiken en vaker. Vb. Wc
-​ Verbruik: iets dat je maar één keer kan gebruiken. Vb. Wc-papier.

,4 Consumptie en productie
-​ consumptie: de aanwending van economische goederen voor niet-productieve doeleinden.
Het gaat gepaard met besteding van het inkomen.

-​ productie: het scheppen of toevoegen van waarde aan de economische goederen. Het gaat
gepaard met het verwerven van inkomen.

-​ productiefactoren: productie ontstaat door de samenwerking van drie factoren
●​ natuur: natuurlijke rijkdommen. Leverancier van grondstoffen en energie.
●​ arbeid: alle mogelijke arbeidsprestaties, zowel fysiek als intellectueel.
●​ ondernemerscapaciteit: arbeid gericht op het ondernemen/ het dragen van
economische risico’s op bedrijven.
●​ kapitaal: reële kapitaalgoederen, het geheel van door mensen geproduceerde
productiemiddelen.

5 De methode
1.​ Inductieve methode: een groot aantal feitelijke gegevens. Bij voldoende ervaring formuleert
men wetmatigheden die voor alle gevallen principieel van toepassing zijn.

2.​ Deductieve methode: algemeen beginsel waaruit men nieuwe besluiten afleidt. Als je uitgaat
van een algemeen beginsel dat de consumenten streven naar maximale behoeftebevrediging
gegeven hun budgetbeperking, kan men hieruit de vraag naar vb. smartphones afleiden.

6 De ceteris-paribus clausule
= als het overige gelijk is, onder overigens gelijke omstandigheden.
-​ Men ziet een bepaald economisch verschijnsel afhankelijk van één variabele, terwijl men alle
andere factoren waarvan het economisch verschijnsel afhankelijk is, veronderstelt als
constant.
-​ Vb. je wil weten wat er gebeurt met de inflatie als de rente verandert. Je pint alle variabelen
vast om te kijken wat er gaat gebeuren.

7 Micro-, meso- en macro-economie

-​ micro-economie: het bestuderen/beschrijven het gedrag van een individueel huishouden. Vb.
een gezinsverhouding waarin men inkomen verdient en waarin men dat inkomen gebruikt om
te consumeren.

-​ meso-economie: het bestuderen van bepaalde huishoudens. Vb. bepaalde bedrijfstak, sector
of regio.

-​ macro-economie: we kijken naar alle bedrijven, alle gezinnen en alle overheidshuishoudens.
De economische grootheden voor een heel land worden bij elkaar opgeteld.

, Hoofdstuk 1 Consumenten
1.1 De keuze van de optimale goederencombinatie

De keuze van de consument wordt bepaald door:
-​ Niet-economische factoren: voorkeuren en preferenties
●​ Sociologische en psychologische
-​ Economische factoren
●​ prijzen
●​ inkomen

1.1.1 De preferenties

sociologische factoren: alle invloeden die te maken hebben met het feit dat mensen tot een bepaalde
bevolkingsgroep behoren)
-​ gezinssituatie: wel/geen kinderen
-​ Sociale klasse: status, positie of buurt
-​ Religie: Vb. geen varkensvlees
-​ Woonplaats: Vb. stadsmensen met openbaar vervoer, geen auto.
-​ Nationaliteit

Psychologische factoren:
-​ persoonlijkheid: karakter van mensen
-​ levensstijl: hoe mensen hun tijd en geld spenderen
●​ bandwagoneffect: Je koopt iets omdat iedereen het koopt, kuddegedrag
●​ snobeffect je voelt je beter dan een ander, je koopt iets omdat een ander het niet kan.
-​ attitude: houdingen ten aanzien van producten en aanbieders aan de dag

De consument streeft naar nutsmaximalisatie, maximale behoeftebevrediging
→ Men wil maximale bevrediging van zijn goederen.

EERSTE WET VAN GOSSEN (WET VAN DALENDE GRENSNUT):
= Naarmate men meer beschikt over een aantal eenheden van een bepaald goed, daalt voor de
consument het nut van de laatst toegevoegde eenheid (=marginale eenheid).
Vb. Als je dorst hebt ga je naar café en drink een puntje, daarna nog een. Dat tweede pintje levert een
lager nut op dan het eerste. Na tien pintjes kan het nut zelfs negatief worden.

1.1.2 Budget en prijzen

De budgetlijn is een lijn van alle mogelijkheden. De rechte die de combinatie van 2 goederen
weergeeft die de consument met een bepaald budget kan aanschaffen, rekening houdend
met de prijzen van de goederen.


Budget = €300
Prijs voor broodje = €4
Prijs voor pintje = €2,50

Budgetlijn = Pbroodje . Qbroodje + Ppintje . Qpintje = budget

Waarbij​ P= Prijs
​ ​ Q= Hoeveelheid
€10,96
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Faites connaissance avec le vendeur
Seller avatar
verbreukenmyrthe

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
verbreukenmyrthe Artesis Hogeschool Antwerpen
Voir profil
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
2
Membre depuis
2 année
Nombre de followers
1
Documents
13
Dernière vente
3 jours de cela

0,0

0 revues

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Récemment consulté par vous

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions